gepubliceerd op 23 december 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening
8 JULI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid op artikel 1, derde lid, vervangen bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening;
Gelet op het Advies van de Inspecteur van Financiën van 29 maart 1999;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 1 april 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 juni 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid, en van Onze Minister van Pensioenen, Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor de Dringende Geneeskundige Hulpverlening worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een 6°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 6°bis het bewerkstelligen en het formaliseren van het protocol bedoeld in artikel 7, vierde lid, 1° en 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 2 april 1965, tussen het eenvorming oproepstelsel, alle ziekenhuizen met een spoedgevallendienst en alle wachtdiensten, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie, met vermelding van de specifieke noodzakelijke diagnostische en therapeutische middelen en de hierbij horende ziekenhuizen van bestemming, evenals van de specifieke pathologieën waarvoor het bijhouden van het medisch dossier het ziekenhuis van bestemming kan bepalen, alsook van de mogelijke toepassing van artikel 7, zesde lid, van hetzelfde besluit;»; 2° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Met het oog op het afsluiten van de protocollen, bedoeld in 6° en 6°bis, van het eerste lid, wordt eveneens een vertegenwoordiger van elk ziekenhuis met een spoedgevallendienst, bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, lid van een Commissie met aangrenzend amtsgebied uitgenodigd, voor zover bedoelde ziekenhuizen beantwoorden aan de notie « dichtsbijgelegen ziekenhuis met een spoedgevallendienst » ten aanzien van enige plaats in het werkingsgebied van de Commissie en voor zover bedoelde ziekenhuizen tot deze deelname verzoeken.».
Art. 2.In artikel 5, § 3, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bedoeld in artikel 4, 5°, en 6° », vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 4, eerste lid, 5° en 6° »;2° in het tweede lid worden de woorden « bedoeld in artikel 4, 5°, of 6° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 4, eerste lid, 5° of 6° »;3° in het vierde lid worden de woorden « bedoeld in artikel 4, 5°, c) » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 4, eerste lid, 5°, c) »;4° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « De opdrachten van de Commissie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6°bis, worden vervuld door een werkgroep, voorgezeten door de voorzitter van de Commissie en samengesteld uit de leden bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, 3°, en 6°, die ieder hun ziekenhuis of dienst vertegenwoordigen.».
Art. 3.Artikel 6, § 1, 3°, wordt aangevuld met de woorden « bedoeld in artikel 3, § 1, 1° ».
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « artikel 4, 8° » vervangen door de woorden « artikel 4, eerste lid, 8° »;2° in § 2, 2°, worden de woorden « artikel 4, 7° » vervangen door de woorden « artikel 4, eerste lid, 7° »;3° in § 2, 3°, worden de woorden « artikel 4, 5° », vervangen door de woorden « artikel 4, eerste lid, 5° »;4° § 2, wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt : « 4° het protocol, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6°bis, te bekrachtigen.».
Art. 5.In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, tot 7° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot 7° ».
Art. 6.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid, en Onze Minister van Pensioenen, Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 juli 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Pensioenen, Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, J. PEETERS