gepubliceerd op 03 mei 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie
9 APRIL 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 9 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 Toekenning van een eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64928/CO/319) Gelet op het "akkoord met de non-profitsector" van 29 juni 2000, tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van de Franse Gemeenschapscommissie, het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de vertegenwoordigers van de werknemers en van de inrichtende machten, wordt het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de instellingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, die erkend en/of gesubsidieerd zijn door de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 3.Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel. HOOFDSTUK II. - Bepalingen
Art. 4.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst leggen de regels vast die van toepassing zijn op de werknemers bedoeld in artikel 1 inzake de eindejaarstoelage, en dit voor het jaar 2001 en de volgende jaren.
Art. 5.Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit twee verhoogde forfaitaire gedeelten en een veranderlijk gedeelte. 1. a) Het forfaitaire gedeelte wordt berekend vanaf 1991 overeenkomstig de toepassing van artikel 5, § 2, punt 1, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 december 1987.Derhalve wordt het bedrag van het forfaitaire gedeelte van het in aanmerking genomen jaar bekomen door het forfaitaire gedeelte van het vorige jaar te vermeerderen met een percentage dat varieert in functie van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar.
Dit percentage wordt berekend tot op vier decimalen. Voor het jaar 2000 bedraagt het bedrag van het vaste gedeelte 278,73 EUR (11 244 BEF) (koninklijk besluit van 15 december 1999, Belgisch Staatsblad van 23 december 1999). b) Vanaf 1 januari 2001 wordt bij het forfaitaire gedeelte een jaarlijkse bruto premie gevoegd van 161,40 EUR (6 511 BEF).De toename van deze premie zal volgens dezelfde modaliteiten gebeuren als deze die zijn beschreven in het gedeelte 1, a), en zal toegekend worden aan alle werknemers, in verhouding met : 1/5e van deze premie wordt toegekend in 2001; 2/5e van deze premie wordt toegekend in 2002; 3/5e van deze premie wordt toegekend in 2003; 4/5e van deze premie wordt toegekend in 2004; 5/5e van deze premie wordt toegekend in 2005. 2. Het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct.van het geïndexeerd jaarlijks brutoloon dat als basis gediend heeft voor de berekening van het loon dat aan de werknemer verschuldigd is voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 6.§ 1. Het totale bedrag van de eindejaarstoelage wordt toegekend aan de werknemer die een functie uitoefent die het uitvoeren van werkelijke volledige of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties omvat, en die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referentieperiode.
De gelijkgestelde arbeidsprestaties zijn deze bedoeld in de artikelen 16 en 41 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot vaststelling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.
De referteperiode is de periode van 1 januari tot en met 30 september van het betrokken jaar. Iedere gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand tijdens de referteperiode geeft recht op een negende van de toelage toegekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 3. Onder "maand" wordt verstaan : elke aanwerving die een aanvang neemt vóór de dertiende dag van de maand. § 2. Als de werknemer de totale toelage niet kan genieten in het kader van volledige arbeidsprestaties, omdat hij in dienst werd genomen tijdens of de instelling heeft verlaten in de loop van de referteperiode, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rato van de tijdens de referteperiode verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. § 3. Het bedrag van de toelage voor de deeltijds tewerkgestelde werknemer wordt berekend naar rato van de duur van de arbeidsprestaties die hij in de loop van de referteperiode heeft of zou hebben gepresteerd.
Art. 7.De eindejaarstoelage wordt in éénmaal uitbetaald in de loop van de maand december van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 8.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan de werknemers die om dringende reden zijn ontslagen, noch voor arbeidsprestaties gepresteerd tijdens een niet-afdoende proefperiode.
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers die reeds een eindejaarstoelage genieten die tenminste gelijkwaardig is aan deze bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1989 betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage (koninklijk besluit van 3 juli 1990 - Belgisch Staatsblad van 25 juli 1990).
Art. 11.De collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de instellingen en diensten, en die gunstigere bepalingen bevatten voor de werknemers, blijven van toepassing.
Art. 12.De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen toegekend door deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts effectief zullen worden toegekend aan de werknemers voor zover de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het College van de Franse Gemeenschapscommissie punt 5, 1°, van het akkoord van 29 juni 2000 en de bijlage van 19 juli 2001 bij dit zelfde akkoord integraal uitvoeren. Zij komen eveneens overeen deze zelfde overheden in te lichten over de goede uitvoering van deze overeenkomst.
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Zij wordt van kracht op 1 januari 2001. Zij kan worden opgezegd met een opzeggingstermijn van één jaar, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, die de ondertekenende partijen ervan in kennis stelt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 april 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN