Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 1999
gepubliceerd op 31 juli 1999

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van een vergoeding toegekend aan de personeelsleden van de rijkswacht die deelnemen aan humanitaire of politieoperaties onder het gezag van een of meerdere internationale instellingen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000562
pub.
31/07/1999
prom.
08/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/08/1999000562/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JULI 1999. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van een vergoeding toegekend aan de personeelsleden van de rijkswacht die deelnemen aan humanitaire of politieoperaties onder het gezag van een of meerdere internationale instellingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juni 1975 houdende de toekenning aan sommige personeelsleden van de rijkswacht van een toelage voor bijkomende prestaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 maart 1977 en 2 maart 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht, inzonderheid op de artikelen 26 en 27, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 september 1990, 16 december 1994 en 25 februari 1996 en op artikel 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 mei 1994 betreffende de indienstneming van contractuele personeelsleden bij de rijkswacht, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 januari 1999;

Gelet op het protocol nr. 6 van 21 juni 1999 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 3 mei 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 mei 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Ministerraad tijdens zijn zitting van 21 mei 1999 heeft besloten op aanvraag van de Westerse Europese Unie een detachement van rijkswachters naar ALBANI|$$|ADE te sturen;

Overwegende dat deze terbeschikkingstelling binnen de kortste termijnen effectief zou moeten zijn;

Overwegende dat het dus van belang is, gezien de bijzondere context van deze opdracht, dat de daarbij betrokken personeelsleden van nu af met zekerheid kunnen ingelicht worden over het statutaire stelsel dat van toepassing zal zijn, en, bijgevolg, dat deze reglementaire tekst onverwijld van kracht wordt;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Een dagvergoeding kan toegekend worden aan de personeelsleden van het operationeel korps van de rijkswacht die deelnemen aan humanitaire of politieoperaties onder het gezag van een of meerdere internationale instellingen.

Die vergoeding wordt vastgesteld als volgt : Officieren: 3 250 frank;

Onderofficieren: 2 650 frank.

Wanneer ze toegekend wordt, wordt de vergoeding betaald vanaf de dag van het vertrek van het Belgisch of Duits grondgebied tot en met de dag van de terugkomst op het Belgisch of Duits grondgebied.

De vergoeding is gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Ze is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art. 2.§ 1. De in artikel 1 bedoelde vergoeding beoogt de bijkomende kosten te dekken die het gevolg zijn van een verwijdering van de familie en van de opgelopen risico's alsook van de hinder en van de inconveniënten die voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden onder dewelke de in artikel 1 bedoelde operaties uitgevoerd worden. § 2. Gedurende de periode tijdens dewelke het personeelslid bedoeld in artikel 1 van dit besluit de vergoeding bepaald bij hetzelfde artikel geniet, heeft hij geen recht op : 1° de vergoeding voor kleine uitgaven zoals bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland;2° de toelagen bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 1975 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de rijkswacht van een toelage voor bijkomende prestaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 maart 1977 en 2 maart 1998;3° de toelagen bedoeld in de artikelen 26 en 27, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 september 1990, 16 december 1994 en 25 februari 1996 en 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 1990, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht.

Art. 3.De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt welke de opdrachten zijn waarop de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn.

De Minister van Binnenlandse Zaken kan de toepassing van dit besluit daarenboven uitbreiden tot andere personeelsleden van de rijkswacht.

Hij bepaalt met welke personeelsleden van het operationeel korps deze personen bijgevolg worden gelijkgesteld voor de toepassing van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1999.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^