gepubliceerd op 08 januari 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling
6 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, inzonderheid op artikel 5, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 2005;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling de wervingsreserves van de wervingsexamens van assessor sociale reïntegratie en assessor strafuitvoering geldig zijn voor een periode van vijf jaar.
Overwegende dat de wervingsreserves van de wervingsexamens waarvan de processen-verbaal afgesloten werden op 14 september 1999 en op 14 oktober 1999 verstreken zijn op 13 september 2004 en op 13 oktober 2004.
Overwegende dat bij koninklijk besluit van 2 maart 2005 de mogelijkheid werd ingevoerd dat de Minister van Justitie de geldigheidsduur van de reserve twee maal kan verlengen, telkens voor een maximale duur van één jaar;
Overwegende dat ingevolge deze verlenging van de wervingsreserves deze reserves zullen verstrijken op 16 september 2006 en op 13 oktober 2006;
Overwegende dat de strafuitvoeringsrechtbanken begin 2007 zullen worden opgericht zodat de organisatie van een nieuw wervingsexamen voor assessoren bij de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling geen nut meer heeft;
Overwegende dat met het oog op het verzekeren van de continuïteit van de werking van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling het echter onontbeerlijk is dat, in afwachting van de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken, de wervingsreserves nogmaals verlengd worden.
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 juni 2006;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 41.186/2/V van de Raad van State, gegeven op datum van 4 september 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 8, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 2005, wordt vervangen als volgt : « De Minister van Justitie kan de geldigheidsduur van de reserve verlengen, telkens voor een duur van één jaar. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 september 2006.
Art. 3.Onze Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 oktober 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX