gepubliceerd op 21 februari 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1999-2000
8 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1999-2000 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1999-2000.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999 Loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1999-2000 (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 1999 onder het nummer 52852/CO/117) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren.
Onder "werklieden" verstaat men de werklieden en de werksters.
Onder "V.Z.W." verstaat men de vereniging zonder winstoogmerk. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie, vorming en educatief verlof Afdeling 1. - Beroepenclassificatie
Art. 2.§ 1. De beroepenclassificatie van de werklieden wordt als volgt bepaald en is slechts geldig voor functies welke bestendig worden uitgevoerd : 1. Schoonmakers-kantinewerklieden 2.Hulpwerklieden Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de werklieden die aan om het even welk werk van laden, lossen, schoonmaken, bewaken, enz., dat geen bijzondere kennis vergt, kunnen worden tewerkgesteld. 3. Geoefende hulpwerklieden De categorie "geoefende hulpwerklieden" wordt onderverdeeld in : a) Geoefende hulpwerklieden A : de werklieden die zich oefenden in een werk dat aan de exploitatie van petroleuminstallaties eigen is. Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : 1. de werklieden, na één jaar in de categorie "hulpwerklieden" gerangschikt te zijn geweest;2. de hulpmagazijniers, overslagers, gewone begeleiders, werklieden tewerkgesteld aan het laden en lossen van verpakte goederen, wegers, tellers, gewone pompmannen (vullers), dragers (overbrengen van post en documenten), bevoorraders, wakers, evenals de werklieden tewerkgesteld aan de proef der dichtheid en de verzegeling der vaten.b) Geoefende hulpwerklieden B : de geoefende werklieden tewerkgesteld in de sector, te weten : aan de fabricage, de verzending, in de laboratoria en in de elektrische centrales. Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de begeleiders-inkasseerders, tankpeilers, mengers van petroleumproducten, de werklieden tewerkgesteld aan het ledigen en het vullen van vaten in petroleuminstellingen. 4. Geschoolde werklieden - 2e categorie De werklieden die een beroep kennen en onder toezicht werken van de meestergast of van de geschoolde arbeider 1e categorie.Zij werken niet volgens plannen of modellen.
Tot deze categorie behoren eveneens de werklieden die een functie uitoefenen waarvoor geen enkele bijzondere vorming nodig is geweest en welke na enkele maanden praktijk kan worden beoefend.
Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de volwassen helpers van de geschoolde werklieden der hogere categorieën, de ketel- en pipes-stillstokers, forkliftbestuurders, kraanmannen, metselaars, schrijnwerkers en schilders (gewoon werk aan gebouwen en pistoolschilderen), de pompmannen in de menginstallaties, de werklieden tewerkgesteld in de productie en/of de raffinage, de laboranten, enz. 5. Tankwagen- of vrachtwagenchauffeur, loco-tractors- en locopulsorsbestuurders, autobestuurders.6. Geschoolde werklieden - 1e categorie De technisch geschoolde werklieden die een beroep hebben aangeleerd en het bewijs leveren het gedurende ten minste vijf jaar te hebben uitgeoefend (periode ingekort tot ten minste drie jaar voor degenen die cursussen van beroeps- of technische scholen hebben gevolgd). Zij moeten individueel kunnen werken volgens plannen en modellen.
Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de bankwerkers, ketelstokers die zonder toezicht werken, elektriciens, takelaars ("riggers"), kraanmannen (auto en rups), isoleerders, eerste klasse metselaars, mecaniciens, mecaniciens van dieselmotoren, schrijnwerkers-timmerlieden, monteurs, geschoolde vliegveldwerklieden, schilders, brandweerlieden, pompmannen die zelf de mengelingen kunnen uitvoeren en bekwaam zijn zelf de berekeningen te maken welke die handelingen vereisen, pompmannen-mecaniciens, schavers-boorders, autogeenlassers, draaiers-turbine-wachters (elektrische centrale), buizenleggers, instrumentatietechnici, enz. 7. Meer dan geschoolde werklieden De werklieden die hun vak grondig kennen en bij het uitoefenen van hun functies met een verantwoordelijkheid zijn belast. Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : a) de meer dan geschoolde bankwerkers voor instrumenten, zeer geschoolde lassers die speciale legeringen kunnen lassen en geslaagd zijn in de A.P.I.-testen, evenals alle andere categorieën van geschoolde werklieden met gelijkwaardige functies en verantwoordelijkheid; b) de werklieden die tenminste twee vakken uitoefenen waarvan sprake in de categorie "Geschoolde werklieden - 1e categorie", na te zijn geslaagd in de verschillende proeven vereist voor de geschoolde werklieden van 1e categorie. § 2. Procedure voor het onderzoek van gevallen met betrekking tot de classificatie op het vlak van de ondernemingen.
Eventuele vragen aangaande individuele of collectieve problemen op het vlak van het bedrijf, met betrekking tot de classificatie, dienen onder een geschreven vorm en gemotiveerd, door de syndicale delegatie, te worden ingediend bij de directie.
Deze laatste zal ze onderzoeken in het licht van de conventionele classificatie, alsmede van het aan het bedrijf eigen beleid en de conventionele bedrijfsafspraken inzake classificatie.
Op haar verzoek, zal de syndicale delegatie iedere opheldering krijgen met betrekking tot de hiërarchie der werkliedentaken, die in het bedrijf van kracht is.
De directie zal de termijn bepalen waarbinnen een oplossing zal kunnen gevonden worden, zonder de twee maanden te overschrijden.
De oplossing zal goedgekeurd worden in overleg met de syndicale delegatie. Afdeling 2. - Vorming
Art. 3.Aan de werklieden wordt betaald verlof verleend, dienende ter voorbereiding van het examen van beroepscursussen, onder de volgende voorwaarden : a) de duur van het betaald verlof beloopt minimum drie en maximum zes kalenderdagen : objectieve criteria zullen paritair op het vlak van de onderneming worden vastgesteld ter bepaling van de duur van het desbetreffend verlof, op grond van de moeilijkheden van het af te leggen examen;b) het dient om een beroepsvervolmaking te gaan die verband houdt met de bedrijvigheid van de onderneming;c) de toekenning van dit voordeel is ondergeschikt aan het slagen in het examen;d) de werkman moet in dienst van dezelfde werkgever blijven één jaar na het examen;e) het bijwonen van de cursussen en, in de mate van het mogelijke, de toekenning van het verlof, mogen noch het werk in ploegen, noch de gewone of overwerken in het gedrang brengen. Indien een dagwerkman reeds een beroepscursus is begonnen, zal men vermijden hem in shift te plaatsen om de voortzetting van deze cursus niet te onderbreken.
De werklieden die van het betaald educatief verlof genieten, kunnen dit niet cumuleren met de voordelen voorzien in dit artikel. Afdeling 3. - Educatief verlof
Art. 4.Bij toepassing van de artikelen 108 tot 144 van de herstelwet van 22 januari 1985 (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985) en van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1985) kunnen onder bepaalde voorwaarden de arbeiders uit de sector genieten van educatief verlof dit wil zeggen dat zij met behoud van hun normale loon een erkende opleiding of cursus kunnen volgen (zie algemene wetgeving). HOOFDSTUK III. - Arbeidsduur
Art. 5.§ 1. De wekelijkse arbeidsduur wordt bepaald op 38 uren.
Vanaf 1 januari 1985, zullen er zes dagen bij wijze van arbeidsduurvermindering worden toegekend. Dit zijn twee bijkomende dagen, te voegen bij de vier dagen toegekend in 1983 (prorata temporis de effectieve prestaties : dit wil zeggen één dag per twee maanden; dit betreft dezen die slechts een deel van het jaar in dienst zijn).
De toekennings- en betalingsmodaliteiten van deze zes dagen zullen bepaald worden op het vlak van de ondernemingen, samen met de vertegenwoordigde werknemersinstanties.
Binnen het raam van de door de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen geschapen mogelijkheden om tewerkstellingsakkoorden af te sluiten, wordt voor 1999, één bijkomende betaalde verlofdag toegekend.
Deze nieuwe arbeidsduur stemt overeen met een gemiddelde van 36 uur en 50 minuten voor 1999.
Op 1 januari 2000 worden twee bijkomende betaalde verlofdagen toegekend.
Deze nieuwe arbeidsduur stemt overeen met een gemiddelde van 36 uur en 30 minuten voor 2000.
De laatste drie petroleumdagen worden vastgesteld op ondernemingsniveau, rekening houdend met de noodwendigheden van de dienst en betaald volgens het regime "Petroleumakkoord-dagen".
De "wettelijke" wekelijkse arbeidsduur blijft behouden op 38 uur.
Naast deze betaalde dagen, mogelijkheid tot twee onbetaalde dagen, enkel voor de periode 1999.
In de distributie mag de arbeidsduur op ongelijke wijze verdeeld worden over de eerste vijf dagen van de week, op voorwaarde dat een rustpauze van minstens twaalf uren wordt verzekerd tussen het einde en het hervatten van de dagelijkse arbeid.
In de raffinaderijen wordt minstens tien uren rust verzekerd voor ploegenarbeider of bij oproep na de dagtaak (na de vastgelegde uren in het arbeidsreglement).
De grenzen van de arbeidsduur mogen bij "shut-down"-werken overschreden worden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van maximum één jaar de gemiddelde arbeidsduur niet overschrijdt.
De grenzen van de arbeidsduur mogen, voor de werklieden tewerkgesteld voor werken van vervoer, laden en lossen, overschreden worden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van maximum één jaar ingaande op 1 november van elk jaar, de gemiddelde arbeidsduur niet overschrijdt. § 2. Raffinage De arbeiders, die belast zijn met werken waarvan de uitvoering, wegens hun aard, niet mag onderbroken worden, mogen werken gedurende de zeven dagen van de week en de grenzen van de arbeidsduur bepaald door artikel 5, § 1, overschrijden op voorwaarde dat de gemiddelde wekelijkse duur van hun arbeid, berekend over een periode van maximum 28 weken, geen 40 uren overschrijdt.
De bepalingen van de wet van 14 juni 1921 tot invoering van de achturendag en van de achtenveertig urenweek en van de uitvoeringsbesluiten ervan blijven van toepassing op de in artikel 1 bedoelde arbeiders.
Nochtans wordt de bij deze wet en de uitvoeringsbesluiten er van toegelaten wekelijkse arbeidsduur verkort overeenkomstig de bepalingen van deze beslissing.
De wegens toepassing van deze beslissing veroorzaakte verkorting van de arbeidsduur mag in geen geval loonsvermindering ten gevolge hebben.
Art. 6.Het werkliedenpersoneel, ander dan de werklieden bedoeld in artikel 4 van de beslissing van 12 maart 1959 van het Nationaal Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel betreffende de verkorting van de arbeidsduur, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 juni 1959 (Belgisch Staatsblad van 10 juli 1959), kan op zaterdag worden tewerkgesteld aan sommige werken, op voorwaarde : 1° dat die tewerkstelling noodzakelijk is voor de goede gang van de onderneming;2° dat in de mate van het mogelijke en per categorie van werklieden, een regeling wordt getroffen derwijze dat elk personeelslid beurtelings aan de uitvoering van deze werken deelneemt.
Art. 7.In het geval bedoeld in artikel 6, mogen de prestaties van de werkman, berekend over een periode van twee opeenvolgende weken, zesenzeventig uren niet te boven gaan.
Anderzijds heeft de werkman recht op een inhaalrustdag, welke moet worden toegestaan de maandag van de tweede week, behoudens akkoord tussen de syndicale afvaardiging en de directie van de onderneming; in dat geval kan de inhaalrustdag worden toegestaan binnen een maximumtermijn van vier weken welke onmiddellijk volgen op de week waarin hij werd verplicht op zaterdag te werken.
Arbeidsduur in de distributie
Art. 8.De conventionele arbeidsduur mag overschreden worden op voorwaarde dat gedurende een periode van twaalf maanden gemiddeld niet langer dan achtendertig uren per week wordt gewerkt.
De grens van de wekelijkse arbeidsduur mag worden overschreden naar rato van honderd vijfennegentig uren per periode van twaalf maanden ingaande op 1 november van elk jaar.
Organisatie van de arbeid op de luchthavens
Art. 9.De organisatie van de arbeid op de luchthavens wordt op het vlak van de bedrijven onderzocht, zonder mogelijkheid van conflict (paritair comité van 5 april 1965).
Organisatie van het werk op het vlak van de ondernemingen
Art. 10.Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van de Nationale Arbeidsraad (beslissing van het paritair comité van 30 september 1987).
Het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel vergaderde op 30 september 1987, onder voorzitterschap van de heer J. Van Doren met als enig punt op de agenda : "Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van Nationale Arbeidsraad, van 2 juni 1987 (koninlijk besluit van 18 juni 1987), en de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen" heeft na toelichting van de standpunten van beide partijen, volgende conclusies geacteerd : 1. De procedure voorzien bij artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.42 werd geëerbiedigd door het aanhangig maken van deze materie bij de voorzitter van het paritair comité, bij de brief van 9 juni 1987 van de Belgische Petroleum Federatie. 2. Indien daartoe behoefte bestaat in bepaalde ondernemingen, kunnen concrete toepassingen van hogergenoemde wet van 17 maart 1987 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr.42 op het vlak van die ondernemingen besproken worden, overeenkomstig de overleg- en onderhandelingsprocedure beschreven in hogergenoemde wet en collectieve arbeidsovereenkomst. 3. De teksten van de ondernemingsovereenkomsten terzake zullen aan de voorzitter van het paritair comité medegedeeld worden. HOOFDSTUK IV. - Lonen Afdeling 1. - Basisuurlonen
Art. 11.§ 1. Op 1 januari 1999, bedragen de werkelijke geïndexeerde uurlonen, voor de verschillende beroepencategorieën : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De niet-geïndexeerde basisuurlonen (index = 100) zijn de volgende vanaf 1 januari 1999 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 2. - Bijzondere lonen en vergoedingen
A. Aanpassing van de lonen bij rangverlaging.
Art. 12.§ 1. In geval van rangverlaging, hetzij door toedoen van de werkman, hetzij ten gevolge van ziekte van deze laatste, wordt het geïndexeerd loon behouden en de verhogingen welke voortvloeien uit de schommelingen van het indexcijfer worden op het oud basisuurloon toegepast.
Evenwel bij conventionele loonsverhoging, wordt slechts de helft van deze verhoging op bedoeld basisuurloon toegepast. Eventueel gunstiger stelsels welke op het vlak van de onderneming bestaan, blijven behouden. De individueel verworven rechten wegens particuliere regelingen en die voor sommige werklieden definitief zijn geworden, worden geëerbiedigd. § 2. Bij rangverlaging op voorstel van de werkgever, wordt het basisuurloon gegarandeerd, alsmede de conventionele loonsverhogingen.
B. Tijdelijke indeling in een hogere categorie.
Art. 13.De werkman die tijdelijk wordt tewerkgesteld aan werken welke in een hogere categorie zijn ingedeeld, ontvangt, tijdens de duur van deze werken, het geïndexeerd loon dat voor deze categorie is voorzien.
C. Definitieve overgang van ploegwerk naar dagwerk.
Art. 14.Aan de werklieden die definitief overgaan van het ploegen- naar het dagstelsel, wordt een forfaitaire vergoeding toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° in geval van reorganisatie van de dienst te wijten aan de werkgever;2° slechts geldig voor de werklieden die gedurende tien jaar ononderbroken in ploegen hebben gewerkt : a) hetzij in drie opeenvolgende ploegen, volcontinu;b) hetzij in twee ploegen op niet-onderbroken wijze, dit wil zeggen op ononderbroken wijze gedurende gans het jaar. Deze forfaitaire vergoeding wordt in eenmaal toegekend op het ogenblik van de overgang van het ploegen- naar het dagstelsel en omvat de ploegenpremies welke de werkman normaal zou hebben genoten tijdens de voorgaande twaalf maanden.
Eventuele gunstiger stelsels welke op het vlak van de onderneming bestaan, blijven behouden.
D. Loon van de brigadiers.
Art. 15.Het loon van de brigadiers is gelijk aan het geïndexeerd loon van de werklieden van hun ploeg, verhoogd met 10 pct.
E. Opmerkingen.
Art. 16.1° De lonen worden uitbetaald iedere tien dagen. Twee voorschotten, zoveel mogelijk gelijk aan het door de werkman verworven loon, worden de 14e en de 24e van iedere maand uitbetaald, dit voor het loon verschuldigd tot de 10e en de 20e; de eindafrekening dient te worden vereffend de 4e van de hierop volgende maand voor het loon verschuldigd tot het einde van de vorige maand. 2° Zo deze data met een zon- of feestdag samenvallen, geschiedt de betaling de hieraan voorafgaande werkdag.3° Het loon kan maandelijks, op het einde van iedere maand worden uitbetaald. De afrekening van de premies wordt in dat geval in beginsel op de 26e van de maand afgesloten, teneinde de uitkering ervan te doen samenvallen met deze van het overige loon. De verrekening van de na de juiste berekening der overlonen, premies en diverse vergoedingen verschuldigde bedragen, gebeurt bij de volgende maandelijkse uitbetaling.
De werklieden in dienst op 1 januari 1969 en op het ogenblik van de invoering van de maandelijkse betaling, ontvangen een terugvorderbaar voorschot dat op een bedrag, overeenstemmend met twee weken loon, wordt vastgesteld en dat voldoende is om de overgang te dekken van het vroegere stelsel naar dit van de maandelijkse uitbetaling.
Onverminderd de bepalingen van artikel 23 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, kan dit voorschot door de werkgever aangerekend worden op de bij deze beslissing ingestelde maandelijkse uitbetaling, op voorwaarde dat de modaliteiten nageleefd worden welke voorafgaandelijk daartoe vastgesteld werden door de ondernemingsraad, of, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, door een akkoord tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis daarvan, door een akkoord tussen de werkgever en het betrokken personeel. Afdeling 3. - Vrijwillige deeltijdse arbeid en loopbaanonderbreking
Vrijwillige deeltijdse arbeid
Art. 17.Rekening gehouden met de organisatie van de dienst, mogelijkheid voor de werknemer om, op vrijwillige basis, een deeltijdse arbeid te vragen ten belope van 50 pct. tot 80 pct. van de normale arbeidsprestatie.
Met proportionele aanpassing van het loon, de looncomponenten en de arbeidsvoorwaarden.
Voor de toekenning van het petroleumpensioen volstaan 20 jaar fulltime dienstjaren.
Voorbeeld : 15 jaar fulltime + 10 jaar halftime = 20 jaar fulltime equivalent.
Loopbaanonderbreking
Art. 18.Eveneens op vrijwillige basis. Dit recht wordt beperkt tot maximum 3 pct. berekend over de gehele onderneming en maximum 10 pct. in de betrokken dienst.
De anciënniteit wordt niet geschorst tijdens de loopbaanonderbreking.
Bij deeltijdse loopbaanonderbreking worden de loonsvoorwaarden prorata toegepast.
De anciënniteitopbouw wordt beperkt tot 3 jaar equivalent over de hele loopbaan. HOOFDSTUK V. - Premies en toeslagen Afdeling 1. - Speciale premie aan de geschoolde en hiermee
gelijkgestelde werklieden van de raffinaderijen
Art. 19.Er wordt een geïndexeerde premie van 19,55 BEF per uur (premie aan index 100 = 19,05 BEF per uur) toegekend aan de geschoolde en hiermee gelijkgestelde werklieden van de raffinaderijen van ruwe aardolie, voor zover zij tot één van de volgende categorieën behoren : 1° zij die tewerkgesteld zijn in de bediening van de fabricage-eenheden.Worden gelijkgesteld met een fabricage-eenheid, de installaties tot voortbrenging van stoom en elektriciteit en hun bijbehorende installaties ingeval zij voorkomen in een raffinaderij van ruwe aardolie; 2° zij die tewerkgesteld zijn aan de behandeling in bulk van voortgebrachte goederen;3° zij die tewerkgesteld zijn aan het onderhoud van materiaal dat deel uitmaakt van de fabricageeenheden. Bij wijze van voorbeeld : volgende functies zijn uitgesloten : - de autovoerders; - de laders in een niet-automatische installatie; - de magazijnwerklieden; - de werklieden in cafetaria's - wachters - schoonmakers - tuiniers - loopjongens, enz.; - de werklieden die zijn tewerkgesteld in een vullingscentrum voor LPG-flessen; - de werklieden die zich met het onderhoud van de voertuigen en vrachtwagens bezighouden; - de werklieden die zijn tewerkgesteld aan het mengen van oliën, vetten of andere aardolieproducten in de zogenaamde terminal-installaties; - de werklieden die zijn tewerkgesteld aan het manipuleren van de bidons.
De betwiste gevallen dienen tegensprekelijk te worden onderzocht op het vlak van de onderneming.
Met deze premie zal rekening worden gehouden voor de betaling van : - de eindejaarspremie; - de getrouwheidspremie; - de ploegenpremies; - de premies voor vuile werken; - de "shut-down"-premie; - de premie voor de raffinaderijtechnicus; - de anciënniteitsverlofdagen; - de arbeidsduurverkortingsdagen. Afdeling 2. - Eindejaarspremie
Art. 20.Het in artikel 1 bedoeld werkliedenpersoneel ontvangt in de loop van de laatste week van het jaar een eindejaarspremie gelijk aan 193,2 uren van het geïndexeerd basisuurloon van de werkman op het ogenblik van de betaling van de premie.
