gepubliceerd op 17 januari 2007
Koninklijk besluit betreffende de Vaste Commissie van de lokale politie
7 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de Vaste Commissie van de lokale politie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan de goedkeuring van Uwe Majesteit voor te leggen, richt, in uitvoering van artikel 91, tweede lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een Vaste Commissie van de lokale politie op, en regelt haar samenstelling en haar werking.
De Vaste Commissie van de lokale politie vervangt de vaste commissie van de gemeentepolitie, ingesteld krachtens het inmiddels opgeheven artikel 228 van de nieuwe gemeentewet.
ALGEMENE BESCHOUWINGEN De wetgever heeft in de nieuwe politieorganisatie verschillende adviesorganen voorzien die tegelijkertijd de tweeledigheid van de politiestructuren weerspiegelen en het geïntegreerd karakter ervan waarborgen.
Gezien de principiële autonomie van elk niveau (artikel 3, eerste lid, van de voormelde wet) is het niet aangewezen dat de vertegenwoordiging en de adviesfunctie van de lokale politie zou worden toevertrouwd aan een algemene directie of een directie van de federale politie.
In tegenstelling tot de federale politieraad en de adviesraad van burgemeesters is de vaste commissie dan ook louter ambtelijk. Haar adviezen zijn tot dat niveau beperkt. Ze zal deskundige adviezen verstrekken met betrekking tot organisatorische en functionele vraagstukken die zich in verband met de lokale politie of de goede werking ervan kunnen stellen.
Buiten de voormelde algemeen geformuleerde adviesverlening, hebben wetten en besluiten aan de vaste commissie specifieke bevoegdheden opgedragen.
Zo stelt ze kandidaten voor ter aanwijzing van sommige bijzitters in de tuchtraad (artikel 41 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten).
Zij draagt een korpschef voor als lid van de federale politieraad (art. 6 WGP). De leden van de lokale politie die gedetacheerd worden in de directies en diensten van de federale politie worden door haar voorgedragen (artikel 96 van de voormelde wet van 7 december 1998) en met haar dienen deze gedetacheerden dienstbetrekkingen te onderhouden.
Ter samenstelling van diverse commissies, ingesteld door het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, draagt zij kandidaten voor, bijvoorbeeld in de nationale selectiecommissie voor officieren van de lokale politie (art. VI.II.49 RPPol).
Het principe van de verkiezing van haar leden en de diverse regels betreffende haar samenstelling moet het representatief karakter van de vaste commissie doen blijken, zodat haar standpunten en adviezen door alle lokale politiekorpsen kunnen worden aanvaard. Tegelijk is de samenstelling zodanig dat de relaties met de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie en met de federale politie gewaarborgd zijn.
De lokale politie wordt in de commissie vertegenwoordigd door de korpschefs. Dit is logisch want zij dragen de verantwoordelijkheid voor het dagelijks beheer van een politiekorps, en hun opdracht neemt de vorm aan van een tijdelijk mandaat, met daardoor een geheel eigen verantwoordelijkheid die geen ander lid van een lokaal politiekorps bezit. Zij zijn het best geplaatst om het management en de organisatie van de lokale politiediensten te kennen. Hun functie geeft bovendien te kennen dat zij, eerder dan de specifieke belangen van het eigen korps of onderdelen daarvan of van bepaalde personeelsgroepen of van hun eigen overheden ook het belang van het geheel van de geïntegreerde politie zullen in het oog houden, maar dan met nadruk op het geheel van het lokale niveau daarvan.
Er moet dus benadrukt worden dat de leden-korpschefs niet hun politiekorps of hun politiezone vertegenwoordigen. Om die reden is geen enkele tussenkomst of toelating van de overheden van de politiezone voorzien en evenmin zijn de leden aan die overheden verantwoording verschuldigd over de door hen ingenomen standpunten of hun stemgedrag.
De verdeelsleutels worden gehanteerd om zowel een geografische spreiding als een brede vertegenwoordiging van alle types korpsen te bekomen. Zo ontstaan er voor het Vlaamse en het Waalse Gewest drie verschillende groepen (groep I : mandaten categorie 1; groep II : mandaten categorie 2 en 3; groep III : mandaten categorie 4 en 5). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt één groep. Het kiescollege van 196 korpschefs wordt eveneens volgens deze verdeelsleutel opgedeeld.
Een Vlaamse korpschef die een mandaat van categorie 3 bekleedt, zal bijvoorbeeld enkel kunnen stemmen voor een collega-Vlaamse korpschef behorende tot groep II. Uit praktisch oogpunt werd voorzien dat bij verhindering van een korpschef, deze zich laat vervangen door de volgende batig gerangschikte kandidaat die zich op de kieslijst van dezelfde groep bevindt. Bij ontstentenis hiervan, kan hij zich laten vervangen door een officier van zijn eigen korps die evenwel niet stemgerechtigd is.
In tegenstelling tot andere adviesorganen is het niet mogelijk om de Vaste Commissie om de x-aantal jaren in zijn geheel te vernieuwen. De leden oefenen weliswaar een mandaatfunctie uit van 5 jaar, maar de aanvangsdatum van het mandaat is voor elke korpschef verschillend, soms met een verschil van vele maanden. Om die reden zal alleen de eerste samenstelling van de Vaste Commissie op eenzelfde datum kunnen plaats vinden. De Vaste Commissie zal nadien nooit meer in één keer kunnen worden vernieuwd, maar slechts individu per individu, telkens een mandaat van korpschef ten einde loopt.
Vermits de uitoefening van haar taken soms aan korte termijnen kan gebonden zijn, wordt een dagelijks bestuur in het leven geroepen om een snelle reactie mogelijk te maken.
Bovendien leert de ervaring met de vaste commissie van de gemeentepolitie dat dit orgaan moet zijn begiftigd met een secretariaat dat haar de nodige ondersteuning kan bieden. De oprichting ervan zal gebeuren bij apart koninklijk besluit.
De Vaste Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Dit ontwerp van koninklijk besluit werd herwerkt naar aanleiding van het negatieve advies van de Raad van State dat in maart 2005 werd gegeven.
Volgende wijzigingen werden aan het ontwerp aangebracht : Het advies van de Raad van State stipuleerde ten gronde dat de aanwijzing van de leden van de Vaste Commissie via echte verkiezingen diende plaats te vinden. Een loutere aanwijzing met inachtneming van bepaalde verdeelsleutel, zoals in het vorig ontwerp werd beschreven, is geen verkiezing in de zin van het artikel 91 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. De artikels 5 en 6 (zie artikelsgewijze bespreking) van het voorliggend ontwerp werden als dusdanig aangepast.
Voorts werd nog bepaald dat de Vaste Commissie in plaats van één, drie vice-voorzitters zou hebben, om op deze manier elk Gewest te vertegenwoordigen.
Ten laatste, werd als gevolg van het advies van de Raad van State, tevens om de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gevraagd, in toepassing van het artikel 5, 2°, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole.
Het ontwerp wordt nu pas ter ondertekening aan Zijne Majesteit voorgelegd, gezien de installatie van de Vaste Commissie van de lokale politie op deze manier samenvalt met de nieuwe mandaattermijn van de korpschefs, die in de loop van 2006 en 2007 plaatsvinden.
ARTIKELSGEWIJZE AANVULLENDE TOELICHTING
Artikel 2.De aanwezigheid (in persoon of door een vertegenwoordiger) van de directeur voor de relaties met de lokale politie, behorend tot de federale politie, waarborgt een optimale afstemming van de werkzaamheden van de Vaste Commissie van de lokale politie op die van de directies en diensten van de federale politie die belast zijn met de steun aan de lokale politie.
Omwille van dezelfde zorg voor een optimale efficiëntie en coherentie wordt aan deze groep leden-korpschefs, een aantal welbepaalde ambtenaren en politieambtenaren toegevoegd die een optimale informatiedoorstroming kunnen waarborgen en waarvoor het in hun functies noodzakelijk is de houding van de lokale politie precies te kennen.
Het begrip "korpschefs", zoals dat in artikel 2 wordt gebruikt, bedoelt enkel de korpschefs die in dat ambt formeel door Uwe Majesteit zijn aangewezen. Worden dus niet bedoeld: de plaatsvervangende korpschefs zoals geregeld in artikel 46 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Reden hiertoe is dat de leden van de Vaste Commissie in essentie gekozen worden door de collega's korpschefs en als zodanig voorgesteld worden aan de Minister.
De in artikel 46 WGP genoemde plaatsvervangende korpschefs mogen evenmin verward worden met de stemgerechtigde plaatsvervangers commissieleden, bepaald in artikel 7 van dit besluit.
De adviesraad voor burgemeesters is volledig vrij in de keuze van haar vertegenwoordiger, die niet noodzakelijk zelf burgemeester hoeft te zijn en wiens aanwijzing niet door de minister moet worden bevestigd.
Door de aanwezigheid van deze vertegenwoordiger wordt een betere kennis van elkaars standpunten mogelijk.
Artikel 3.Nadat de leden-korpschefs zijn verkozen, komt de commissie bijeen om één van haar leden aan de Minister voor te dragen als voorzitter. Enkel een lid-korpschef komt daarvoor in aanmerking.
Overeenkomstig artikel 8 zal de commissie nadien drie vice-voorzitters kiezen, eveneens onder de leden-korpschefs. Deze vice-voorzitter zijn respectievelijk afkomstig uit de drie Gewesten. Op deze manier worden de verschillen tussen de verschillende Gewesten ondervangen en wordt er meer draagkracht gegeven aan de beslissingen die door het dagelijks Bestuur genomen werden.
Artikel 5 omvat de verdeelsleutels die gehanteerd worden bij de samenstelling van de commissie.
Een vertegenwoordiging van de korpsen van het Duitse taalgebied wordt hierbij nagestreefd. Er zijn immers slechts twee politiezones in het Duitse taalgebied en dus slechts twee korpschefs, wat een te gering aantal is om een vertegenwoordiging te waarborgen in een systeem dat op vrijwillige kandidaatstelling is gebaseerd.
De duur van de opdracht van de leden-korpschefs is gebonden aan de duur van hun mandaat als korpschef, meer bepaald de termijn van vijf jaar. Zoals uit de tekst van artikel 6, in fine, blijkt brengt - in voorkomend geval - de vernieuwing van hun mandaat (voor een tweede periode van vijf jaar) geen automatische verlenging mee van hun lidmaatschap van de commissie (tenzij kortstondig tot in hun vervanging is voorzien). Op die wijze wordt vermeden dat er bij de leden-korpschefs geen vernieuwing zou komen gedurende een lange periode. Niets belet dat de korpschef, van wie het mandaat als korpschef werd vernieuwd, zich kandidaat stelt voor een nieuwe termijn als lid van de commissie.
Artikel 6 omvat de procedure van verkiezing. Die regels worden niet alleen toegepast als de gehele commissie moet worden vernieuwd maar ook als tussentijds één of meer leden moeten vervangen worden, bijvoorbeeld omdat aan het mandaat als korpschef van een lid een einde is gekomen.
Overeenkomstig de bepaling in het artikel 91 van de wet van 7 december 1998 dienen de leden van de vaste commissie verkozen te worden. Op basis van de ingestelde verdeelsleutel wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke spreiding.
De regels betreffende de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen zijn de nauwgezette weerspiegeling van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.
Aangezien de wetgever in het artikel 91 van de Wet van 7 december 1998 op de geïntegreerde politie expliciet voorzien heeft dat de leden van de Vaste Commissie worden verkozen en er momenteel vijf vrouwelijke korpschefs werkzaam zijn, is de kans groot dat er geen evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen binnen de Vaste Commissie zal bestaan.
Wanneer er door de verkiezingsuitslag geen evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen bestaat, zal dit moeten worden meegedeeld aan de Minister bevoegd voor het Beleid van Gelijke kansen voor mannen en vrouwen, zoals de wet het voorziet.
De uittredende vaste commissie verzamelt de ingediende kandidaturen en verdeelt ze in groepen volgens het gewest en volgens de categorie van mandaat.
Elke korpschef krijgt een per post aangetekende stembrief tegen ontvangstmelding toegestuurd waarop hij één stem kan uitbrengen. Om de anonimiteit te garanderen, wordt de stembrief onder dubbele enveloppe verzonden. De enveloppe met de stembrief wordt in een grotere enveloppe geplaatst die aangetekend tegen ontvangstmelding wordt verstuurd of tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid.
Deze Algemene Directie zal instaan voor het ontvangen en tellen van de stembrieven en zal het resultaat vervolgens overmaken aan het secretariaat van de Vaste Commissie.
Indien er voor de laatst te begeven plaats of plaatsen verschillende kandidaten zijn die een gelijk aantal stemmen hebben behaald, wordt een herstemming georganiseerd tussen deze kandidaten. Deze herstemming zal op dezelfde manier verlopen als de gewone verkiezingen.
Bij wijze van voorbeeld: in het Vlaams Gewest zijn er in groep II zes kandidaten die met een gelijk aantal behaalde stemmen de tweede plaats delen. Dit betekent dat er slechts drie kandidaten van deze zes effectief in de Commissie kunnen zetelen, aangezien er vier toe te wijzen plaatsen zijn. Er zal dus een herstemming tussen deze zes kandidaten moeten georganiseerd worden. De eerste drie batig gerangschikte kandidaten van deze herstemming zullen als effectief lid in de Vaste Commissie kunnen zetelen. De overige drie kandidaten zullen in volgorde van het door elk bekomen aantal stemmen als plaatsvervanger worden aangeduid en in die hoedanigheid de niet batig gerangschikte kandidaten uit de eerste stemronde voorafgaan.
Na de verkiezingsuitslag wordt een lijst met verkozenen opgesteld waar de minister kennis van neemt.
De leden kunnen, binnen de perken gesteld door artikel 7 hun eventuele vervanger aanwijzen.
Als vervanger kan slechts een andere korpschef (behorend tot hetzelfde Gewest en dezelfde groep) optreden die als eerste batig gerangschikt staat op de lijst met verkozenen. Deze vervanger-korpschef oefent dezelfde bevoegdheden uit als het effectieve lid. Bij ontstentenis van een plaatsvervanger kan een medewerker van de titularis binnen zijn eigen lokaal politiekorps de afwezige korpschef vervangen. Die medewerker moet behoren tot het officierenkader en moet in het korps een leidinggevende functie vervullen. Het begrip leidinggevende functie valt niet noodzakelijk samen met het begrip hoger officier.
Deze medewerker is niet stemgerechtigd.
Het artikel 13 betreft de interne afspraken die de vaste commissie dient vast te leggen in een huishoudelijk reglement. Het gaat om de praktische modaliteiten die de dagelijkse werking van de vaste commissie ondersteunen. In dit huishoudelijk reglement worden geenszins regels vastgelegd die raken aan de werking in se van de vaste commissie.
Artikelen 15 en 16 voorzien in een aantal overgangsmaatregelen, inzonderheid om de continuïteit te waarborgen in de overgang van de vaste commissie van de gemeentepolitie naar de Vaste Commissie van de lokale politie.
Tot aan de dag van de aanstelling van de leden van de Vaste Commissie van de Lokale Politie blijft het koninklijk besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de Vaste Commissie van de gemeentepolitie van kracht. Dit koninklijk besluit vindt immers, na opheffing van artikel 228 van de Nieuwe Gemeentewet, zijn wettelijke basis in het artikel XII.VI.7 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Aangezien de modaliteiten inzake het secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie worden opgenomen in een toekomstig koninklijk besluit, kan het artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 april 1995 niet samen met de andere artikelen van dit koninklijk besluit worden opgeheven.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
7 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de Vaste Commissie van de lokale politie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid artikel 91, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de Vaste Commissie van de gemeentepolitie;
Gelet op het advies van de adviesraad van burgemeesters, gegeven op 5 mei 2004 en op 1 februari 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 9 januari 2003 en op 27 oktober 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 4 mei 2006;
Gelet op het advies nr. 38.159/2 van de Raad van State, gegeven op 14 maart 2005 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en op het advies nr. 41.261/2 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2006 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Oprichting en Samenstelling
Artikel 1.Er wordt een Vaste Commissie van de lokale politie, hierna "de Commissie" genoemd, opgericht.
Art. 2.De algemene vergadering van de Commissie is als volgt samengesteld : 1° stemgerechtigde leden : 16 korpschefs van de lokale politie, verkozen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 6, in fine;2° waarnemers met raadgevende stem: - de Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventiebeleid of zijn afgevaardigde; - een verbindingsofficier van de lokale politie gedetacheerd bij de Algemene Directie Veiligheid en Preventiebeleid, op voorstel van de Directeur-Generaal van deze Algemene Directie; - in voorkomend geval, een verbindingsofficier van de lokale politie bij de Minister van Justitie; - de directeur van de Directie van de relaties met de lokale politie van de federale politie of zijn afgevaardigde; - de voorzitter van de adviesraad van burgemeesters of zijn afgevaardigde; - een verbindingsofficier van de lokale politie bij het ATS.
Art. 3.De Minister van Binnenlandse Zaken wijst binnen de 2 maanden de Voorzitter aan op voordracht van de Commissie onder de in artikel 2, eerste lid, 1°, bedoelde leden.
Art. 4.De Commissie kan, overeenkomstig de modaliteiten die daartoe in haar huishoudelijk reglement zijn vastgesteld, deskundigen vragen deel te nemen aan haar werkzaamheden.
Deze deskundigen hebben geen stemrecht.
Art. 5.De Commissie wordt samengesteld op gewestelijk niveau volgens de volgende verdeelsleutel: - Vlaams Gewest : acht leden, waarvan twee leden een korps leiden met een personeelsbestand van minder dan 75 personen, vier leden een korps leiden met een personeelsbestand van 75 tot 149 of 150 tot 299 personen en twee leden een korps leiden met een personeelsbestand van 300 tot 600 of met meer dan 600 personen. - Waals Gewest : zes leden, waarvan een lid één korps leidt met een personeelsbestand van minder dan 75 personen, drie leden een korps leiden met een personeelsbestand van 75 tot 149 of 150 tot 299 personen en twee leden een korps leiden met een personeelsbestand van 300 tot 600 of met meer dan 600 personen. - Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 2 leden.
Art. 6.De oproep tot kandidaten zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De kandidaturen moeten ten laatste de zestiende dag vanaf de publicatie bij aangetekend schrijven toekomen bij het secretariaat van de Commissie. De publicatiedag geldt als eerste dag.
De Commissie maakt een kandidatenlijst op rekening houdend met het bepaalde in artikel 5 en met een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen.
Het kiescollege van 196 korpschefs wordt verdeeld volgens de sleutel bepaald in het artikel 5. Elke korpschef brengt zijn stem uit voor een kandidaat van de categorie of groep waartoe hijzelf behoort.
Elke korpschef krijgt een per post aangetekende stembrief tegen ontvangstmelding toegestuurd waarop hij zijn stem kan uitbrengen. Deze stembrief wordt binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst, aangetekend tegen ontvangstmelding teruggestuurd of tegen ontvangstbewijs overhandigd aan de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Waterloolaan 76, te 1000 Brussel. Deze Algemene Directie staat in voor het tellen van de stemmen en maakt het resultaat over aan het secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie.
De best gerangschikte kandidaten, met in achtneming van de verdeelsleutel bepaald in het artikel 5, zetelen als effectief lid van de Vaste Commissie.
Indien voor de toewijzing van de laatst te begeven plaats of plaatsen binnen een bepaalde groep verschillende kandidaten zijn die een gelijk aantal stemmen hebben behaald wordt tussen hen een herstemming georganiseerd. Deze herstemming zal volgens de procedure zoals beschreven in artikel 6, vierde lid, verlopen.
Indien er meer kandidaten zijn dan te begeven plaatsen worden deze, in de volgorde van de verkregen stemmen, aangeduid als plaatsvervangers.
De Minister van Binnenlandse Zaken neemt kennis van de samenstelling van de Vaste Commissie.
De effectieve leden worden verkozen voor een termijn die samenvalt met de verdere duur van hun mandaat als korpschef. Het lidmaatschap van de Commissie wordt niet van rechtswege hernieuwd bij de hernieuwing, in voorkomend geval, van het mandaat als korpschef. Het lid waarvan het mandaat van korpschef werd hernieuwd of waarbij het mandaat om andere redenen vrijkomt, blijft evenwel in functie tot een nieuw lid is verkozen, overeenkomstig dit artikel.
Art. 7.De verkozen effectieve leden kunnen zich in geval van verhindering op de algemene vergadering van de Commissie uitzonderlijk laten vervangen.
Deze vervanging zal gebeuren door diegene die binnen dezelfde voorwaarden, als eerstvolgende kandidaat batig gerangschikt staat op de lijst vermeld in artikel 6, vijfde lid. Bij ontstentenis van een vervanger-korpschef, kan een officier van dezelfde politiezone de afwezige korpschef vervangen. In dit geval is de vervanger niet stemgerechtigd.
Indien het effectieve lid in de onmogelijkheid verkeert zijn mandaat nog langer uit te oefenen, neemt de vervanger-korpschef zijn plaats in en vervoleindigt het mandaat. Bij ontstentenis van een vervanger-korpschef wordt de verkiezingsprocedure opgestart; de vooraf bij naam genoemde plaatsvervanger-politieofficier blijft zetelen tot de installatie van het nieuw verkozen lid.
Tijdens de vervangingsperiode beschikt enkel de vervanger-korpschef over de volle bevoegdheden van het effectieve lid.
Art. 8.De Commissie draagt, na aanwijzing van de Voorzitter door de Minister van Binnenlandse Zaken, zoals voorzien in artikel 3, drie van de leden bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, voor als Vice-voorzitters. De Vice-voorzitters zijn respectievelijk afkomstig van elk van de drie Gewesten.
De Commissie draagt eveneens de Vaste Secretaris voor.
De Commissie legt haar definitieve voordracht van de vice-voorzitters en vaste secretaris ter goedkeuring voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
De Vaste Commissie stelt uiterlijk 2 maanden na haar oprichting haar huishoudelijk reglement vast.
Art. 9.Het Dagelijks bestuur van de Commissie bestaat uit de Voorzitter, de Vice-voorzitters en de Vaste secretaris. Het houdt toezicht op de werking van het secretariaat en het gebruik van de beschikbare budgetten van de Commissie en oefent de bevoegdheden uit haar toegekend door dit besluit en door het huishoudelijk reglement.
Het Dagelijks bestuur of, in dringende gevallen, de Vaste secretaris, neemt de ordemaatregelen ten aanzien van de leden van het secretariaat.
Art. 10.De werkingskredieten van de Commissie en van het Secretariaat worden in het budget van de FOD Binnenlandse Zaken ingeschreven, op één of meer specifieke basistoelagen. De Minister van Binnenlandse Zaken beslist over de regels betreffende het delegeren van de bevoegdheid inzake het gebruik van de kredieten. HOOFDSTUK II. - Opdrachten en bevoegdheden
Art. 11.De Commissie vergadert op verzoek: van de Minister van Binnenlandse Zaken; van de Voorzitter, de Vice-voorzitters of minstens één derde van de leden bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°; van een overheid bedoeld in artikel 91 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. In elk geval vergadert ze minstens éénmaal om de twee maanden.
De Commissie verstrekt het advies binnen een termijn van 30 kalenderdagen nadat om dat advies is verzocht. In geval van hoogdringendheid wordt het advies geformuleerd door het dagelijks bestuur van de Commissie binnen de 10 kalenderdagen. Het dagelijks bestuur brengt het advies of de genomen beslissing ter kennis van de Commissie op de eerstvolgende vergadering.
Van elke vergadering van de Commissie worden notulen opgesteld. Zij worden onverwijld en in elk geval verzonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan elk commissielid.
Indien een besproken onderwerp zijn bevoegdheid betreft, wordt het verslag, of een uittreksel daaruit, ook overgemaakt aan de Minister van Justitie.
Art. 12.De Commissie beraadslaagt slechts geldig wanneer er ten minste acht van de leden, zoals bedoeld bij artikel 2, eerste lid, 1°, aanwezig zijn.
De Commissie doet uitspraak bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden niet als stemmen beschouwd. In geval van pariteit van de stemmen is de stem van de Voorzitter beslissend. De stemming gebeurt bij handopsteking, tenzij de Commissie er anders over beslist.
Art. 13.De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op, waarin onder meer wordt bepaald : - de bevoegdheden van de Voorzitter, Vice-voorzitters, Vaste secretaris, het dagelijks bestuur; - de samenstelling, werking en taken van de deskundigenteams; de wijze van aanduiding en het aantal adjunct-secretarissen en assistent-secretarissen; - de samenstelling en werking van de subcommissies en selectiecommissies; - de wijze waarop de vergaderingen worden samengeroepen; hoe de agenda wordt samengesteld en aan de leden ter kennis wordt gebracht en het opstellen en verspreiden van de notulen van de vergaderingen.
Het huishoudelijk reglement alsook eventuele latere wijzigingen worden, vooraleer publicatie in het Belgisch Staatsblad, ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 14.Elk jaar stelt de Commissie een activiteitenverslag op dat zij in elk geval aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie en aan haar leden toestuurt, alsook aan de Federale Politieraad, het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie en de commissaris-generaal van de federale politie. HOOFDSTUK III. - Overgangsmaatregelen
Art. 15.De procedure voor de eerste samenstelling van de Vaste Commissie volgens de regels van dit besluit, zal aanvangen uiterlijk vier maanden na publicatie van dit besluit.
Hiertoe stelt de algemene vergadering van de uittredende Vaste Commissie van de Gemeentepolitie, met toepassing van de regels bepaald in de artikelen 5 en 6, zoals bepaald in artikel 6, tweede lid, de lijst met de kandidaten op.
De lijst met kandidaten wordt aan de Minister van Binnenlandse Zaken overgemaakt, die kennis neemt van deze lijst overeenkomstig de artikelen 2 en 5.
Art. 16.Totdat de effectieve leden zijn verkozen overeenkomstig artikel 15 oefent de Vaste Commissie van de gemeentepolitie de bevoegdheden uit die aan de Vaste Commissie van de lokale politie zijn toegewezen.
Art. 17.Het secretariaat van de Vaste Commissie van de gemeentepolitie functioneert als secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie totdat laatstgenoemde is opgericht en de leden ervan zijn aangesteld. HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepaling
Art. 18.De artikelen 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de Vaste commissie van de gemeentepolitie worden opgeheven op de dag van de aanstelling van de leden van de Vaste Commissie van de lokale politie. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 20.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL