Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 02 september 1998

Koninklijk besluit tot oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022556
pub.
02/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998022556/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid artikel 1, derde lid;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 juni 1995;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 2 maart 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 20 maart 1998 over de adviesaanvraag binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en van Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;2° ambulancedienst : de door de openbare overheid georganiseerde ambulancedienst bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet of de private personen die bij toepassing van artikel 5, derde lid, van de wet, bij overeenkomst met de Staat aanvaard hebben hun medewerking aan de dringende medische hulpverlening te verlenen;3° mobiele urgentiegroep : de erkende functie "mobiele urgentiegroep" in de zin van het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen toepasselijk worden verklaard op de functie "mobiele urgentiegroep", die met toepassing van artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel, is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening;4° spoedgevallendienst : de spoedgevallendienst, bedoeld in artikel 1, 3°, van voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1965;5° wachtdienst : de wachtdienst van de beoefenaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst en de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die de bevolking een regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorgen ten huize waarborgen, georganiseerd overeenkomstig artikel 9 van hetzelfde besluit; 6° noodsituatie : een rampspoedige gebeurtenis, een catastrofe of een schadegeval waarbij zich een ernstige en plotse verstoring van de maatschappelijke orde voordoet of dreigt voor te doen of waarbij het leven of de gezondheid van personen in gevaar is of dreigt te komen;7° de Minister : de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;8° het Bestuur : het Bestuur van de Gezondheidszorgen in het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. HOOFDSTUK II. - Oprichting

Art. 2.In elke provincie en binnen de geografische omschrijving van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt een Commissie voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening opgericht, hierna "de Commissie" genoemd, die ressorteert onder het Bestuur. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en taken

Art. 3.§ 1. Elke Commissie is samengesteld uit : 1° twee vertegenwoordigers van de brandweerdienst van de in het ambtsgebied van de Commissie gelegen gemeenten als bedoeld in artikel 3 van de wet, met name de dienstchef en de officier van het centrum;2° een vertegenwoordiger van elke ambulancedienst, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie;3° een arts, vertegenwoordiger van elke spoedgevallendienst, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie;4° een arts, vertegenwoordiger van elke mobiele urgentiegroep, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie;5° een verpleegkundige, vertegenwoordiger van elke mobiele urgentiegroep, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie;6° een vertegenwoordiger van elke wachtdienst, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie;7° een vertegenwoordiger van de hulpdienst van het Rode Kruis, werkzaam in het ambtsgebied van de Commissie;8° de provinciegouverneur of zijn vertegenwoordiger en in de Commissie voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de in de Provinciewet bedoelde commissaris van de federale regering die de titel van gouverneur voert, of diens vertegenwoordiger. § 2. De vertegenwoordigers van de diensten bedoeld in § 1, 2°, tot 7°, dienen daadwerkelijk werkzaam te zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening in deze diensten en worden door hen voorgedragen. § 3. De leden bedoeld in § 1, 1° tot 7°, hebben beslissende stem.

Het lid bedoeld in § 1, 8°, heeft raadgevende stem. § 4. Elk lid, bedoeld in § 1, 2° tot 7°, heeft een plaatsvervanger die aan dezelfde benoemingsvoorwaarden onderworpen is en eveneens door zijn dienst of functie wordt voorgedragen.

De plaatsvervangers van de leden bedoeld in § 1, 1°, worden door deze effectieve leden voorgedragen onder de officieren van de brandweerdienst. § 5. De leden bedoeld in § 1, 1° tot 7°, evenals hun plaatsvervangers, worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbare periode van vier jaar. § 6. De gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied van de Commissie is voorzitter van de Commissie. Hij heeft raadgevende stem.

De ondervoorzitter wordt benoemd door de Minister na voordracht op een dubbele lijst door de Commissie.

Art. 4.In haar ambtsgebied heeft de Commissie tot taak : 1° het bewerkstelligen van de samenwerking en het formaliseren van afspraken tussen alle instanties vertegenwoordigd in de Commissie en bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot 7°, met het oog op de organisatie en de uitvoering van de dringende geneeskundige hulpverlening;2° het toezicht houden op de opleiding van hulpverleners - ambulanciers van het ambtsgebied van de Commissie, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Minister;3° het bewerkstelligen van de samenwerking van alle personen die instaan voor de dringende geneeskundige hulpverlening aan slachtoffers van collectieve noodsituaties;4° het waken over het goed beheer en de verwerking van de oproepen met medisch karakter gericht aan de centra van het eenvormig oproepstelsel;5° het bewerkstelligen en formaliseren van een akkoord tussen alle ziekenhuizen met een spoedgevallendienst die zich bevindt in het ambtsgebied van de Commissie, die een mobiele urgentiegroep uitbaten of zich kandidaat stellen voor het uitbaten van een mobiele urgentiegroep, en dit betreffende : a) de vertrekplaatsen van elke mobiele urgentiegroep;b) de lijst van de ziekenhuizen die deel uitmaken van elke associatie bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om te worden erkend;c) de vaststelling van de interventiezones van elk van de mobiele urgentiegroepen die werkzaam zijn in het ambtsgebied van de Commissie;6° het bewerkstelligen en het formaliseren van het protocol bedoeld in artikel 7, derde lid, 2°, en 3°, van voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1965, tussen alle ziekenhuizen met een spoedgevallendienst die zich bevindt in het ambtsgebied van de Commissie, met vermelding van de specifieke noodzakelijke diagnostische of therapeutische middelen en de hierbij horende ziekenhuizen van bestemming, evenals van de specifieke pathologieën waarvoor het bijhouden van het medisch dossier het ziekenhuis van bestemming kan bepalen;7° het verlenen van advies over alle aangelegenheden die behoren tot de toepassing van de wet of diens uitvoeringsbesluiten, ambtshalve, op verzoek van de Minister of, voor de bevoegdheden bedoeld in artikel 4, 3°, op verzoek van de provinciale of gemeentelijke overheden;8° de goedkeuring van het jaarlijks activiteitenverslag. HOOFDSTUK IV. - Werking

Art. 5.§ 1. De Commissie vergadert tenminste éénmaal per jaar na bijeenroeping door de voorzitter.

De voorzitter dient eveneens de Commissie bijeen te roepen : 1° op verzoek van de Minister of zijn afgevaardigde;2° op verzoek van de leden bedoeld in artikel 3, § 1, 1°;3° op verzoek van een meerderheid van de leden van één der categorieën, bedoeld in artikel 3, § 1, 2° tot 7°;4° op verzoek van het Bureau. § 2. Voor de uitvoering van haar opdrachten kan de Commissie in haar schoot werkgroepen oprichten en beroep doen op het advies van exporten van haar keuze. § 3. De opdrachten van de Commissie, bedoeld in artikel 4, 5°, en 6°, worden vervuld door een werkgroep die wordt voorgezeten door de voorzitter van de Commissie.

De in het eerste lid bedoelde werkgroep is samengesteld uit deze leden bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, die in de Commissie de ziekenhuizen vertegenwoordigen bedoeld in artikel 4, 5°, of 6°, en dit afhankelijk van de bevoegdheden die door de werkgroep worden uitgeoefend; elk van deze leden vertegenwoordigt de beheerder van zijn ziekenhuis.

Voor zover de overheid of overheden, krachtens de artikelen 128, 130 of 136 van de Grondwet bevoegd voor de erkenning van de in artikel 3, § 1, 3°, bedoelde spoedgevallendiensten, een vertegenwoordiger voor de in het eerste lid bedoelde werkgroep aanduiden, heeft deze er raadgevende stem.

Een interventiezone, bedoeld in artikel 4, 5°, c), kan slechts de grenzen van het ambtsgebied van de Commissie overschrijden, voor zover de in het eerste lid bedoelde werkgroep van de Commissie van het ambtsgebied waarin kwestieuze interventiezone ten dele voorkomt, zijn instemming verleent met alle bepalingen van het akkoord die de kwestieuze mobiele urgentiegroep betreffen. § 4. Op verzoek van de Minister of telkens de Commissie dit noodzakelijk acht, worden artsen of verpleegkundigen die krachtens een overeenkomst met de Staat belast zijn met de opleiding, bijscholing en evaluatie van de aangestelden van het eenvormig oproepstelsel, uitgenodigd op de vergaderingen van de Commissie, en dit met betrekking tot materies die betrekking hebben op hun opdracht. Deze artsen en verpleegkundigen hebben raadgevende stem.

Art. 6.§ 1. Het Bureau van de Commissie bestaat uit : 1° de voorzitter van de Commissie;2° de ondervoorzitter van de Commissie;3° een vertegenwoordiger van de brandweerdienst;4° een vertegenwoordiger van de ambulancediensten;5° een arts, vertegenwoordiger van de spoedgevallendiensten;6° een arts, vertegenwoordiger van de mobiele urgentiegroepen;deze mag niet behoren tot hetzelfde ziekenhuis als de vertegenwoordiger bedoeld in 5°; 7° een verpleegkundige, vertegenwoordiger van de mobiele urgentiegroepen die noch behoort tot de mobiele urgentiegroep waartoe de vertegenwoordiger bedoeld in 6°, behoort, noch behoort tot hetzelfde ziekenhuis als de vertegenwoordiger bedoeld in 5°;8° een vertegenwoordiger van de wachtdiensten. § 2. De in § 1, 3° tot 8°, bedoelde leden worden uit hun midden aangewezen door de leden van de Commissie, vertegenwoordigers van dezelfde diensten of functie, bedoeld in artikel 3, § 1, 3° tot 8°. § 3. Elk lid van het Bureau, bedoeld in § 1, 3° tot 8°, heeft een plaatsvervanger, onderworpen aan dezelfde aanstellingsvoorwaarden als de effectieve leden.

Art. 7.§ 1. Het Bureau verzekert de goede werking van de Commissie, met name door het opmaken van de agenda van de vergaderingen en het voorbereiden van de hierop betrekking hebbende dossiers. Het Bureau stelt eveneens het jaarlijks activiteitenverslag op, dat krachtens artikel 4, 8°, door de Commissie wordt goedgekeurd. § 2. Het Bureau heeft daarenboven in het bijzonder tot taak : 1° ambtshalve of op verzoek van de provinciale en gemeentelijke overheden, ten behoeve van deze instanties adviezen te formuleren in verband met de organisatie van de dringende medische hulpverlening, ter voorbereiding van risicovolle manifestaties, na raadpleging van de betrokken sectoren;2° in geval van hoogdringendheid, de adviesbevoegdheid van de Commissie uit te oefenen, bedoeld in artikel 4, 7°;in een dergelijk geval wordt het advies verstrekt na raadpleging van de betrokken diensten, bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot 7°; 3° ten aanzien van de Minister een met reden omkleed advies te verstrekken aangaande de goedkeuring van het akkoord bedoeld in artikel 4, 5°.

Art. 8.Het Bureau vergadert tenminste viermaal per jaar.

Een effectief lid dat weerhouden is, laat zich door zijn plaatsvervanger vertegenwoordigen.

Art. 9.De Commissie beslist bij stemming door de aanwezige stemgerechtigde leden, waarbij elke categorie van leden, bedoeld in artikel 3, § 1, 2° tot 7°, over een gelijk aantal stemmen beschikt. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van twee derden van het totaal aantal stemmen.

Het Bureau beslist bij meerderheid van de aanwezige leden, bedoeld in artikel 6, § 1.

Art. 10.Het secretariaat van de Commissie en het Bureau wordt waargenomen door een verpleegkundige met een bijzondere ervaring in spoedgevallenzorg, die voor deze functie is aangeduid door de Directeur-generaal van het Bestuur en tenminste voor drie vierden van een voltijdse betrekking ter beschikking is gesteld van het Bestuur.

De secretaris woont in deze hoedanigheid de vergaderingen van de Commissie, het Bureau en de in artikel 5, § 2, bedoelde werkgroepen bij.

Art. 11.De goedgekeurde verslagen van de vergaderingen van de Commissie, het Bureau en de werkgroepen bedoeld in artikel 5, §§ 2 en 3, de adviezen en akkoorden, zoals bedoeld in de artikelen 4, 5, §§ 2 en 3, en 7, § 2, evenals het jaarlijks activiteitenverslag, worden overgemaakt aan de Minister via de Directeur-generaal van het Bestuur.

Art. 12.De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat Ons ter goedkeuring wordt voorgelegd. Dit huishoudelijk reglement bepaalt inzonderheid de procedure betreffende de besluitvorming. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 14.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, J. PEETERS

^