Art. 21.De werklieden die slechts een gedeelte van het jaar bij de firma werken, hetzij zij deze vrijwillig verlaten, hetzij zij worden ontslagen, ontvangen, op het ogenblik dat zij het bedrijf verlaten, een premie in verhouding tot het aantal maanden dienst gedurende dat jaar.
De werklieden die in de loop van het jaar worden aangeworven, hebben op het einde van dat jaar recht op zoveel maal 1/12e van de premie als zij maanden bij de firma hebben gewerkt.
De dagen van ziekte en arbeidsongeval worden beschouwd als werkelijk gewerkte dagen.
Nochtans, indien de werkman geen prestaties heeft verricht gedurende het kalenderjaar waarop de premie in kwestie betrekking heeft, heeft hij op deze premie geen recht. Afdeling 3. - Getrouwheidspremie
Art. 22.Het in artikel 1 bedoeld werkliedenpersoneel heeft recht op een getrouwheidspremie gelijk aan : na 1 jaar dienst : 20 u.; na 2 jaren dienst : 31 u.; na 3 jaren dienst : 42 u.; na 4 jaren dienst : 53 u.; na 5 jaren dienst : 66 u.; na 6 jaren dienst : 75 u.; na 7 jaren dienst : 84 u.; na 8 jaren dienst : 93 u.; na 9 jaren dienst : 102 u.; na 10 jaren dienst : 112 u.; na 11 jaren dienst : 121 u.; na 12 jaren dienst : 130 u.; na 13 jaren dienst : 139 u.; na 14 jaren dienst : 148 u.; na 15 jaren dienst : 158 u.; na 16 jaren dienst : 163 u.; na 17 jaren dienst : 168 u.; na 18 jaren dienst : 173 u.; na 19 jaren dienst : 178 u.; na 20 jaren dienst : 184 u.; na 21 jaren dienst : 185 u.; na 22 jaren dienst : 186 u.; na 23 jaren dienst : 187 u.; na 24 jaren dienst : 188 u.; na 25 jaren dienst : 189 u.; na 26 jaren dienst : 190 u.; na 27 jaren dienst : 191 u.; na 28 jaren dienst : 192 u.; na 29 jaren dienst : 193 u.; na 30 jaren dienst : 194 u.
Art. 23.De jaren dienst nemen een aanvang op het ogenblik van de aanwerving van de werkman.
Voor de werklieden die in de loop van het jaar de onderneming verlaten of worden ontslagen, wordt de premie berekend overeenkomstig de normen voorzien in artikel 21, eerste lid, voor de eindjaarspremie.
Voor de berekening van de dienstjaren, wordt er rekening gehouden met het gerechtvaardigd werkverzuim ingevolge oorlogsomstandigheden (mobilisatie, krijgsgevangenschap, opeising, dienstplicht, enz.).
Art. 24.Voor de werklieden die bij gebrek aan werk ontslagen en later weer worden aangeworven, wordt er, voor de berekening van het aantal dienstjaren, rekening gehouden met de vroegere tewerkstelling bij dezelfde firma. Afdeling 4. - Vergoedingen voor bevuilende werken
Art. 25.Een dagelijkse vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan minimum zes uren loon, berekend op hierna volgende basissen, wordt toegekend voor de uitvoering van bevuilende werken : a) normaal loon vermeerderd met 25 pct.voor de uitvoering van volgende werken : - reinigen van ovens en verbindingsleidingen van ovens naar fabricage-eenheden, voor zover het gaat om de binnenzijde van deze toestellen; - reinigen van ketels, ballons, drums en tanks, spoorwegwagens, vrachtwagens en lichters, voor zover het gaat om de inwendige reiniging en dat daarenboven de inhoud heeft bestaan uit zwarte producten, butaan en propaan; - wegnemen van de "sludge" in de oliescheiders; - herstellen van die toestellen en installaties, voor zover de herstelling vóór het reinigen werd uitgevoerd; - lossen van kolen; - reinigen van "bilgen" onder de machinekamers van de tanklichters; - reinigen van carters van scheepsdieselmotoren; - schilderen met teer onder kuipen en vergaarbakken; - plaatsen van stellingen in ketels en schoorstenen, voor zover deze werkzaamheden worden uitgevoerd vóór het reinigen van de ketels en schoorstenen, waarvan hierboven sprake; - herstellen van vergaarbakken en warmtewisselaars, voor zover de herstelling wordt uitgevoerd vóór het reinigen en deze apparaten voor zwarte producten werden gebruikt; - ontvetten en scheikundig reinigen van wagens en tankwagens als voorbereiding tot het schilderen met pistool; - herstellen en reinigen van diesel turbinemotoren, op voorwaarde dat : 1° de herstelling vóór het reinigen geschiedt;2° de werklieden er moeten binnendringen om ze te reinigen; - reinigen van onderaardse vergaarbakken; - bepaalde bewerkingen van laden en mengen van "cut-back"; - de werklieden tewerkgesteld aan de verbrandingsoven van de resten welke voortkomen van de "Leigracht" en van de installaties. b) Normaal loon vermeerderd met 25 tot 50 pct.naargelang van de aard van het werk en de voorwaarden waarin het wordt uitgevoerd : - reinigen van de binnenzijde van de kolommen. c) Normaal loon vermeerderd met 50 pct.voor : - reinigen en "sweeping" in de scheepshouders voor koude oliën (dierlijke en plantaardige oliën). d) Normaal loon vermeerderd met 100 pct.voor : - reinigen en "sweeping" in de scheepshouders van met stoom behandelde oliën, zoals walvis-, palm-, talowolie, uit graan getrokken olie, enz.
Art. 26.De uitvoering van de hierna vermelde bevuilende werken zal het voorwerp uitmaken van een onderzoek op het vlak van de onderneming in samenwerking met de syndicale afvaardiging en zal gebeurlijk aanleiding geven tot betaling van een dagelijkse vergoeding van minimum zes uren loon, berekend op hierna volgende basissen : a) normaal loon vermeerderd met 25 pct.voor de uitvoering van volgende werken : - werk uitgevoerd ter gelegenheid van een algemene herziening ("shut-down"), onder andere, het demonteren en reinigen van leidingen voor zware oliën en scheikundige producten; - reinigen en wegnemen van kleppen, pompen, leidingen, rubberslangen, plooibare rubberen buizen, warmtewisselaars voor zover ze werden gebruikt voor zwarte producten; - schilderen met pistool van tankwagens en wagons; - reinigen met benzine van plateaus van kolommen na demonteren; - werken uitgevoerd aan de zuurinstallaties (onder andere loogpompen), evenals onderhoudswerken aan de batterijen; - onderhouds- en herstellingswerken op grote hoogte; - werken aan elektrische hoogspanningsinstallaties; - behandelen van loodtetraethyl. b) Normaal loon verhoogd met 50 pct.voor de volgende werken : - lassen, snijden met brander of vlamboog in gesloten ruimten zoals torens, tanks, ovens, vuurgangen, schoorstenen, tankwagens; - lassen en snijden met brander of vlamboog van gegalvaniseerde en koperen voorwerpen; - reinigen en uitboren van pijpen uit een reactor of "cat-cracker".
Art. 27.De bijzondere gevallen welke niet zijn voorzien in de artikelen 25 en 26 worden op het plan van de onderneming onderzocht. Afdeling 5. - Shiftwerk
A. Werk in opeenvolgende ploegen.
Art. 28.Onverminderd de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971, worden voor alle werk verricht in opeenvolgende ploegen, volgende vergoedingen toegekend : 1° dagploegen : 8,5 pct.voor alle werklieden in dagploegen; 2° nachtploegen : 34,5 pct.op het basisloon.
Met basisloon wordt hier bedoeld het loon vastgesteld in artikel 11, gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, verhoogd desgevallend voor de raffinagewerklieden, met de bij artikel 19 bedoelde premie.
Onder "dagploeg" dient te worden verstaan een ploeg welke werkt van 6 tot 14 uur of van 14 tot 22 uur.
Onder "nachtploeg" dient te worden verstaan een ploeg welke werkt tussen 22 en 6 uur.
Art. 29.Indien het werk door twee ploegen wordt verricht, de eerste aanvangend vóór 7 uur en de tweede eindigend na 20 uur maar niet later dan 22 uur, is de vergoeding voor de dagploeg, voorzien in voorgaand artikel, verschuldigd voor beide ploegen.
Art. 30.Bij regelmatige ploegenarbeid moet de gewone shift bonus worden begrepen in het normaal loon voor kort verzuim, gewaarborgd weekloon en wettelijke feestdagen.
B. Gelegenheidsshiftwerk.
Art. 31.Het gelegenheidsshiftwerk geeft recht op een vergoeding gelijk aan : - 17 pct. voor alle werklieden in dagploegen; - 69 pct. van het basisloon voor het werk dat door de nachtploeg wordt verricht.
Voor de berekening van deze vergoeding, gelden de regelingen bepaald in de artikelen 28 en 29 voor werk in opeenvolgende ploegen.
Art. 32.Wordt beschouwd als gelegenheidsshiftwerk, elk werk met een maximumduur van zeven opeenvolgende werkdagen. Vanaf de achtste werkdag zijn de gewone vergoedingen voor het ploegwerk verschuldigd.
Art. 33.De werklieden mogen in geen enkel geval nadeel ondervinden door het feit dat zij gelegenheidsshiftwerk moeten verrichten.
Hieruit volgt dat de werklieden het normaal loon dat overeenstemt met het loon van hun voordien dagelijks gewerkte uren en, bovendien, de in artikel 31 voorziene premies, voor de werkelijk in gelegenheidsshift gewerkte uren, moeten ontvangen. Afdeling 6. - Werk op zaterdag
Art. 34.§ 1. Het werkliedenpersoneel dat in toepassing van de bepalingen van artikel 6 op zaterdag wordt tewerkgesteld, heeft recht op betaling van de werkelijk gepresteerde uren, met een minimum van drie uren, verhoogd met 50 pct. voor de eerste twee uren arbeid, en met 100 pct. voor de volgende uren arbeid, onverminderd, in voorkomend geval, de verschuldigde ploegenvergoedingen.
Deze bepaling geldt eveneens voor zaterdagwerk op het vliegveld. § 2. Aan de in artikelen 28 en 31 voorziene vergoedingen, worden voor continuwerk in opeenvolgende ploegen op zaterdag volgende bijkomende vergoedingen toegevoegd : - dagploegen : 22 pct. op het basisloon; - nachtploegen : 50 pct. op het basisloon.
Het begin en het einde van het werk in opeenvolgende ploegen op zaterdag (24 uren) worden op het vlak van de onderneming bepaald. Afdeling 7. - Werk op zondag
Art. 35.§ 1. Een verhoging van 100 pct. op het geïndexeerd basisloon wordt toegekend voor alle op zondag verrichte werken.
Het begin en het einde van het werk in opeenvolgende ploegen op zondag (24 uren) worden op het vlak van de onderneming bepaald.
Deze bepalingen gelden eveneens voor de nachtwakers en portiers. § 2. Deze verhoging van 100 pct. sluit de betaling van de shift bonus niet uit, noch van de premie van 7,5 pct. voorzien in artikel 47, welke moeten worden toegevoegd aan de verhoging met 100 pct., voorzien in paragraaf 1 van dit artikel. Afdeling 8. - Tabel
Art. 36.Ploegpremies, distributie en raffinaderijen (in procenten).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vergoedingen van de tabel dienen gevoegd te worden bij het basisloon aan 100 pct., met inbegrip van de geïndexeerde raffinagepremie volgens het artikel 19. Afdeling 9. - Wettelijke feestdagen
Art. 37.Wanneer de arbeiders worden tewerkgesteld op een feestdag of op een dag die een feestdag, welke met een zondag samenvalt, vervangt, hebben de arbeiders recht op het loon dat met hun prestaties overeenstemt, verhoogd met 100 pct.
Daarboven hebben zij recht op een betaalde inhaalrustdag, welke hun binnen de twee weken volgend op de feestdag, moet worden verleend.
Wanneer deze inhaalrusttijd, wegens overmacht, niet binnen de bij het vorig lid vastgestelde termijn kon worden verleend, moet de loonbijslag, voorzien in het eerste lid van dit artikel, op 200 pct. van het loon worden gebracht. Afdeling 10. - Overwerk
A. Normale tewerkstelling.
Overuren
Art. 38.De arbeiders hebben recht op het bij artikel 13 van de wet van 14 juni 1921 voorziene overloon wanneer de prestaties langer zijn dan hetzij : 1. de dagelijkse duur van 8 uren;2. de wekelijkse duur van 40 uren;3. het gemiddelde van 38 uren. Wanneer het om de arbeiders gaat die 's zaterdags worden te werk gesteld op grond van artikel 6, is dit overloon verschuldigd wanneer de prestaties hetzij 8 uren per dag, hetzij 48 uren per week of 80 uren berekend over twee weken overschrijden.
Art. 39.Slechts de overuren gepresteerd boven de dagelijkse en wekelijkse grenzen van de arbeidsduur, die op het vlak van de onderneming bepaald zijn, en die in de arbeidsreglementen opgenomen zijn, zullen aanleiding geven tot betaling met overloon.
Art. 40.Onverminderd de toepassing van artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en paragraaf 1 van artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werklieden, voor overwerk dat onmiddellijk na het einde van de dagtaak wordt verricht op elk van de eerste vijf dagen van de week, recht op een loonsverhoging van 100 pct. vanaf het vijfde overuur per dag.
Het gepresteerde overwerk wordt "prorata" betaald.
Evenwel wordt het gepresteerde overwerk van vijftien tot dertig minuten aangerekend voor een half uur en dat van meer dan dertig minuten voor één uur.
B. Tewerkstelling in shift.
Art. 41.Voor de buiten de normale uurregeling gepresteerde overuren zijn de in voorgaand artikel voorziene toeslagen van toepassing en blijft de "shift bonus" verschuldigd.
C. Overwerk na terugroeping.
Art. 42.Wanneer een werkman, na zijn volle dagtaak te hebben verricht, wordt teruggeroepen, ontvangt hij : - voor een werk van minder dan vier uren : vier uren normaal loon; - voor een werk van meer dan vier uren : acht uren normaal loon; - voor de verplaatsing heen en terug : een forfaitaire vergoeding gelijk aan een uur normaal loon; - voor het gepresteerde werk : een loontoeslag van 50 pct. voor de eerste twee uren en van 100 pct. voor de volgende uren, zelfs wanneer de grenzen voorzien in artikel 38 niet overschreden zijn. Het bij dit bedoeld overloon is echter niet toepasselijk op de gewone aan een normale exploitatie verbonden werken, namelijk het laden en het lossen van schepen, lichters, tankwagons en tankwagens.
Deze regeling geldt zowel voor dringende en noodzakelijke werkzaamheden, werkzaamheden ingevolge overmacht als voor de normale exploitatiewerkzaamheden.
Art. 43.In geval van overwerk na terugroeping worden de uurfracties op volgende basis aangerekend : - minder dan vijftien minuten : geen toeslag te betalen; - van vijftien tot dertig minuten : toeslag van een half uur; - meer dan dertig minuten : toeslag van één uur.
D. Inhaalrust voor de gepresteerde overuren.
Art. 44.§ 1. Voor de gepresteerde overuren moet inhaalrusttijd worden genomen, voor zover een totaal van acht overuren per maand wordt bereikt.
Deze inhaalrust moet in de loop van de daaropvolgende maand worden genomen.
In afwijking van de bepalingen van dit artikel, is het de werklieden toegelaten, mits akkoord van de directie van de onderneming, maximum vierentwintig overuren in te halen op elk ogenblik dat hun het best schikt, doch in elk geval gedurende het lopend kalenderjaar. § 2. Overuren ingeval van overmacht in de raffinaderijen.
De inhaalrust voor overuren gepresteerd in de raffinaderijen in geval van overmacht zal mogelijk worden gemaakt binnen de drie maanden na de geleverde prestaties.
De notie "overmacht" zal hierbij strikt worden geïnterpreteerd volgens de dienaangaande algemeen geldende rechtspraak. § 3. Overuren ingeval van normale "shut-downs" in de raffinaderijen.
De inhaalrust voor overuren gepresteerd in geval van normale "shut-downs" zal worden toegekend binnen de twaalf maanden volgend op de beëindiging van de "shut-down"-werkzaamheden.
Mochten zich daaromtrent praktische moeilijkheden voordoen, dan zullen deze op het vlak van de onderneming worden opgelost. § 4. Overuren in de distributie.
De werklieden hebben recht op een inhaalrust waarvan de duur gelijk is aan de verrichte overuren. Deze inhaalrust wordt bij gemeen overleg tussen werkgever en werkman verleend voor 31 oktober van ieder jaar, onder controle van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, van de syndicale afvaardiging.
E. Betaling van de overuren.
Art. 45.a) De toeslagen voor overuren moeten worden betaald op de eerstvolgende betaaldag; het eigenlijke loon moet worden betaald bij de inhaalrusttijd genomen voor de gepresteerde overuren. b) Overuren : omzetting overuren toeslag inhaalrust. Behoud van de plicht tot inhaalrust en, op vrijwillige basis, omzetting van de overurentoeslag, berekend zonder afronding, in bijkomende inhaalrust. Op ondernemingsvlak te regelen mogelijkheid tot opsparen van de overurentoeslag eventueel tot het einde van de loopbaan.
F. Toevallig overwerk.
Art. 46.In geval van toevallig overwerk is de werkgever ertoe gehouden de werklieden voedsel te verstrekken.
G. Werken verricht door dagwerklieden vóór 7 uur en na 20 uur.
Art. 47.Een premie van 7,5 pct. op het normaal uurloon wordt toegekend aan de dagwerklieden, alleen voor de prestaties verricht vóór 7 uur en na 20 uur. Afdeling 11. - Vergoeding van de wachturen
Art. 48.Wanneer een werkman ter beschikking van de werkgever moet blijven op een andere plaats dan zijn gewone werkplaats, met het oog op een eventueel werk, heeft hij recht op een vergoeding gelijk aan vier uren van zijn normaal loon wanneer er op zijn diensten geen beroep wordt gedaan. Afdeling 12. - Bijzondere voordelen toegekend aan bestuurders van
autovoertuigen, begeleiders en werklieden op bevolen verplaatsing
Art. 49.Wanneer zij op bevolen verplaatsing zijn, genieten de bestuurders van autovoertuigen, begeleiders en andere werklieden, met inbegrip van degenen die in shift werken, een vergoeding van 40 BEF.
Art. 50.Een vergoeding van 150 BEF wordt toegekend aan de bestuurders van autovoertuigen, begeleiders en werklieden op bevolen verplaatsing, vanaf tien uren arbeid.
Art. 51.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 januari 1974 tot veralgemening van het dragen van werkkledij en tot wijziging van titel II, hoofdstukken II en III van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 januari 1975, hebben de bestuurders van autovoertuigen recht op twee werkpakken per jaar. Afdeling 13. - Bijzondere gevallen
Art. 52.De werklieden die niet in "shift" werken en die hun werk aanvangen tussen 22 uur en 6 uur, ontvangen een loontoeslag van 50 pct. voor de prestaties verricht vóór 6 uur 's morgens.
Voor prestaties op een zelfde dag, die de dagelijkse arbeidsgrens, bepaald op het vlak van de onderneming, overschrijden, heeft de werkman recht op het overloon voor overuren, zoals voorzien bij de arbeidswet van 16 maart 1971 en bij artikel 38 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 53.Ingeval van eventuele cumulatie met andere premies, worden de verschillende overlonen, premies en/of bijzondere vergoedingen, alle afzonderlijk berekend op het uurloon, eenvoudig bij het uurloon opgeteld, zonder ooit aanleiding te geven tot vermenigvuldiging van de bedragen der verschillende premies. Afdeling 14. - Wederoproeping onder de wapens in vredestijd
Art. 54.In geval van wederoproeping onder de wapens in vredestijd, wordt aan de wederopgeroepen werkman het verschil tussen zijn soldij en zijn normaal loon uitbetaald voor de duur van de wederoproeping, telkens voor een maximumduur van zes weken. Afdeling 15. - Begrip "normaal loon"
Art. 55.Begrenzing van het begrip "normaal loon" : 1. Inbegrepen elementen : In de voorziene gevallen, zal het begrip "normaal loon" limitatief volgende elementen omvatten : a) het geïndexeerd basisuurloon x 8 (of iedere andere vermenigvuldiger, die overeenstemt met de dagelijkse arbeidsduur in het arbeidsreglement voorzien, voor de dag waarop het feit, dat aanleiding geeft tot de handhaving van het normaal loon, zich voordoet); b) voor brigadiers, overloon van 10 pct.; c) bij regelmatige ploegenarbeid moet de regelmatige shiftpremie in het normaal loon begrepen voor : - het klein verlet; - het gewaarborgd week- en maandloon; - de wettelijke feestdagen.
Gelet op het uitzonderlijk en normaal niet te voorzien karakter van het gelegenheidsshiftwerk, is het niet nodig met dit werk rekening te houden voor het normaal loon, en wordt de gelegenheidsshiftpremie hierin niet begrepen. Inderdaad kan men het inbegrijpen van de regelmatige shiftpremie in het normaal loon slechts rechtvaardigen, omdat precies dit regelmatig shiftwerk voldoende voorzienbaar is. 2. Uitgesloten elementen : Het begrip "normaal loon" omvat evenwel nooit : a) vergoedingen voor bevuilende werken;b) de vergoedingen voor chauffeurs;c) de premie van 7,5 pct.voor werken verricht vóór 7 u. of na 20 u.; d) de overuren;e) voordelen in natura (bijvoorbeeld maaltijden);f) de eindejaarspremie;g) de getrouwheidspremie.
Art. 56.Verworven rechten : De bovenvermelde bepaling doet geen afbreuk aan de verworven voordelen van de werknemers tewerkgesteld in die maatschappijen die reeds bredere toepassingen hadden aangenomen.
Art. 57.Voorbeelden : De regelmatige shiftpremie dient gevoegd te worden bij het overloon van 100 pct. voor werk op zondag, zodat de betaling voor deze werken op zondag 208,5, 208,5 en 234,5 pct. bedraagt. 1. Werk op zondag : a.voor het zondagwerk zelf : 208,5 pct/234,5 pct. inhaalrust : niet betaald; b. zondag waarop de arbeider volgens het werkrooster normaal in ploegen zou hebben moeten werken, maar hierbij belemmerd werd door een oorzaak buiten zijn wil : voor de niet-gepresteerde dag, betaling alsof hij gewerkt had : 208,5 pct./234,5 pct.; geen inhaalrust. 2. Klein verlet en gewaarborgd weekloon : 108,5 pct./134,5 pct. 3. Wettelijke feestdagen : a.volgens het werkrooster voorziene, niet te presteren wettelijke feestdag, dit wil zeggen die tijdens de door het werkrooster van de ploegarbeiders bepaalde inhaalrustperiode valt : 108,5 pct./134,5 pct.
Om uit te maken welke toeslag (8,5 of 34,5 pct.) van kracht is, gelden volgende regels : - zo de inhaalrustperiode begrepen is tussen twee perioden van gelijke ploegenarbeid (dag of nacht), past men de loontoeslag, die voor deze perioden toegekend wordt, toe; - zo deze periode begrepen is tussen twee perioden van verschillende ploegenarbeid (dag en nacht, of nacht en dag), kent men de toeslag voorzien voor de afgaande ploeg toe. b. werk op de wettelijke feestdag : voor het werk op de feestdag : 208,5 pct./234,5 pct.; inhaalrust : 108,5 pct./134,5 pct. c. wettelijke feestdag waarop de arbeider volgens zijn werkrooster normaal zou hebben moeten werken, maar waarbij hij belemmerd werd door een oorzaak buiten zijn wil : voor de niet-gepresteerde dag, betaling alsof hij gewerkt had : 208,5 pct./234,5 pct.; geen inhaalrust. HOOFDSTUK VI. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 58.De in artikel 11 vastgestelde basisuurlonen zijn gekoppeld aan het viermaandelijks gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, om de maand vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het "Belgisch Staatsblad".
Art. 59.De lonen worden aangepast de eerste van de maand volgend op deze waarop het indexcijfer betrekking heeft en volgens de formule : basisuurloon x viermaandelijks gemiddelde index van de vorige maand/100 Het alzo bekomen resultaat wordt naar de hoger of lager gelegen halve of hele decimaal afgerond, naargelang het 2,5 centimes of 7,5 centimes al dan niet overtreft. HOOFDSTUK VII. - Klein verlet
Art. 60.Het in artikel 1 bedoeld werkliedenpersoneel heeft het recht, met behoud van zijn normaal loon, van het werk afwezig te blijven om volgende redenen en voor een als volgt bepaalde duur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van dit artikel worden het kind, de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de werkman, gelijkgesteld met het kind, de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de werkman.
De gelijkheid van rechten tussen gehuwden en andere samenwonenden wordt erkend, op voorwaarde dat dergelijke samenleving officieel geregistreerd werd.
Onder "normale werkdag" wordt verstaan, een werkdag zoals bepaald in het arbeidsreglement. HOOFDSTUK VIII. - Ziekte Afdeling 1. - Gewaarborgd maandloon
Art. 61.Voor de toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 28 juni 1973 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het toekennen van een gewaarborgd maandloon aan de werklieden in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval of beroepsziekte, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 januari 1974, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 januari 1974, wordt in geval van ziekte welke minder dan veertien dagen duurt, geen rekening gehouden met een carensdag.
Art. 62.In het normaal loon zijn, voor de toepassing van de in voorgaand artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomst, volgende elementen begrepen : het geïndexeerd basisuurloon, de ploegenpremies (met inbegrip van de verhogingen voorzien voor werken op zaterdag en op zondag), de toeslag van 10 pct. voor de brigadiers, alsmede de geïndexeerde raffinaderijpremie, zijnde 19,05 BEF per uur aan index 100 op 1 januari 1999, toegekend aan de geschoolde werklieden van de petroleumraffinaderijen. Afdeling 2. - Bijstandskassen
A. Algemeenheden.
Art. 63.§ 1. a) In iedere onderneming wordt een bijstandskas opgericht. b) De bijstandskas moet niet noodzakelijkerwijze rechtspersoonlijkheid bezitten.c) Het staat elke door een overeenkomst van onbepaalde duur aangeworven werkman vrij aan te sluiten bij de in zijn onderneming opgerichte bijstandskas en, in voorkomend geval, zijn lidmaatschap op te zeggen.d) De inkomsten van de bijstandskas komen voort uit gelijke bijdragen van de werkgever en van de aangesloten werkman.De bijdrage van de werkgever wordt vastgesteld op grond van het aantal aangesloten werklieden. e) Het huishoudelijk reglement wordt in ieder bedrijf vastgesteld. B. Doel. § 2. De bijstandskas heeft tot doel, het toekennen van : a) een dagelijkse uitkering aan de zieke aangesloten werklieden, uitkering die een aanvulling is van deze van de ziekte- en invaliditeitsverzekering;b) geldelijke tegemoetkomingen in de kosten voor geneesmiddelen, heelkundige bewerkingen en hospitalisatie, in de mate van de beschikbare financiële middelen. C. Beheer. § 3. Het dagelijks beheer van de kas wordt paritair verzekerd; in de beheersorganen zullen er ten minste vier leden zijn, waarvan twee de werkgever en twee de werknemers vertegenwoordigen.
D. Financiering en voordelen. § 4. De uitvoering van het hierboven vermeld artikel 63, §§ 1, 2 en 3, zal het voorwerp uitmaken van uitvoering op het vlak van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, de syndicale delegatie van iedere onderneming van de petroleumsector. HOOFDSTUK IX. - Arbeidsongevallen
Art. 64.Voor de tijdelijke volledige werkonbekwaamheid, wordt de berekeningsbasis gebracht op 90 pct. van het normale brutoloon van de werkman, op het ogenblik van zijn arbeidsongeval.
Voor de gevallen van blijvende, gedeeltelijke of volledige invaliditeit, zal eveneens het niet-geplafonneerd loon als berekeningsbasis genomen worden. HOOFDSTUK X. - Vakantie- en verlofregeling
Art. 65.§ 1. De duur van de vakantie, op basis van de vijfdagenweek, is als volgt vastgesteld, buiten beschouwing gelaten de twee halve dagen van Goede Vrijdag en vooravond van Kerstmis : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de werklieden die in ploegen zijn tewerkgesteld, betekent het normaal loon in dit verband het geïndexeerd loon, verhoogd met de shiftvergoeding, bepaald op 17,2 pct. voor het werk in drie ploegen en op 8,5 pct. voor alle werklieden in twee ploegen in de sector. § 2. Onder "vakantiedagen" wordt verstaan "normale werkdagen", dat wil zeggen, de in het arbeidsreglement bepaalde werkdagen. § 3. De anciënniteit is deze verworven op 31 december van het kalenderjaar, dat het jaar voorafgaat waarin de vakantie wordt genomen. § 4. Twee halve dagen verlof worden toegekend op Goede Vrijdag en de vooravond van Kerstmis.
De werknemers die in twee of drie ploegen werken op die data, behouden het recht op een inhaalrustdag waarvan de modaliteiten worden geregeld op het vlak van de onderneming.
Indien de vooravond van Kerstmis samenvalt met een zaterdag of een zondag, zal die halve vakantiedag gegeven worden de vrijdagnamiddag die 24 december voorafgaat. HOOFDSTUK XI. - Werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten van de werklieden
Art. 66.Voor elk ander vervoermiddel dan hetwelk wordt ter beschikking gesteld door de onderneming, worden forfaitaire voordelen ingevoerd. Deze hebben betrekking op de verplaatsingen met de openbare vervoermiddelen zoals de buurtspoorwegen, de autobussen, de trams en de trein, evenals elk ander privé-vervoermiddel welk het ook weze (auto, motorfiets, fiets, enz.).
Art. 67.De forfaitaire vergoeding wordt verleend, zonder loonplafond, a rato van 60 pct. van de "treinkaart" (vroeger "sociaal abonnement") van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
De tarieven worden toegepast per schijf van 5 km.
Het tarief toegepast in elke concentrische zone van 5 km is dat van de hogere grens.
Voorbeelden : van 1 tot 5 km, tarief 5 km; van meer dan 5 tot 10 km, tarief 10 km; van meer dan 10 tot 15 km, tarief 15 km; van meer dan 15 tot 20 km, tarief 20 km; van meer dan 20 tot 25 km, tarief 25 km; van meer dan 25 tot 30 km, tarief 30 km; van meer dan 30 tot 35 km, tarief 35 km; van meer dan 35 tot 40 km, tarief 40 km; van meer dan 40 tot 45 km, tarief 45 km; van meer dan 45 tot 50 km, tarief 50 km; van meer dan 50 tot 55 km, tarief 55 km; van meer dan 55 tot 60 km, tarief 60 km; van meer dan 60 tot 65 km, tarief 65 km; van meer dan 65 tot 70 km, tarief 70 km; van meer dan 70 tot 75 km, tarief 75 km; van meer dan 75 tot 80 km, tarief 80 km; van meer dan 80 tot 85 km, tarief 85 km; van meer dan 85 tot 90 km, tarief 90 km; van meer dan 90 tot 95 km, tarief 95 km; van meer dan 95 tot 100 km, tarief 100 km; van meer dan 100 tot 105 km, tarief 105 km; van meer dan 105 tot 110 km, tarief 110 km; van meer dan 110 tot 115 km, tarief 115 km; van meer dan 115 tot 120 km, tarief 120 km; van meer dan 120 tot 125 km, tarief 125 km; van meer dan 125 tot 130 km, tarief 130 km; van meer dan 130 tot 135 km, tarief 135 km; van meer dan 135 tot 140 km, tarief 140 km; van meer dan 140 tot 145 km, tarief 145 km; van meer dan 145 tot 350 km, tarief 350 km.
Art. 68.De berekening van het toe te passen tarief geschiedt op basis van concentrische cirkels van 5 km en veelvouden van 5 km, cirkels waarvan het middelpunt is : - de "werkplaats", indien er geen vervoer is van de onderneming of wanneer de werkman er geen gebruik van maakt; - de "verzamelplaats", indien er een ondernemingsvervoer is, waarvan de werkman gebruik maakt.
In uitzonderlijke omstandigheden, per bedrijf te verantwoorden, zou de reële afstand in overweging kunnen genomen worden in plaats van deze in vogelvlucht, welke de regel blijft.
Art. 69.In geval van vervoer met spoorweg, gecombineerd met andere publieke of private vervoermiddelen voor de rest van de rit, past men eenvoudig het forfaitair stelsel toe zoals hierboven omschreven.
Art. 70.Worden uitgesloten, de gevallen waarin de werkman : 1° woonachtig is op minder dan één kilometer van de werkplaats;2° een voertuig van de onderneming gebruikt, hetzij dit een vrachtwagen, camionette of personenwagen betreft.
Art. 71.Ingeval, krachtens bijzondere ondernemingsakkoorden, sommige werklieden reeds de toekenning van forfaitaire verplaatsingsvergoedingen zouden genieten, hetzij deze per uur, per dag, per week, per maand of per jaar worden toegekend, moeten deze worden vergeleken met het nieuw forfaitair stelsel, hierboven beschreven. Als het vroeger stelsel gunstiger blijkt dan het nieuw forfaitair stelsel, heeft het ondernemingsakkoord, krachtens verworven rechten, voorrang; ingeval het vroeger stelsel minder gunstig blijkt dan het nieuw forfaitair stelsel, heeft dit laatste voorrang.
In geen geval mag het ondernemingsakkoord worden gecumuleerd met het nieuw stelsel van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XII. - Ouderdomsuitkering voor werklieden De bepalingen van dit hoofdstuk zijn automatisch van toepassing op werklieden, aangeworven in het raam van een contract van onbepaalde duur vanaf de datum van indiensttreding. Afdeling 1. - Rustpensioenen
Art. 72.Aan de werklieden die op de leeftijd van 65 jaar, worden gepensioneerd, en alsdan veertig jaar dienst in de petroleumnijverheid hebben of zullen hebben volbracht, wordt een jaarlijks aanvullend rustpensioen toegekend, ook "petroleumpensioen" genoemd, vastgesteld : - vanaf 1 januari 1999 op 56 542 BEF per jaar; - vanaf 1 januari 2000 op 57 542 BEF per jaar, trimestrieel betaalbaar, en dit voor alle categorieën van werknemers.
De jaren conventioneel brugpensioen worden gelijkgesteld met de jaren dienst voor de toekenning van het petroleumpensioen op 65 jaar.
Art. 73.Indien de werkman op 60 jaar of daarna, maar vóór zijn 65e jaar met wettelijk pensioen gaat, verkrijgt hij vanaf dat ogenblik het recht op het in de collectieve arbeidsovereenkomst voorziene petroleumpensioen, dat hem op 65-jarige leeftijd zou worden uitgekeerd (conform de artikelen 72 en 74).
In geen geval mag het petroleumpensioen gecumuleerd worden met het brugpensioen; voor de bruggepensioneerden is het petroleumpensioen slechts verschuldigd vanaf de wettelijke pensioenleeftijd.
Art. 74.§ 1. Aan de werklieden die op 65-jarige leeftijd worden gepensioneerd en geen 40 dienstjaren maar wel 20 dienstjaren in de petroleumnijverheid hebben volbracht, wordt een bijkomend aanvullend pensioen toegekend, vermeerderd met het aantal ontbrekende jaren om een volledig aanvullend pensioen te genieten. § 2. Aan de werklieden met een contract van onbepaalde duur die op 65-jarige leeftijd worden gepensioneerd en geen 20 dienstjaren maar nochtans 10 ononderbroken jaren dienst in de petroleumnijverheid hebben volbracht, wordt een jaarlijks aanvullend pensioen toegekend gelijk aan de in artikel 72 genoemde som verminderd per ontbrekend dienstjaar onder de 20, met 1/40e. § 3. Aan de werklieden die op 65-jarige leeftijd de 10 dienstjaren niet hebben bereikt, wordt een aanvullend petroleumpensioen toegekend ten bedrage van de in artikel 72 vastgestelde som, vermenigvuldigd met factor (jaren dienst/40). Afdeling 2. - Aanvullend overlevingspensioen
Art. 75.§ 1. Bij overlijden van een onder de in afdeling 1 bepaalde voorwaarden gepensioneerde werkman, wordt aan de overlevende echtgeno(o)t(e), een aanvullend overlevingspensioen toegekend. § 2. Bij overlijden van een werkman in actieve dienst, wordt aan de overlevende echtgeno(o)t(e) een aanvullend overlevingspensioen toegekend, voor zover zij/hij sedert ten minste één jaar met de overleden werkman was gehuwd. § 3. Met overlevende echtgeno(o)t(e) wordt gelijkgesteld de samenwonende partner, op voorwaarde dat dergelijke samenleving officieel geregistreerd werd.
Art. 76.Het bedrag van dit aanvullend overlevingspensioen wordt vastgesteld als volgt : 1° voor de overlevende echtgeno(o)t(e) van gepensioneerde werklieden, op 70 pct.van het aanvullend rustpensioen dat de gepensioneerde werkman genoot krachtens de bepalingen van de artikelen 72 en 74; 2° voor de overlevende echtgeno(o)t(e) van in dienst overleden werklieden, op 70 pct.van het aanvullend rustpensioen dat de overleden werkman had kunnen genieten, indien hij de leeftijd van 65 jaar had bereikt op het ogenblik van zijn/haar overlijden.
Het aanvullend rustpensioen dat de werkman overeenkomstig de artikelen 72 en 74 zou hebben ontvangen, wordt berekend, rekening houdend met de dienstjaren die de overleden werkman zou hebben getotaliseerd indien hij tot 65 jaar had gewerkt. 3° Indien de overlevende echtgeno(o)t(e) meer dan tien jaar jonger is dan haar/zijn echtgeno(o)t(e), zal het aanvullend rustpensioen met 1,5 pct.per jaar boven die tien jaar worden verminderd. Afdeling 3. - Algemene beschikkingen
Art. 77.De afwezigheidperiodes korter dan één jaar, in het bijzonder ten gevolge van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of arbeidsongevallen, worden niet in aanmerking genomen voor een vermindering van de diensttijd zoals omschreven in artikel 74.
Afwezigheidperiodes langer dan één jaar zullen aanleiding geven tot een vermindering van de diensttijd zoals omschreven in artikel 74.
Indien een nieuwe afwezigheid optreedt binnen de maand na het einde van een arbeidsongeschiktheid, en om dezelfde reden, dan wordt deze nieuwe afwezigheid geacht deze periode te verlengen.
Art. 78.De door deze bepalingen begunstigden zijn verplicht aan de werkgever alle nodige inlichtingen en documenten te verschaffen om toe te laten het aanvullend rustpensioen/overlevingspensioen te berekenen, zoals onder meer hun burgerlijke stand, de samenstelling van hun gezin, enz.
Zij moeten eveneens ter mededeling alle documenten overmaken welke nuttige inlichtingen verschaffen betreffende hun wettelijk of ander pensioen.
Elke wijziging van deze inlichtingen moet spontaan aan de werkgever schriftelijk en onverwijld worden bekendgemaakt en eventueel door officiële documenten worden gestaafd.
De werkgever mag op elk ogenblik van de begunstigden de nodige stukken eisen om hun rechten te bepalen of na te gaan en, indien zij binnen een redelijke termijn aan de verplichting niet voldoen, heeft de werkgever het recht de uitbetaling van de pensioenen te doen schorsen.
Art. 79.In geval van uitdiensttreding vóór pensionering of brugpensionering, kunnen de conform de artikelen 72 en 74 opgebouwde pensioenrechten op basis van 40sten worden overgedragen overeenkomstig de bepalingen van de vigerende wetgeving. HOOFDSTUK XIII. - Arbeidsovereenkomst in tijdelijk verband
Art. 80.De toestand van een in tijdelijk verband aangeworven werkman moet worden geregulariseerd wanneer hij, in de loop van een kalenderjaar, in eenmaal of in meerdere malen in totaal negen maanden tewerkstelling bereikt.
Vanaf dat ogenblik is de belanghebbende aangeworven met een overeenkomst van onbepaalde duur en zijn anciënniteit begint te tellen vanaf zijn eerste aanwerving in tijdelijk verband.
Door "in tijdelijk verband aangeworven werkman", wordt verstaan een werkman aangeworven voor een bepaald werk, of verbonden door een arbeidsovereenkomst voor werklieden van bepaalde duur of door een vervangingsovereenkomst.
De duur van tewerkstelling van "Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening - stagiairs", aangeworven krachtens de wet van 22 december 1977, betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978 (hoofdstuk III, afdeling 1) zoals gewijzigd bij koninklijke besluiten nr. 26 van 24 maart 1982 en nr. 57 van 19 juli 1982, wordt niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de hierboven vermelde conventionele bepalingen van kracht voor de werklieden in de petroleumsector.
Hetzelfde geldt voor de werklieden aangeworven in vervanging van werklieden met loopbaanonderbreking. HOOFDSTUK XIV. - Premie aan gesyndiceerde arbeiders Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 81.In geval van goede uitvoering van de paritaire overeenkomsten afgesloten tussen de vakorganisaties en werkgevers van de petroleumnijverheid en -handel, zal er door deze laatsten, op het einde van ieder jaar der beschouwde periode van sociale programmatie, een premie worden toegekend uitsluitend aan de rechthebbende gesyndiceerde arbeiders.
Men verstaat : a. door "goede uitvoering der afgesloten paritaire overeenkomsten" het feit dat de vakorganisaties zich tijdens deze periode onthouden van nieuwe eisen te stellen en geschillen uit te lokken, welke ook, van deze beide, hun aard en omvang weze;b. door "gesyndiceerde arbeiders", de bij één der in de schoot van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel vakorganisaties aangesloten arbeiders. Afdeling 2. - Rechthebbenden
Art. 82.Hebben recht op de premie : a. De sedert 1 januari van het jaar waarop de premie betrekking heeft gesyndiceerde arbeiders.b. De op brugpensioen gestelde gesyndiceerde arbeiders.c. De gesyndiceerde arbeiders die tijdens het jaar waarop de premie betrekking heeft met wettelijk pensioen of met brugrustpensioen gaan hebben recht op de volledige premie.d. De weduwen van alle hiervoren bedoelde gesyndiceerde arbeiders, die in de loop van het jaar waarop de premie betrekking heeft zijn overleden, hebben recht op de voor het jaar van overlijden voorziene volledige premie, voor zover de arbeiders op 1 januari van het jaar van overlijden in dienst waren.e. De gesyndiceerde arbeiders, opgeroepen om hun legerplicht te vervullen, hebben recht op de premie, in zover deze arbeiders, als gesyndiceerden, hun bijdrage aan een vakvereniging blijven betalen;in geen geval mag deze betaling worden ingeroepen om deze van andere premies in gelijkaardige voorwaarden te verlangen. f. De zieke of door een ongeval getroffen gesyndiceerde arbeiders;de periode van deze arbeidsongeschiktheid wordt gelijkgesteld met werkelijke arbeid. Daarenboven zullen arbeiders, die gedurende het gehele jaar ziek zijn, de op dit jaar betrekking hebbende premie ontvangen, op voorwaarde dat deze arbeiders, als gesyndiceerden, hun bijdrage aan hun vakvereniging blijven betalen; in geen geval mag deze betaling worden ingeroepen om deze van andere premies in gelijkaardige voorwaarden te verlangen. g. De gesyndiceerde arbeiders met een contract op proef aangeworden, die door een contract van onbepaalde duur gebonden zijn op het ogenblik van de controleprocedure over het lidmaatschap bij een vakorganisatie, en waarvan de arbeid in proefverband onmiddellijk aan hun aanwerving voor onbepaalde duur voorafgaat.h. De gesyndiceerde arbeiders die vrijwillig de onderneming verlaten hebben in de loop van het jaar volgend op datgene waarop de premie slaat, hebben hierop recht.Zij hebben er geen recht op, indien hun ontslag gegeven werd in het jaar waarop de premie slaat. i. De gesyndiceerde arbeiders die slechts deeltijds werken hebben recht op de helft van de premie, zo hun arbeid minder dan 4 uur per dag beloopt, en op de gehele premie zo deze arbeid 4 uur of meer per dag beloopt.j. De arbeiders met een contract voor bepaalde duur aangeworven (tijdelijke arbeiders) hebben recht op de premie, prorata hun maandelijkse prestaties. Onder voorbehoud van hetgeen hiervoor bepaald wordt betreffende de weduwen van gesyndiceerde arbeiders en betreffende op rust gestelde gesyndiceerde arbeiders, is het zo dat de gesyndiceerden die slechts een gedeelte van het jaar waarop de premie betrekking heeft gewerkt hebben, deze premie slechts zullen ontvangen pro rata temporis van hun arbeid tijdens het jaar.
Hetzelfde geldt voor de gesyndiceerde arbeiders, die in de loop van dat jaar bedienden zijn geworden. Afdeling 3. - Betaling van de werkgeversbijdrage
Art. 83.Teneinde over de voor de uitkering van de premie aan gesyndiceerde arbeiders noodzakelijke fondsen te beschikken, wordt het in de schoot van de Belgische Petroleum Federatie opgericht Waarborgfonds gespijsd door een jaarlijkse werkgeversbijdrage.
Deze bijdrage is verschuldigd door alle werkgevers die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren.
Deze bijdrage wordt berekend a rato van 4 200 BEF (waarvan 700 BEF uit het Waarborgfonds) per al dan niet gesyndiceerde arbeider, voorkomend op de loonlijst. Voor de arbeiders die slechts een deel van het jaar in dienst waren, zal de bijdrage prorata temporis van het aantal maanden arbeid worden betaald, met dien verstande dat een begonnen maand in haar geheel verschuldigd is (350 BEF per maand).
Niettemin is de volledige bijdrage van 4 200 BEF verschuldigd voor de gevallen van oprustgestelde arbeiders of overleden gehuwde arbeiders, voor zover deze laatsten op 1 januari van het jaar van overlijden in dienst waren.
Voor de arbeiders met conventioneel brugpensioen bedraagt de bijdrage 4 200 BEF (waarvan 700 BEF uit het Waarborgfonds) voor het dienstjaar tijdens hetwelk ze met brugpensioen worden gesteld; 3 500 BEF (waarvan 500 BEF uit het Waarborgfonds), voor de erop volgende dienstjaren, en het laatste prorata temporis (maandelijks prorata 292 BEF).
Er wordt geen bijdrage betaald voor de arbeiders op proef, zomin als voor de arbeiders die het bedrijf in de loop van het jaar waarop de premie slaat vrijwillig hebben verlaten, tenzij deze arbeiders aan de voorwaarden voldoen, zoals bedoeld onder artikel 82.
Op basis van de hierboven vermelde gegevens, storten de werkgevers hun bijdragen, vóór 1 maart volgend op het jaar waarop de premie betrekking heeft, op de bankrekening 210-0472509-74 van het "Waarborgfonds" dat beheerd wordt door de Belgische Petroleum Federatie.
Vóór 15 maart stort het "Waarborgfonds" de ontvangen bijdragen integraal op de bankrekening 430-0807001-49 van het Sociaal Fonds van de arbeiders der petroleumnijverheid en -handel V.Z.W., Hoogstraat 26-28, te 1000 Brussel.
Het Sociaal Fonds van de arbeiders der petroleumnijverheid en -handel V.Z.W. verdeelt de ontvangen bijdragen over de door het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel erkende vakorganisaties, op basis van het aantal gesyndiceerden van het voorgaande dienstjaar.
Daarenboven wordt verwezen naar de rubriek 2 c) van het protocol van arbeidsvrede voor de arbeiders van de petroleumnijverheid en -handel van 20 januari 1987, geregistreerd onder het nummer 17164/CO/117. Afdeling 4. - Bedrag van de premie
Art. 84.Het bedrag van de premie beloopt : - voor de arbeiders in dienst : 4 200 BEF (waarvan 700 BEF uit het Waarborgfonds), per gesyndiceerde rechthebbende arbeider (maandelijks prorata : 350 BEF); - voor de op conventioneel brugpensioen gestelde arbeiders : 4 200 BEF (waarvan 700 BEF uit het Waarborgfonds) voor het jaar tijdens hetwelk zij met brugpensioen gaan; - 3 500 BEF (waarvan 500 BEF uit het Waarborgfonds) voor de volgende jaren en het laatste jaar prorata temporis (maandelijks prorata : 292 BEF). Daarenboven wordt verwezen naar de rubriek 2 c) van het protocol van arbeidsvrede voor de arbeiders van de petroleumnijverheid en -handel van 20 januari 1987, geregistreerd onder het nummer 17164/CO/117. Afdeling 5. - Uitkeringsmodaliteiten
Art. 85.Iedere werkgever welke ressorteert onder het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel stelt een samenvattende lijst op, per onderneming, van zijn arbeiderspersoneel.
De lijst bevat volgende gegevens : - individuele pensioenrekening; - naam, voornaam en volledig adres; - in voorkomend geval : datum van indienst- of uitdiensttreding; - het bedrag van de betaalde bijdrage per arbeider.
Van deze samenvattende lijsten worden twee exemplaren overgemaakt aan de Belgische Petroleum Federatie. Deze laatste maakt één exemplaar over aan het Sociaal Fonds van de arbeiders der petroleumnijverheid en -handel V.Z.W. Men verstaat onder arbeiderspersoneel, al de handarbeiders, die op de loonlijst van de maatschappij voorkomen of voorkwamen in de loop van het jaar waarop de premie betrekking heeft, met uitzondering evenwel van de op proef aangeworven arbeiders en deze die het bedrijf vrijwillig hebben verlaten.
Er zal met de hierboven vermelde uitzondering geen rekening worden gehouden voor : - de op proef aangeworven arbeiders, indien deze op het ogenblik van de controleprocedure over het lidmaatschap bij de vakorganisatie, aangeworven zijn in het raam van een arbeidscontract voor onbepaalde duur, en indien deze aanwerving onmiddellijk op de proefperiode volgt.
In dit geval zal het werk tijdens de proef verricht, gelijkgesteld worden met het werk in het raam van een arbeidscontract voor onbepaalde duur; - de arbeiders die vrijwillig het bedrijf hebben verlaten, zo hun ontslag in het jaar volgend op dit waarop de premie slaat, gegeven werd.
Voor de bruggepensioneerden worden eveneens samenvattende lijsten opgemaakt. Er wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de andere arbeiders.
Art. 86.Door de ondernemingen worden op naam van elke arbeider welke vermeld wordt op de samenvattende lijsten, kaarten van rechthebbende opgemaakt. Voor de bruggepensioneerden worden afzonderlijke kaarten van rechthebbende opgemaakt.
Vanaf 15 december en ten laatste op 15 januari daaropvolgend worden door de ondernemingen, de kaarten van rechthebbende, individueel aan de betrokkenen uitgereikt.
In akkoord met de syndicale organisaties kunnen zijn te hunner beschikking worden gehouden bij de personeelsoverste of zijn vertegenwoordiger.
De kaarten van rechthebbende als bruggepensioneerde worden door de ondernemingen per post aan de belanghebbenden overgemaakt.
Op de achterzijde van de kaarten van rechthebbende worden voor de gesyndiceerden de instructies vermeld die op punt gesteld zijn door het Sociaal Fonds in overleg met de Belgische Petroleum Federatie (zie model onder Afdeling 8. Bijlage).
Wanneer de ondernemingen een duplicaat uitreiken, moet dit op de kaart vermeld worden.
De kaarten van rechthebbenden worden door het "Waarborgfonds" aan de ondernemingen ter beschikking gesteld.
Art. 87.De controle van het lidmaatschap gebeurt tussen 15 januari en 1 februari volgend op het dienstjaar.
Ten laatste op 15 februari maken de gewestelijke secretarissen de kaarten van rechthebbende over aan de nationale vakorganisaties.
Art. 88.Met de betaling van de syndicale premies wordt gestart vanaf 1 april volgend op het dienstjaar.
Na 1 april verricht iedere vakorganisatie naar eigen goeddunken de betalingen tot 15 mei daaropvolgend.
Indien er nog kaarten van rechthebbende na 15 mei op de nationale vakorganisaties toekomen, worden zij uitbetaald met de premies van het volgend dienstjaar.
Art. 89.De nationale vakorganisaties rekenen op de uitbetaalde premies af met het Sociaal Fonds van de arbeiders der petroleumnijverheid en -handel V.Z.W. ten laatste op 31 mei volgend op het dienstjaar.
De afrekening gebeurt per onderneming.
Het saldo van het ontvangen voorschot wordt ofwel door het sociaal fonds aangezuiverd of door de vakorganisaties aan het sociaal fonds teruggestort naargelang dit saldo negatief of positief is.
Ten laatste op 15 juni volgend op het dienstjaar, rekent het Sociaal Fonds V.Z.W., de uitbetaalde premies af met het "Waarborgfonds".
Het saldo voortkomend van de niet-gesyndiceerde arbeiders verminderd met de administratievergoeding wordt door het Sociaal Fonds V.Z.W. aan het "Waarborgfonds" teruggestort.
Het eventueel saldo voortkomend van de bruggepensioneerden wordt bijgehouden door het Sociaal Fonds V.Z.W. Afdeling 6. - Reserves "Waarborgfonds"
Art. 90.Uiterlijk op 31 december deelt de Belgische Petroleum Federatie aan het Sociaal Fonds V.Z.W. de toestand van de reserves mede.
Door het "Waarborgfonds" worden in gemeenschappelijk overleg met de vakorganisaties, de reserves aangewend voor overeengekomen doeleinden. Afdeling 7. - Controle op de betalingen
Art. 91.Deze controle kan in de zetel van het Sociaal Fonds V.Z.W. door een beëdigd boekhouder verricht worden. Jaarlijks verstrekt het sociaal fonds de globale gegevens over de graad van syndicalisatie en de verdeling naargelang de vakbonden aan de Belgische Petroleum Federatie. Afdeling 8. - Bijlage
Sociaal Fonds van de Arbeiders van de Petroleumnijverheid en -Handel V.Z.W. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK XV. - Brugpensioen Sectorale kaderovereenkomst conventioneel brugpensioen
Art. 92.a) Er wordt in de petroleumsector, een conventioneel brugpensioen aan de arbeiders toegekend in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 17 van de Nationale Arbeidsraad en van het koninklijk besluit van 19 februari 1975 betreffende het recht van bejaarde werknemers op werkloosheidsuitkeringen.
Deze kaderovereenkomst wordt geconcretiseerd door de afsluiting van eensluidende particuliere overeenkomsten op het vlak der ondernemingen.
Zullen voor conventioneel brugpensioen in aanmerking komen de arbeiders vanaf 58 jaar, voor zover ze een anciënniteit tellen van 25 jaar in loondienst. b) Bijzondere regeling "shift". Voor werknemers met 33 jaar dienst waarvan 20 jaar in shift met nachtarbeid (collectieve arbeidsovereenkomst nummer 46 van de Nationale Arbeidsraad) mogelijkheid tot conventioneel brugpensioen op 56-jarige leeftijd vanaf 1 januari 1999. Deze maatregel vergt het akkoord van beide partijen (werkgever en individuele werknemer). c) Hernieuwing bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op bedrijfsvlak. Vanaf 55-jarige leeftijd, na 38 jaar anciënniteit in loondienst, mits deze collectieve arbeidsovereenkomsten ononderbroken in voege zijn sedert 1986. d) Deeltijds brugpensioen : vanaf 55 jaar, om medische of ernstige familiale/sociale redenen. Het conventioneel brugpensioen zal kunnen toegekend worden zowel wanneer het initiatief daartoe uitgaat van de arbeider als van de werkgever. In het voorkomend geval zal belanghebbende alleszins, ten einde in regel te zijn met de vigerende reglementering, door de werkgever officieel worden ontslagen.
Ieder initiatief inzake de toepassing van het brugpensioen, van wie het ook uitgaat, zal voorgelegd worden aan de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, zal hierover overlegd worden met de syndicale afvaardiging.
De vervanging van bruggepensioneerden dient beoordeeld te worden in overleg met de ondernemingsraad en de syndicaal afgevaardigden van de betrokken zetels, volgens de noden van het bedrijf. Bij onenigheid kan het dossier aan het verzoeningsbureau van de sector worden onderworpen.
Vergoeding voor brugpensioen
Art. 93.De arbeider zal aanspraak kunnen maken op een jaarinkomen omvattende, benevens de werkloosheidsvergoeding, een patronale tussenkomst, berekend als volgt : geïndexeerd bruto uurloon x 38 uren x 52 weken + getrouwheidspremie + eindejaarspremie - bedrag sociale zekerheid van de arbeid (theoretisch) - bedrijfsvoorheffing (theoretisch) gedeeld door 12 = theoretisch netto maandloon waarvan 85 pct. aan de arbeider verzekerd wordt.
De bijpassing door de werkgever komt overeen met het verschil tussen dit laatste bedrag en de werkloosheidsuitkering.
De arbeider zal 85 pct. van het theoretische netto maandloon blijven ontvangen ongeacht de werkloosheidsuitkering, die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt toegekend verminderd wordt als gevolg van de niet-vervanging van de bruggepensioneerde.
De berekening van de bijpassing door de werkgever geschiedt op het ogenblik van de op vervroegde pensioenstelling van de arbeider.
Het bruto uurloon in aanmerking te nemen is dit, van de laatste maand tewerkstelling van de belanghebbende.
Dit loon behelst, desgevallend de premie voor de gekwalificeerde raffinaderijarbeider en het overloon van 10 pct. voor de brigadiers.
Het bevat niet de ploegvergoedingen. Nochtans zal het bruto jaarlijks referteloon (1 976 uur = 38 uren x 52 weken) verhoogd worden met 0,86 pct. per jaar arbeid in drie ploegen en met 0,34 pct. per jaar arbeid in twee ploegen, in de raffinage en in de distributie, met dien verstande dat de ploegenpremie alleszins enkel tot het beloop van het maximumpercentage wordt geïncorporeerd.
Betere afspraken op het vlak van de onderneming kunnen ten alle tijden : bijvoorbeeld - minimum leeftijd, hogere maandelijkse aanpassing, enz.
Pensioenbijslagen vanaf de wettelijke pensioenleeftijd
Art. 94.Toekenning van de door de collectieve arbeidsovereenkomst van de petroleumsector voorziene pensioenbijslagen die in voege zullen zijn op het ogenblik dat de arbeider de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, en dit op grond van de anciënniteit die hij zou bereikt hebben indien hij tot dan toe in dienst gebleven was.
Geval van de weduwen van op brugpensioen geplaatste arbeiders
Art. 95.Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van de petroleumsector alsof de vóór de wettelijke pensioenleeftijd overleden arbeider nog in dienst gebleven was. HOOFDSTUK XVI. - Opleiding risicogroepen Tewerkstelling - opleiding risicogroepen
Art. 96.Voor de ganse petroleumsector wordt een fonds voorzien gespijsd door de opbrengst van 0,20 pct. geheven op de ganse loonmassa van alle werknemers (arbeiders en bedienden).
Bovenstaande bijdrage zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnd worden (0,80 pct. op 1 oktober 1997 voor dit jaar, 0,20 pct. per trimester vanaf 1998).
Art. 97.Hiermee zal, ten belopen van de middelen van het Fonds voor bestaanszekerheid van de petroleumsector voor risicogroepen, in de ondernemingen een technische opleiding verstrekt worden aan kansarme en/of langdurige werklozen (arbeiders of bedienden) over een periode van twee jaar.
De contracten zullen een aantal minimumvoorwaarden stipuleren binnen de sector, uit te werken door het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid.
Deze opleiding gebeurt aan het interprofessioneel minimumloon (met verlenging van de gebruikelijke voordelen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst en in de ondernemingsovereenkomsten) en geeft gebeurlijk aanleiding tot de lastenverlichting voor langdurig werklozen.
Het beheercomité van het fonds voor bestaanszekerheid legt de minimumbedragen vast op basis waarvan de terugstortingen aan de bedrijven zullen gebeuren.
Bij het begin van de opleiding wordt een vormings- en opleidingsprogramma opgesteld door de werkgever in samenspraak met de werknemersvertegenwoordigers. Een vormingsverantwoordelijke wordt aangeduid.
Er kan eventueel een beroep gedaan worden op de diensten van de V.Z.W. ACTA-Antwerpen (petrochemische sector).
De minimumduurtijd van een dergelijke opleidings- en vormingscontract bedraagt 6 maanden, de maximumduur 12 maanden behoudens lokale afwijking.
Voor zover bij het einde van een contractduur van één jaar geen arbeidsovereenkomst in de sector aangeboden wordt, wordt een eenmalige afscheidspremie van 30 000 BEF verstrekt.
Controle gebeurt via de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale afvaardiging.
Indien er bij ontbinding, een saldo in hoger genoemd sectoraal fonds aanwezig zou zijn, wordt dit aan het Tewerkstellingsfonds gestort. HOOFDSTUK XVII. - Tewerkstelling en arbeidsherverdelend maatregelen
Art. 98.Binnen het raam van de door de wet geschapen mogelijkheden om tewerkstellingsakkoorden af te sluiten, legt de collectieve arbeidsovereenkomst volgende maatregelen vast : a. Vrijwillige deeltijdse arbeid en loopbaanonderbreking. Onderzoek op bedrijfsvlak van de voorwaarden om gebeurlijk aanspraak te kunnen maken op de aanmoedigingspremies van de Vlaamse regering (of andere gewest- of gemeenschapsregeringen). b. Bedrijven in economische moeilijkheden of herstructurering. Binnen de wettelijke voorzieningen te onderzoeken op bedrijfsvlak. Bij herstructurering of aankondiging voldoende tijd vooraf aan de ondernemingsraad of bij ontstentenis de syndicale afvaardiging, met het oog op bespreking van de te nemen maatregelen.
Prioritair zal daarbij aandacht gaan naar de regeringsmaatregelen van arbeidsherverdeling in de ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering : vrijwillige vermindering van de werktijd met gedeeltelijke compensatie van het salarisverlies.
Experimenten op bedrijfsniveau zijn omkeerbaar en vormen geen precedent op sectorvlak. c. Sociale balans. Om een evaluatie mogelijk te maken, op het niveau van de bedrijven en de sector, van het tewerkstellingseffect van deze collectieve arbeidsovereenkomst in voltijdse equivalenten, zal een globalisatie gevraagd worden van de sociale balansen, die door de petroleumbedrijven ingediend werden, na goedkeuring door de ondernemingsraad of bij ontstentenis door de syndicale afvaardiging. d. Tewerkstellingscel. Werknemers ontslagen om economische omstandigheden worden opgenomen in een werfreserve. Deze reserve wordt aangesproken bij een interne vacature in de sector. Aanwerving kan geschieden op voorwaarde dat de werknemer voldoet aan het gevraagde profiel en de gevraagde kwalificatie. HOOFDSTUK XVIII. - Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 99.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX.