gepubliceerd op 25 januari 2000
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
8 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid artikel 12, 11°;
Gelet op het advies van het Algemeen comité van 24 september 1999;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het als bijlage bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt goedgekeurd.
Art. 2.Het koninklijk besluit van 10 november 1997 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1999.
Art. 4.Onze Minister van Sociale zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale zaken, F VANDENBROUCKE
Bijlage HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET ALGEMEEN BEHEERSCOMITE VAN HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING
Artikel 1.Het Algemeen beheerscomité vergadert ofwel op initiatief van de voorzitter, ofwel op verzoek van de Minister die de Sociale Voorzorg in zijn bevoegdheid heeft, ofwel op schriftelijke vraag van ten minste drie leden waarin het onderwerp van de vergadering wordt vermeld.
Het Algemeen beheerscomité wordt bijeengeroepen door de voorzitter of, zo die verhinderd is, door een ondervoorzitter. De voorzitter mag zijn bevoegdheid tot bijeenroepen overdragen aan de administrateur-generaal van het Instituut.
De uitnodigingen worden verzonden ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering; in spoedeisende gevallen mag die termijn worden verkort.
De agenda van de vergadering staat vermeld op de uitnodigingen.
Art. 2.Alleen de aangelegenheden die op de agenda zijn ingeschreven, worden besproken.
Het Algemeen beheerscomité kan van deze bepaling afwijken indien de meerderheid van de aanwezige leden het beslist.
Art. 3.De vergaderingen van het Algemeen beheerscomité zijn niet openbaar. De leden van het Algemeen beheerscomité en de ambtenaren van het Instituut die zijn vergaderingen bijwonen zijn ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter van de besproken documenten, alsmede van de beraadslagingen en van de stemmingen te eerbiedigen.
Art. 4.Ingeval de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering voorgezeten door de oudste aanwezige ondervoorzitter. Indien ook de ondervoorzitters verhinderd zijn, wordt de vergadering voorgezeten door het oudste lid.
Art. 5.De stemmingen geschieden bij handopheffing. Er wordt geheim gestemd wanneer ten minste drie leden erom verzoeken.
Art. 6.Het Algemeen beheerscomité kan voor de behandeling van bijzondere aangelegenheden personeelsleden van het Instituut alsmede andere bijzonder bevoegde personen ter raadpleging oproepen.
Ieder lid mag zich, met de instemming van de voorzitter, door een deskundige laten bijstaan voor de behandeling van bijzondere aangelegenheden die op de agenda zijn vermeld.
De bepalingen van artikel 3 zijn eveneens van toepassing voor de personen bedoeld onder lid 1 en 2.
Art. 7.De notulen van de vergaderingen van het Algemeen beheerscomité die de besprekingen bondig samenvatten en de genomen beslissingen vermelden, worden in het Frans en het Nederlands opgesteld door toedoen van de administrateur-generaal of van de adjunct-administrateur-generaal van het Instituut bijgestaan door een personeelslid van de Algemene diensten aangewezen door de administrateur-generaal.
De notulen worden uiterlijk binnen acht dagen na de dag van de vergadering aan de leden gezonden. De opmerkingen in verband met de notulen moeten de administrateur-generaal binnen acht dagen na hun verzending schriftelijk worden meegedeeld, zoniet kunnen de beslissingen worden uitgevoerd.
Ingeval een nieuwe vergadering korter dan acht dagen na de verzending van de notulen plaatsheeft, worden de opmerkingen in verband met die notulen in bedoelde vergadering gemaakt en opgetekend.
De notulen worden ondertekend door de voorzitter of door de voorzitter van de vergadering en door de administrateur-generaal; ze worden op de eerstvolgende vergadering ter definitieve goedkeuring voorgelegd.
Art. 8.Voor de dringende aangelegenheden van minder belang mag de voorzitter de leden schriftelijk raadplegen.
Art. 9.Indien een werkend lid verhinderd is een vergadering bij te wonen, kan de organisatie die hij vertegenwoordigt, hem vervangen door een plaatsvervangend lid.
Art. 10.De leden van het Algemeen beheerscomité gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten aanzien van de verbintenissen van het Instituut.
Art. 11.Overeenkomstig artikel 181, eerste lid, van de wet gecoördineerd op 14 juli 1994 worden de machten inzake dagelijks beheer van de administrateur-generaal van het Instituut als volgt omschreven : 1° uitvoering van de beslissingen van het Algemeen beheerscomité; behalve die betreffende de administratieve cel; 2° inwendige organisatie van de Algemene diensten;3° leiding van het personeel;behalve van het personeel tewerkgesteld bij de administratieve cel; 4° verlenen van gewoon en omstandigheidsverlof aan het personeel; behalve aan het personeel tewerkgesteld bij de administratieve cel; 5 ontvangst en ondertekening van de briefwisseling met betrekking tot de Algemene diensten; 6° ondertekening van de kennisgevingen van ontvangst en van de ontlastingen die met name aan het Bestuur der Posterijen en der Spoorwegen moeten worden gegeven voor telegrammen, aangetekende brieven, colli's, enz.; 7° tot 1 januari 2000, ongeacht artikel 14, 7°, vastleggen van alle door een begrotingskrediet gedekte uitgaven met betrekking tot : a) de wedden, lonen en allerhande vergoedingen verschuldigd aan het personeel van het Instituut;b) de dienstreizen van de personeelsleden;c) de ereloonstaten van advocaten, geneesheren, deskundigen en ministeriële ambtenaren;d) het presentiegeld, de verblijfsvergoedingen en reiskosten in verband met de vergaderingen van de diverse raden, comités en commissies die binnen het Instituut werken;8° ondertekening van de ordonnanties van betaling, van kredietopening, voorschotten, waarborgen of borgtochten of van regularisatie alsmede van cheques en overschrijvingen;9° ondertekening van kwitanties en ontlastingen voor alle uit om het even welke hoofde aan het Instituut betaalde of gestorte sommen;10° verdediging in rechte;11° ondertekening van omzendbrieven en onderrichtingen van het Instituut uitgaande van de Algemene diensten;12° voorzitterschap van het Basisoverlegcomité, van het Beheerscomité voor het maatschappelijk werk en de sociale dienst alsmede van het Beperkt comité van dit Beheerscomité;13° voorzitterschap van het in artikel 13 van de wet gecoördineerd op 14 juli 1994 bedoelde Directiecomité en van de in artikel 54 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel bedoelde Directieraad;14° vertegenwoordiging van het Instituut op de vergaderingen van de mede-eigenaars die het Instituut aanbelangen, deelneming aan de stemmingen, beslissingen en discussies in naam en voor rekening van het Instituut, dit alles met bevoegdheid van indeplaatsstelling.
Art. 12.De administrateur-generaal mag de uitoefening van sommige bevoegdheden inzake dagelijks beheer overdragen aan een personeelslid van het Instituut en geeft het Algemeen beheerscomité hiervan kennis.
Art. 13.Met tijdelijke uitzondering tot 1 januari 2000 van de bevoegdheden die tot dezelfde datum aan de Administrateur-generaal van de administratieve cel zijn overgedragen, worden de volgende bevoegdheden aan de Administrateur-generaal van het Instituut overgedragen : I. Vastleggen van alle door een begrotingskrediet gedekte uitgaven, buiten die van het dagelijks beheer, met betrekking tot : a) het huren, onderhouden, verwarmen, verlichten of verbouwen van gebouwen of gebouwgedeelten bestemd voor de diensten van het Instituut;b) het aankopen, huren en onderhouden van materiaal, meubilair, machines, voertuigen, kantoorbehoeften en andere kosten van dagelijks beheer; II. In verband met het toekennen van overheidsopdrachten : 1° keuze van de wijze van toekenning van de opdracht, de bevoegdheid om het bijzondere lastencohier vast te leggen, de procedure in te zetten voor zover het voorwerp van de opdracht voorafgaandelijk werd goedgekeurd door het Algemeen beheerscomité. Deze goedkeuring is evenwel niet vereist als de geraamde uitgave, zonder de belasting op de toegevoegde waarde, het bedrag van 2,5 miljoen frank niet overschrijdt.
Als het voorwerp van de opdracht is opgenomen in de begroting, opgesteld door het Algemeen beheerscomité geldt dit als voorafgaandelijke toestemming voor zover die is goedgekeurd door de toeziende overheid; 2° de kandidaten voor een opdracht te kunnen selecteren en opdrachten toe te kennen als het geraamde bedrag voor de opdracht, zonder de belasting op de toegevoegde waarde, 30 miljoen frank niet overschrijdt.Dit bedrag wordt echter verminderd tot 15 miljoen voor de opdrachten die worden getekend via een procedure zonder publiciteit;
Indien het geraamde bedrag van de opdracht hoger is dan vijf miljoen wordt de toekenning mee ondertekend door de Voorzitter van het Algemeen beheerscomité.
In de loop van het eerste kalenderkwartaal wordt aan het Algemeen beheerscomité verslag uitgebracht over de toekenning van de opdrachten van meer dan 2,5 miljoen frank die ingevolge delegatie zijn genomen tijdens het voorgaande kalenderjaar. 3° af te kunnen wijken van de essentiële opdrachtclausules en -voorwaarden als de geraamde waarde niet hoger ligt dan 2,5 miljoen frank;4° geldboetes voor vertraging in de uitvoering te kunnen opschorten, als het bedrag van de goedgekeurde offerte niet boven 2,5 miljoen frank ligt. III. Met betrekking tot het beheer van het menselijke potentieel : 1° vaststelling, herziening en verhoging van de wedden, overeenkomstig de statutaire regelen;2° valorisatie van vorige diensten;3° toekenning van anciënniteitsbijslagen aan de invaliden van de oorlog 1940-1945 en aan de gevangenen van de oorlog 1940-1945 en de met dezen gelijkgestelden, en toekenning van weddebijslagen aan sommige leden van het door de Staat bezoldigd personeel wier indiensttreding door de oorlog 1940-1945 merkelijk is vertraagd;4° achteruitstelling ter zake van de bevordering in wedde ten gevolge van de toekenning van de evaluatie "onvoldoende";5° ontslag aangevraagd door de personeelsleden;6° indisponibiliteitstelling van personeelsleden van niveau 2+, 2, 3 en 4;7° indisponibiliteitstelling wanneer het personeelslid de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;8° wederopneming in dienst van de personeelsleden na afloop van hun disponibiliteit, zelfs als ze voortijdig geschiedt;9° de stopzetting van hun functies voor de personeelsleden die de leeftijdsgrens bereiken;10° pensionering van de personeelsleden en verlening van de eretitel;11° pensionering van personeelsleden wegens tijdelijke of definitieve ongeschiktheid;12° het op non-activiteit zonder wedde plaatsen van de personeelsleden die hun legerdienst of een daarmee gelijkgestelde dienst vervullen, en wederopneming van die personeelsleden in dienstactiviteit bij het verstrijken van het tijdvak van non-activiteit;13° dienstschorsing zonder wedde van de stagedoende personeelsleden die hun legerdienst of een daarmee gelijkgestelde dienst vervullen, en wederopneming van die personeelsleden in dienstactiviteit bij het verstrijken van het tijdvak van dienstschorsing zonder wedde;14° toekenning van verlof voor sociale promotie;15° toekenning van verlof voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van de in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen of ten behoeve van de voorzitter van deze groepen;16° toekenning van verlof aan bepaalde ter beschikking van de Koning, een Prins of Prinses van België gestelde personeelsleden;17° toekenning van het recht om, gedurende een ononderbroken periode van ten hoogste vijf jaar, vóór de datum van het al dan niet vervroegd pensioen, halftijds te werken;18° toekenning van het recht op de vierdagenweek;19° voorlopige of tijdelijke aanwijzing van bepaalde personeelsleden;20° vacantverklaring van betrekkingen en mededeling aan het personeel;21° toepassing van het statuut inzake niet gewettigde afwezigheden van personeelsleden en de weerslag ervan op het stuk van hun administratieve stand;22° erkenning van arbeidsongevallen en beroepsziekten en vaststelling van het percentage ervan;23° schorsing in het belang van de dienst;24° verlening van schadeloosstelling, wanneer de burgerlijke aansprakelijkheid van het RIZIV speelt, voor bedragen, die niet zijn gedekt door de verzekeringspolis (franchise en stoffelijke schade).
Art. 14.Overeenkomstig artikel 181bis, eerste lid, van de wet gecoördineerd op 14 juli 1994 worden de bevoegdheden inzake dagelijks beheer van de administrateur-generaal van de administratieve cel als volgt omschreven : A. Voor zover zij betrekking hebben op de administratieve cel : 1° uitvoering van de beslissingen van het Algemeen beheerscomité;2° inwendige organisatie van de bedoelde cel;3° leiding van het personeel dat er is tewerkgesteld;4° verlenen van gewoon en omstandigheidsverlof aan het personeel, dat bij de genoemde cel tewerkgesteld is;5° ontvangst en ondertekening van de briefwisseling; 6° ondertekening van de kennisgevingen van ontvangst en van de ontlastingen die met name aan het Bestuur der Posterijen en der Spoorwegen moeten worden gegeven voor telegrammen, aangetekende brieven, colli's, enz.; 7° in tijdelijke afwijking van artikel 11, 7°, die op 1 januari 2000 een einde neemt, vastleggen van alle door een begrotingskrediet gedekte uitgaven met betrekking tot : a) de wedden, lonen en allerhande vergoedingen verschuldigd aan het personeel dat deel uitmaakt van de personeelsformatie van de administratieve cel;b) de dienstreizen van die personeelsleden;c) de ereloonstaten van advocaten, geneesheren, deskundigen en ministeriële ambtenaren betreffende geschillen die tot de bevoegdheid van de administratieve cel behoren;d) het presentiegeld, de verblijfsvergoedingen en reiskosten in verband met de vergaderingen van de diverse raden, comités en commissies die binnen de cel werken. B. Voor zover die verrichtingen gebeuren in het kader van de toepassing van de bepalingen van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden : 1° ondertekening van de ordonnanties van betaling, van kredietopening, voorschotten, waarborgen of borgtochten of van regularisatie alsmede van cheques en overschrijvingen;2° ondertekening van kwitanties en ontlastingen voor alle aan het Instituut betaalde of gestorte sommen;3° verdediging in rechten.
Art. 15.De administrateur-generaal van de administratieve cel mag de uitoefening van sommige bevoegdheden inzake dagelijks beheer overdragen aan een personeelslid van het Instituut tewerkgesteld bij de cel en geeft het Algemeen beheerscomité hiervan kennis.
Art. 16.In tijdelijke afwijking van artikel 13 draagt het Beheerscomité tot 1 januari 2000 aan de administrateur-generaal van de administratieve cel de bevoegdheid over om alle uitgaven van de administratieve cel vast te leggen, die gedekt zijn door een begrotingskrediet, buiten die van het dagelijks beheer, met betrekking tot : a) het onderhouden, verwarmen, verlichten of verbouwen van gebouwen of gebouwgedeelten bestemd voor de administratieve cel;b) het aankopen, huren en onderhouden van materiaal, meubilair, machines, voertuigen, kantoorbehoeften en andere kosten van dagelijks beheer. In verband met het toekennen van openbare opdrachten, houdt die bevoegdheid het volgende in : 1° keuze van de wijze van toekenning van de opdracht, de bevoegdheid om het bijzondere lastencohier vast te leggen, de procedure in te zetten voor zover het voorwerp van de opdracht voorafgaandelijk werd goedgekeurd door het Algemeen beheerscomité;2° de kandidaten voor een opdracht te kunnen selecteren en opdrachten toe te kennen als het geraamde bedrag voor de opdracht, zonder de belasting op de toegevoegde waarde, 5 miljoen frank niet overschrijdt. Dit bedrag wordt echter verminderd tot 2,5 miljoen voor de opdrachten die worden getekend via een procedure zonder publiciteit; 3° af te kunnen wijken van de essentiële opdrachtclausules en -voorwaarden als de geraamde waarde niet hoger ligt dan 2,5 miljoen frank;4° geldboetes voor vertraging in de uitvoering te kunnen opschorten, als het bedrag van de goedgekeurde offerte niet boven 2,5 miljoen frank ligt.
Art. 17.De voorlopige voorstellen inzake de aan ambtenaren en beambten van het Instituut op te leggen tuchtstraffen worden hetzij door de administrateur-generaal of door de adjunct-administrateur-generaal gedaan, hetzij door de leidend ambtenaar of door een ambtenaar van ten minste rang 15 van de dienst waartoe de te bestraffen ambtenaar of beambte behoort.
Indien de ambtenaren of beambten tot de administratieve cel behoren, moet het voorstel evenwel uitgaan hetzij van de administrateur-generaal, hetzij van een ambtenaar van ten minste rang 13 van de genoemde cel.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale zaken, F. VANDENBROUCKE