gepubliceerd op 25 juni 1998
Koninklijk besluit betreffende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn en tot vaststelling van de toegangsmodaliteiten tot sommige van deze graden
6 MEI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn en tot vaststelling van de toegangsmodaliteiten tot sommige van deze graden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 36, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 maart 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Rijkdsdienst voor Arbeidsvoorziening;
Gelet op het advies van de Directieraad;
Gelet op het advies van het Beheerscomité;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 20 april 1998;
Gelet op het protocol van 29 april 1998 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité XI zijn vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de loopbanen van de gemene graden van de ministeries behoren tot de niveaus 1 en 2+ geherstructureerd werden waarbij de geldelijke aspecten uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1994 of 1 juni 1994.
Overwegende dat die hervorming ook de integratie in de nieuwe gemene loopbanen vereist van sommige bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bestaande bijzondere loopbanen en graden;
Overwegende dat deze integratie zo spoedig mogelijk moet worden uitgevoerd aangezien de nauwe verbondenheid tussen de nieuwe gemene loopbanen en sommige huidige bijzondere loopbanen of graden het normale verloop van alle loopbanen belemmert waardoor zowel de belangen van betrokken personeelsleden als de optimale werking van de instelling worden geschaad;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke regeling
Artikel 1.De bijzondere graden waarvan de ambtenaren bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn, zijn over de onderscheiden niveaus, afdelingen en rangen verdeeld overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tabel.
Art. 2.§ 1. Tot de bijzondere graad van sectiechef kunnen worden benoemd de titularissen van de graad van bestuurschef die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de weddeschaal 22 B genieten, of, bij ontstentenis van kandidaten die deze voorwaarde vervullen, de weddeschaal 22 A genieten en ten minste zes jaar graadanciënniteit tellen;2° geslaagd zijn voor een beroepsbekwaamheidsproef waaruit moet blijken dat de kandidaat de nodige geschiktheid bezit om het ambt van de te verlenen graad uit te oefenen in een van de specialisaties verbonden aan dit ambt. Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bepaalt de specialisaties waarvan sprake in het eerste lid, 2°; § 2. De betrekkingen van sectiechef worden toegekend in deze volgorde : 1° aan de geslaagde met de beste beoordeling;2° onder geslaagden die dezelfde beoordeling hebben, aan de geslaagde die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van de vastbenoemde ambtenaren. § 3. Artikel 72, § 4, van het konininklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel is niet van toepassing voor de vacante betrekking van sectiechef. § 4. De ambtenaren die geslaagd zijn voor de beroepskwalificatieproef die was vereist voor de benoeming door verandering van graad in de graad van sectiechef (rang 24), worden beschouwd als geslaagd voor de beroepsbekwaamheidsproef waarvan sprake in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°;
Art. 3.Tot de bijzondere graad van adjunct-adviseur van de werkloosheid kunnen worden benoemd de titularissen van de graad van adjunct-adviseur die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° een graadanciënniteit tellen van ten minste zes jaar;2° gedurende ten minste vier jaar in de loop van de zes jaar die aan de benoeming tot de graad van adjunct-adviseur van de werkloosheid voorafgaan, functies uitgeoefend hebben in een dienst waarvan de opdracht met name de studie en de toepassing van de werkloosheidsreglementering inhoudt;3° geslaagd zijn voor een beroepsbekwaamheidsproef waaruit moet blijken dat de kandidaat de nodige geschiktheid bezit om het ambt van de te verlenen graad uit te oefenen.
Art. 4.Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening stelt de lijst samen van de diensten waarvan sprake in artikelen 3, 2° en 9, § 1, 1°.
Art. 5.Tot de bijzondere graad van adviseur van de werkloosheid kunnen worden bevorderd de titularissen van de bijzondere graad van adjunct-adviseur van de werkloosheid.
Deze bevordering wordt verleend volgens de regels van de vlakke loopbaan.
Art. 6.De beroepsbekwaamheidsproeven waarvan sprake in artikelen 2, § 1, eerste lid, 2° en 3, 3°, worden georganiseerd door de Vaste Wervingssecretaris op verzoek van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De deelname aan deze beroepsbekwaamheidsproeven is beperkt tot tweemaal.
De programma's van deze beroepsbekwaamheidsproeven, hun organisatiemodaliteiten en de regels voor de samenstelling van de commissie worden vastgesteld door de Vaste Wervingssecretaris met het akkoord van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Alleen de titularissen van de graad van bestuurschef die ten minste één jaar graadanciënniteit tellen kunnen aan de beroepsbekwaamheidsproef waarvan sprake in artikel 2, § 1, eerste lid, 2° deelnemen.
Art. 7.De graad van directeur is toegankelijk door verandering van graad voor de ambtenaren die titularis zijn van de graad van adviseur van de werkloosheid of van de graad van adviseur die het voordeel van de weddeschaal 13 B geniet. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 8.Voor de eerste benoemingen in de graad van directeur kunnen alle ambtenaren die titularis zijn van de graad van adviseur van de werkloosheid of van adviseur, op geldige wijze hun kandidatuur indienen.
Art. 9.§ 1. Tot de bijzondere graad van adviseur van de werkloosheid kunnen eveneens worden benoemd de titularissen van de graad van adviseur die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° gedurende ten minste drie jaar in de loop van de vier jaar die aan de datum van de benoeming in de graad van adviseur van de werkloosheid voorafgaan, functies hebben uitgeoefend in een dienst waarvan de opdracht met name de studie en de toepassing van de werkloosheidsreglementering inhoudt;2° geslaagd zijn voor de in artikel 3, 3°, van dit besluit vermelde beroepsbekwaamheidsproef. § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die in de bijzondere graad van adviseur van de werkloosheid worden benoemd en die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit in dienst waren in de graad van adviseur, worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in de graad van adviseur geacht verricht te zijn in de bijzondere graad van adviseur van de werkloosheid.
Art. 10.§ 1. Tot de graad van sociaal controleur kunnen eveneens worden benoemd de titularissen van de graad van controleur (rang 20) die aan de volgende voorwaarden voldoen : a) in dienst zijn geweest op 1 juli 1992 in de graad van adjunct-controleur;b) een graadanciënniteit tellen van ten minste drie jaar in de graad van controleur (afgeschafte graad) (rang 20);c) geslaagd zijn voor de bijzondere beroepskwalificatieproef die georganiseerd was krachtens artikel 9 van het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 betreffende sommige graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn en tot vaststelling van de toegangsmodaliteiten tot sommige van deze graden. Voor de toepassing van punt a) worden de laureaten van een vergelijkend wervingsexamen van adjunct-controleur dat op de hierna vermelde datum afgesloten was of nog in organisatie, gelijkgesteld met indienstzijnde adjunct-controleurs op 1 juli 1992. § 2. Voor de in § 1 bedoelde ambtenaren wordt de graadanciënniteit die in de afgeschafte graad van controleur (rang 20) verworven is, geacht in de graad van sociaal controleur verworven te zijn geweest. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 11.Worden opgeheven : het koninklijk besluit van 13 augustus 1990 betreffende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden waarvan de ambtenaren bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn; het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 betreffende sommige graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn en tot vaststelling van de toegangsmodaliteiten tot sommige van deze graden.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 maart 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Rijkdsdienst voor Arbeidsvoorziening.
Art. 13.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 mei 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage bij het koninklijk besluit van 6 mei 1998.
Hiërarchie van de bijzondere graden Alfabetische rangschikking van de Nederlandse benamingen : Afdeling A - Administratief personeel
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 mei 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET