gepubliceerd op 31 augustus 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van het varend personeel van de krijgsmacht
7 AUGUSTUS 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van het varend personeel van de krijgsmacht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 48bis, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2005;
Gelet op de wet van 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 47bis, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2005;
Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op de artikelen 2, § 1, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, en 9bis, § 2, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, inzonderheid op bijlage A, tabellen 2, 2bis, 4 en 4bis;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 2003 houdende het stelsel der toelagen verschuldigd aan het varend personeel van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 7 en 12, § 1, en de bijlage;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 13 oktober 2005;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht, afgesloten op 29 oktober 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 24 januari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 13 april 2006;
Gelet op het advies 40.576/4 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier
Artikel 1.In het opschrift van de tabellen 2, 2bis, 4, en 4bis, in bijlage A bij het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, vervallen de woorden "van de luchtmacht" HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 2003 houdende het stelsel der toelagen verschuldigd aan het varend personeel van de krijgsmacht
Art. 2.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 3 april 2003 houdende het stelsel der toelagen verschuldigd aan het varend personeel van de krijgsmacht wordt aangevuld met het volgende lid : « Het lid van het gebrevetteerd varend personeel van de landmacht en van de marine, houder van het hoger brevet van piloot verworven vóór 19 augustus 2003, dat het aanvullend gedeelte van professionele vorming bedoeld in artikel 7bis van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht met succes heeft gevolgd, ontvangt de trimestriële luchtvaarttoelage bepaald in tabel A met terugwerkende kracht op 1 januari 2006. »
Art. 3.Artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Het lid van het gebrevetteerd varend personeel van de landmacht en van de marine, houder van het brevet van piloot of van het hoger brevet van piloot verworven vóór 19 augustus 2003, dat het aanvullend gedeelte van professionele vorming bedoeld in artikel 7bis van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht met succes heeft gevolgd, ontvangt de jaarlijkse loopbaantoelage bij de luchtvaart bepaald in tabel C met terugwerkende kracht op 1 januari 2006. »
Art. 4.De tabellen A en C, gevoegd bij hetzelfde besluit, worden vervangen door de tabellen A en C van de bijlage bij dit besluit. HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht
Art. 5.In hoofdstuk II, afdeling I, van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «
Artikel 7bis.Het brevet van piloot en het hoger brevet van piloot bedoeld in artikel 6, 1° en 2°, worden beschouwd als gelijkwaardig met het brevet van piloot en het hoger brevet van piloot verworven door de leden van het gebrevetteerd varend personeel van de luchtmacht voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel 7.
Om de gelijkwaardigheid bedoeld in het eerste lid te bekomen moeten de leden van het gebrevetteerd varend personeel van de landmacht en van de marine, houder van het brevet van piloot of van het hoger brevet van piloot verworven voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel 7, een aanvullend gedeelte van professionele vorming met succes hebben gevolgd, volgens de door de commandant van de luchtcomponent bepaalde nadere regels.
Het aanvullend gedeelte van professionele vorming bedoeld in het tweede lid, bestaat uit de volgende materies van het theoretisch examen ATPL(A), bedoeld in het koninklijk besluit van 10 januari 2000 tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen : 1° algemene kennis van de luchtvaartuigen;2° meteorologie;3° navigatie;4° vluchtprincipes. Worden vrijgesteld van het aanvullend gedeelte van professionele vorming bedoeld in het tweede lid, de leden van het gebrevetteerd varend personeel van de landmacht en van de marine, houder, naargelang het geval : 1° van een attest van slagen voor het theoretisch examen ATPL(A), uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit van 10 januari 2000;2° van een attest van slagen voor het examen over de algemene kennis tot het bekomen van de vergunning van lijnbestuurder van vliegtuigen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 23 juni 1969 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen.» HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.
Art. 7.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 7 augustus 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT
Bijlage bij het koninklijk besluit van 7 augustus 2006 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van het varend personeel van de krijgsmacht TABELLEN A. Trimestriële luchtvaarttoelagen van het varend personeel van het actief kader Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C. Jaarlijkse loopbaantoelagen bij de luchtvaart van het gebrevetteerd varend personeel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 augustus 2006 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van het varend personeel van de krijgsmacht.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT