Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 januari 2002
gepubliceerd op 30 januari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de tewerkstelling en vorming

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013255
pub.
30/01/2002
prom.
07/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/07/2001013255/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de tewerkstelling en vorming (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 1979;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de tewerkstelling en vorming.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 Tewerkstelling en vorming (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999 onder het nr. 51783/COF/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die vallen onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van afdeling IV, hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, alsmede in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998. Ze herneemt de bepalingen van het sectoraal protocolakkoord, getekend in het paritair comité op 19 mei 1999. HOOFDSTUK II. - Tewerkstelling van risicogroepen

Art. 3.De ondernemingen die langdurig werklozen, laaggeschoolde werklozen, werklozen met een leeftijd van minstens 50 jaar, werkzoekenden die het begeleidingsplan voor werklozen hebben gevolgd, gehandicapten, personen die terugkeren op de arbeidsmarkt of bestaansminimumtrekkers voor onbepaalde duur aanwerven, kunnen een éénmalige forfaitaire toelage ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren bekomen.

Deze toelage bedraagt 30 000 BEF, voor de voltijdse aanwerving van een arbeider of arbeidster en 15 000 BEF voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider of arbeidster met een overeenkomst van minstens 18 uur per week.

Deze toelage wordt toegekend voor de aanwervingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 1999 wanneer de arbeider of arbeidster 6 maanden anciënniteit heeft bereikt in de onderneming.

Art. 4.De ondernemingen die werknemers die geheel of gedeeltelijk hun beroepsloopbaan onderbreken, of werknemers die bruggepensioneerd zijn vanaf of na de leeftijd van 58 jaar vervangen, door arbeiders of arbeidsters die behoren tot de bovengenoemde risicogroepen, kunnen ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren genieten van dezelfde éénmalige forfaitaire toelage onder dezelfde voorwaarden als deze vastgesteld in artikel 3 hierboven.

Art. 5.De ondernemingen die werknemers die bruggepensioneerd zijn op 56 jaar vervangen door arbeiders of arbeidsters, kunnen ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren genieten van een éénmalige en forfaitaire toelage.

Deze toelage bedraagt 50 000 BEF voor de voltijdse aanwerving van een arbeider of arbeidster en 25 000 BEF voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider of arbeidster met een overeenkomst van minstens 18 uur per week.

Deze toelage wordt toegekend wanneer de arbeider of arbeidster die de bruggepensioneerde vervangt 6 maanden anciënniteit heeft bereikt in de onderneming.

Art. 6.De omschrijving van de bovengenoemde risicogroepen is deze vastgesteld bij koninklijk besluit van 12 april 1991 tot uitvoering van artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.

Art. 7.De raad van bestuur van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren wordt ermee belast de uitvoerings- en controlemodaliteiten voor de toekenning van de toelagen beschreven in de artikelen 3 tot 5 vast te stellen.

De uitbetaling van de toelagen geschiedt bij beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren. Er kan per arbeider of arbeidster slechts één maandelijkse toelage aan de werkgever toegekend worden.

In voorkomend geval, kan het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren de nodige beslissingen nemen om het bedrag van de toelagen bedoeld in de artikelen 3 tot 5 te beperken, om zo een overschrijding te voorkomen van de financiële middelen, voortvloeiend uit de bijdragen van 0,20 pct. bedoeld in artikel 8.

Art. 8.Teneinde de financiering te verzekeren van de tewerkstellingsbevorderende maatregelen bedoeld in de artikelen 3 tot 5, zijn de werkgevers bedoeld in het eerste artikel aan het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren voor de periode van 1 januari tot 31 december 2000 een bijdrage verschuldigd van 0,20 pct. berekend op de brutolonen van de werklieden en werksters.

Ze wordt geheven en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, volgens de modaliteiten vastgesteld in de artikelen 14 tot 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 1979. HOOFDSTUK III. - Vorming

Art. 9.De werkgevers zullen in het kader van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998 hun inspanning voor de beroepsopleiding van de werklieden en werksters binnen de bedrijven verhogen met 0,20 pct. van de bruto loonmassa van de werklieden en werksters.

Art. 10.De werkgevers zullen binnen het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gesloten op 9 maart 1972, in de Nationale Arbeidsraad tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, inlichtingen verstrekken aan de ondernemingsraden over de verhoogde inspanning voor de beroepsopleiding van de werklieden en werksters.

Art. 11.De bepalingen van de artikelen 9 en 10 zijn niet van toepassing in de ondernemingen die reeds 1,8 pct. van de bruto loonmassa besteden aan de beroepsopleiding, zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998. HOOFDSTUK IV. - Collectief ontslag

Art. 12.Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren zal aan de werklieden en de werksters die het slachtoffer zijn van een collectief ontslag, zoals gedefinieerd in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 en 24 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, een uitkering toekennen van 100 BEF per dag ter aanvulling van de wettelijke vergoeding en gedurende de eerste 120 door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening vergoedbare dagen volgend op het ontslag. HOOFDSTUK V. - Gedeeltelijke werkloosheid

Art. 13.Het Waarborg- en Sociaal Fonds zal aan de werklieden en werksters die het slachtoffer zijn van gedeeltelijke werkloosheid (om economische of technische redenen) een aanvullende vergoeding op de RVA-uitkeringen toekennen van 100 BEF per dag gedurende de eerste 60 dagen die in aanmerking komen voor vergoeding. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1999 met uitzondering van de artikelen 12 en 13 die op 1 juli 1999 in werking treden. Zij houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^