gepubliceerd op 18 juli 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst
9 JULI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 april 1919 tot instelling van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, inzonderheid op de artikelen 5 en 6;
Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op de nieuwe gemeentewet gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1988, inzonderheid op artikel 189, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 1958 houdende toekenning van een vaste vergoeding aan bepaalde leden van het rijkswachtpersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 februari 1959, 21 mei 1970, 7 oktober 1975, 22 september 1980, 12 maart 1981, 26 november 1985, 25 november 1986, 16 februari 1988 en 25 februari 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der Ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967, 2 maart 1989 en 20 december 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 oktober 1986 tot vaststelling van de graden van het personeel van de gemeentepolitie, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juni 1991 en 3 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 juli 1991 betreffende de toekenning van een toelage en de terugbetaling van de reiskosten aan de leden van de gerechtelijke politie bij de parketten wegens detachering naar het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie, inzonderheid op de artikelen 1 en 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 mei 1994 houdende toekenning van een toelage aan sommige leden van de rijkswacht die bij het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten zijn gedetacheerd;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 1998;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 juni 1995 houdende toekenning aan de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten van zekere vaste vergoedingen, inzonderheid op hoofdstuk III;
Gelet op het advies van de Raad van Overleg van de gerechtelijke politie, gegeven op 22 december 1999;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van de gerechtelijke politie, gegeven op 27 oktober 1999;
Gelet op het protocol nr. 7 van 18 november 1999 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën geaccrediteerd bij de rijkswacht, gegeven op 6 mei 1998;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën geaccrediteerd bij de Minister van Justitie, gegeven op 6 mei 1998;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën geaccrediteerd bij de Minister van Binnenlandse Zaken, gegeven op 10 juli 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 21 januari 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 18 april 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de datum van de inplaatsstelling van de toekomstige geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, is vastgesteld op 1 januari 2001 en dat op deze datum de algemene politiesteundienst ten gevolge daarvan zou verdwijnen;
Overwegende overigens dat het aangewezen is, vóór deze datum, een eind te stellen aan de reglementaire onzekerheid die sedert de inplaatsstelling van deze dienst rond bepaalde aspecten van de statutaire toestand van de personeelsleden heerst;
Overwegende dat het derhalve van belang is die tekst binnen de kortste mogelijke termijnen bekend te maken;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is toepasselijk op de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten, van de rijkswacht en van de korpsen van de gemeentepolitie, bedoeld in artikel 2, voor zover de onkosten die voortvloeien uit hun aanwijzing voor of hun detachering naar de algemene politiesteundienst, nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een bijzondere regeling voor het geheel of een deel van de periode gedurende dewelke de bepalingen van dit besluit op hen toepasselijk zijn.
Art. 2.Een artikel 14bis, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst ingevoegd : "
Artikel 14bis.§ 1. Onverminderd het in artikel 14, § 2, tweede lid, bepaalde en met uitzondering van degenen die als verbindingsofficier of als adjuncten van deze laatsten naar het buitenland worden gezonden, kunnen de voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerde personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten en van de rijkswacht aanspraak maken op dezelfde terugbetalingen, vergoedingen en toelagen waarop zij, op grond van hun statuut, aanspraak kunnen maken in geval van tewerkstelling bij of detachering naar het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie. § 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 14, § 2, tweede lid, en met uitzondering van degenen die als verbindingsofficier of als adjuncten van deze laatsten naar het buitenland worden gezonden, kunnen de voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerde personeelsleden van een korps van de gemeentepolitie aanspraak maken op : 1° de toelage en terugbetaling van de reiskosten die bedoeld zijn door het koninklijk besluit van 12 juli 1991 betreffende de toekenning van een toelage en de terugbetaling van de reiskosten aan de leden van de gerechtelijke politie bij de parketten wegens detachering naar het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie;2° volgens de toekenningsvoorwaarden en het bedrag die door deze reglementering bepaald zijn, de vergoeding die bedoeld is in het koninklijk besluit van 26 februari 1958 houdende toekenning van een vaste vergoeding aan bepaalde leden van het rijkswachtpersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 februari 1959, 21 mei 1970, 7 oktober 1975, 22 september 1980, 12 maart 1981, 26 november 1985, 25 november 1986, 16 februari 1988 en 25 februari 1996. § 3. Voor de toepassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 juli 1991 betreffende de toekenning van een toelage en de terugbetaling van de reiskosten aan de leden van de gerechtelijke politie bij de parketten wegens detachering naar het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie, worden de personeelsleden van een korps van de gemeentepolitie gelijkgesteld met de gerechtelijke officieren bij de parketten, als zij bekleed zijn met een graad van officier zoals bedoeld in artikel 1, C. van het koninklijk besluit van 13 oktober 1986 tot vaststelling van de graden van het personeel van de gemeentepolitie; met gerechtelijke agenten, als zij bekleed zijn met een graad van agent, inspecteur, veldwachter, hoofdveldwachter of brigadecommissaris zoals bedoeld in artikelen 1, A. en B. en 2 van voornoemd besluit.
Overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde gelijkstelling en voor zover ze vóór 1 januari 1999 voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerd werden, ontvangen ze de bedragen bepaald bij § 1 van voornoemd artikel, wanneer zij behoren tot een politiekorps van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, en bij § 2, wanneer zij behoren tot een ander korps. Indien ze na 1 januari 1999 voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerd werden, ontvangen ze de bedragen bepaald bij § 1 van voornoemd artikel.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 1994.
Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 juli 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN