gepubliceerd op 24 december 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart
8 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 53, achtste lid, 122, vervangen door het koninklijk besluit van 25 april 1997, en 123, vervangen door het koninklijk besluit van 25 april 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart, inzonderheid op de artikelen 20, 21, 37, 39, 43, 46, 58, 60, 61 en 63;
Gelet op de adviezen van het Beheerscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, uitgebracht op 28 april 1998, 8 juni 1998 en 22 september 1998;
Gelet op de adviezen van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 11 mei 1998, 8 juni 1998 en 12 oktober 1998;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering uitgebracht op 20 mei 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën uitgebracht op 17 september 1998;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid die wordt gemotiveerd door het feit dat de apothekers en de verplegingsinrichtingen zo vlug mogelijk in kennis moeten gebracht worden dat het verplicht gebruik van de sociale identiteitskaart van de sociaal verzekerden aan wie ze zorgen verlenen in de derdebetalersregeling niet in werking treedt op 1 oktober 1998 maar op 1 januari 1999;
Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 22 oktober 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, met betrekking tot de artikelen 7, 8, 10, A), en 11 van dit besluit;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 25 september 1998, betreffende de aanvraag om advies binnen de maand met betrekking tot de artikelen 1 tot 6, 9 en 10, B), van dit besluit;
Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 29 oktober 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 met betrekking tot de artikelen 1 tot 6, 9 en 10, B), van dit besluit;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 20 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart, wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt : « Indien de sociaal verzekerde niet binnen de twee maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de sociale identiteitskaart aangifte doet van het feit dat hij geen nieuwe kaart heeft ontvangen wordt de kaart als verloren beschouwd voor de toepassing van artikel 23. » Art.2. In artikel 21, tweede lid, vanhetzelfde besluit, wordt de eerste zin vervangen als volgt : « Het attest van sociaal verzekerde omvat de lijst van alle gegevens, vermeld in artikel 2, derde en vierde lid, van het koninklijk besluit van 18 december 1996 evenals in artikel 2 van dit besluit. »
Art. 3.In artikel 37, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt een 3° toegevoegd, luidend als volgt : « 3° de zorgverleners die andere dan farmaceutische verstrekkingen verlenen aan sociaal verzekerden in een verplegingsinrichting. »
Art. 4.In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) punt 1° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;" B) het artikel wordt aangevuld met het volgende punt : « 7° de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. »
Art. 5.Artikel 43, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgend lid : « Een beroepskaart voor geneeskundige verzorging en de daaraan verbonden geheime code worden uitgereikt aan de bevoegde personen van de instellingen, bedoeld in artikel 37, tweede lid, 1° en in artikel 39, 1° tot 5°, en 7°. »
Art. 6.In artikel 46, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "verdeling van de beroepskaart voor geneeskundige verzorging aan de bij naam aangewezen personen binnen hun diensten en terugname ervan", vervangen door de woorden "verdeling van de beroepskaart voor geneeskundige verzorging en terugname ervan, aan de bij naam aangewezen personen binnen hun diensten en aan de bij naam aangewezen zorgverleners of vertegenwoordigers van verenigingen die factureren en innen voor zorgverleners, die andere dan farmaceutische verstrekkingen leveren aan sociaal verzekerden in de verplegingsinrichting en met toepassing van de derdebetalersregeling".
Art. 7.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 58.De eerste ambtshalve uitreiking van de sociale identiteitskaarten zal geschieden tussen 1 maart 1998 en 30 november 1998 voor de sociaal verzekerden bedoeld in de artikelen 7 en 8.
Indien de sociaal verzekerde zijn sociale identiteitskaart niet van ambtswege heeft ontvangen op 30 november 1998, is hij ertoe gehouden de verzekeringsinstelling waaronder hij krachtens de artikelen 7 tot 10 ressorteert, zo snel mogelijk hierover in te lichten.
Indien de sociaal verzekerde bedoeld in de artikelen 7 en 8, uiterlijk op 1 april 1999 geen aangifte doet van het feit dat hij geen sociale identiteitskaart heeft ontvangen wordt de kaart als verloren beschouwd voor de toepassing van artikel 23. »
Art. 8.Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 60.De aanvraag van de sociaal verzekerde bedoeld in de artikelen 9 en 10 geschiedt vanaf 1 december 1998. »
Art. 9.Artikel 61, 3° van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 10.In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) punt 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de artikelen 33 tot 38, 39, 1° tot 4°, 6° en 7°, 53 en 54 die in werking treden op 1 januari 1999";
B) het artikel wordt aangevuld met het volgende punt : « 3° de artikelen 39, 5° en 43, eerste lid, voor wat de Openbare centra voor maatschappelijk welzijn betreft, die in werking treden op een datum door Ons te bepalen. »
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 63bis.Gedurende een overgangsperiode die een aanvang neemt op 1 januari en eindigt op 30 juni 1999, zijn de apothekers en de verplegingsinrichtingen, die zich nog geen leesapparaat ter beschikking hebben kunnen laten stellen dat krachtens het koninklijk besluit van 13 februari 1998 houdende specificaties van de leesapparatuur voor de sociale identiteitskaart werd geregistreerd, er niet toe gehouden de sociale identiteitskaart van de sociaal verzekerden te gebruiken voor de toepassing van de derdebetalersregeling. »
Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 13.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN