gepubliceerd op 17 juni 2021
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
6 JUNI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft als doel om in de pensioenregeling van de werknemers in bepaalde gevallen te voorzien in een gunstiger fictief loon voor perioden van inactiviteit die met perioden van tewerkstelling worden gelijkgesteld (hierna: gelijkgestelde perioden), waarvoor het fictief loon anders, bij gebrek aan andere refertegegevens, op basis van het forfaitair dagloon voor het jaar 1967 zou worden bepaald. 1. Opzet van het koninklijk besluit: In de pensioenregeling van de werknemers gebeurt de berekening van het pensioenbedrag voor gelijkgestelde perioden, bij gebrek aan een werkelijk loon voor deze perioden, in toepassing van artikel 24bis van het Koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, in principe op basis van een (normaal of beperkt) fictief loon. Bij een normaal fictief loon wordt het fictief loon in aflopende volgorde, bepaald op basis van: 1. het dagelijks gemiddelde van de werkelijke, forfaitaire en fictieve lonen met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar;2. of bij gebrek aan deze refertegegevens, het dagelijks gemiddelde van de werkelijke en forfaitaire lonen met betrekking tot het lopende kalenderjaar;3. of nog, bij ontstentenis van dergelijk loon voor het lopende jaar, het dagelijks gemiddelde van de lonen met betrekking tot het eerste jaar dat volgt op de periode van inactiviteit en waarin arbeidsprestaties als werknemer werden verricht.4. Bij gebrek aan alle hierboven vermelde refertegegevens, het forfaitair dagloon voor het jaar 1967. Dit normaal fictief loon moet onderscheiden worden van het beperkt fictief loon. Dit laatste loon stemt overeen met het referteloon dat in aanmerking genomen wordt om het minimumrecht per loopbaanjaar te bepalen, zoals bedoeld in artikel 8, § 1,eerste lid, van het
koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
23/12/1996
pub.
04/02/2014
numac
2014000075
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
type
koninklijk besluit
prom.
23/12/1996
pub.
17/11/2015
numac
2015000648
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
sluiten tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Het opzet van het voorliggend besluit is om in bepaalde gevallen waarin - bij gebrek aan andere refertegegevens - het normaal fictief loon in principe bepaald zou worden op basis van het forfaitair dagloon voor het jaar 1967, te voorzien in een gunstiger fictief dagloon.
Het bedrag van het forfaitair dagloon voor het jaar 1967 is (zelfs indien geherwaardeerd) immers zeer laag, waardoor het fictief loon op dat op basis hiervan bepaald wordt niet meer in overeenstemming is met het hedendaags welvaartsniveau.
Teneinde gebruik te kunnen maken van een bedrag in overeenstemming met het hedendaags welvaartsniveau zal daarom in dergelijke gevallen voor de kalenderjaren na 31 december 1999 een fictief dagloon van 48,6069 EUR aan spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) in aanmerking genomen worden voor de vaststelling van het fictief loon.
Dit bedrag zal voor de kalenderjaren na 31 december 1999 steeds gebruikt worden en dit ongeacht of het in aanmerking te nemen fictief loon, te gebruiken als basis voor het bepalen van het fictief loon voor de kalenderjaren na 31 december 1999, reeds voorafgaand aan 1 januari 2000, bij gebrek aan de andere refertegegevens, vastgesteld werd op basis van het forfaitair dagloon voor het jaar 1967.
Om dit fictief dagloon op het prijspeil van het beschouwde kalenderjaar te brengen, zal het vermenigvuldigd worden met een coëfficiënt die bekomen wordt door het gemiddelde van de maandelijkse gezondheidsindexen (basis 1996 = 100) van het beschouwde jaar te delen door 103,14.
Bij de vaststelling van het pensioenbedrag wordt dit fictief dagloon (net zoals de andere fictieve lonen) geherwaardeerd volgens de bepalingen van artikel 29bis van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Deze regel zal van toepassing zijn op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2022 ingaan, met uitzondering van de overlevingspensioenen berekend op basis van een rustpensioen dat daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 december 2021 ingegaan is. 2. Artikelsgewijze bespreking: Artikel 1 van het ontwerp wijzigt artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, dat betrekking heeft op het fictief loon dat in aanmerking wordt genomen voor de gelijkgestelde perioden. Concreet vervangt het ontwerp het tweede lid van artikel 24bis, eerste lid, punt 1, van het koninklijk besluit van 21 december 1967.
De nieuwe bepaling onder 1° bepaalt dat voor de kalenderjaren voor 1 januari 2000, bij gebrek aan andere refertegegevens, het forfaitair dagloon voor het jaar 1967 gebruikt zal worden als basis voor het fictief loon.
De nieuwe bepaling onder 2° bepaalt dat voor de kalenderjaren na 31 december 1999 in dergelijke gevallen steeds een fictief dagloon van 48,6069 EUR aan spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) in aanmerking genomen zal worden voor de vaststelling van het fictief loon en dit zelfs indien het fictief loon voor de kalenderjaren vóór 1 januari 2000 op basis van het forfaitair dagloon voor het jaar 1967 werd vastgesteld (bij gebrek aan andere refertegegevens).
Deze bepaling voorziet eveneens in het herwaarderingsmechanisme om dit fictief dagloon op het prijspeil van het beschouwde kalenderjaar te brengen.
Artikel 2 van het ontwerp bepaalt dat de bepalingen van het koninklijk besluit van toepassing zijn op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2022 ingaan, met uitzondering van de overlevingspensioenen berekend op basis van een rustpensioen dat daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 december 2021 ingegaan is.
Artikel 3 van het ontwerp legt de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit vast op 1 januari 2022.
Artikel 4 preciseert dat de Minister bevoegd voor Pensioenen belast is met de uitvoering van dit besluit.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX
Raad van State, afdeling Wetgeving, advies 69.301/1 van 25 mei 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers' Op 28 april 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Pensioenen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 18 mei 2021 . De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Chantal Bamps en Bert Thys, staatsraden, Michel Tison en Johan Put, assessoren, en Wim Geurts, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Katrien Didden, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Bert Thys, staatsraad .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 mei 2021 . 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot wijziging van artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 `tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers', dat voorziet in een regeling om "[w]anneer het rust- of het overlevingspensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 1977 ingaat", het fictief loon vast te stellen waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van het pensioenbedrag voor gelijkgestelde periodes. Waar volgens de thans geldende regeling in het geval van het ontbreken van de vermelde refertegegevens het fictief loon zoals het voor het jaar 1967 is bepaald, in aanmerking wordt genomen "als dagelijks gemiddelde voor de vaststelling van het fictief loon van het beschouwde jaar", beoogt het ontworpen koninklijk besluit "voor de kalenderjaren na 31 december 1999" te voorzien in een gunstiger fictief dagloon voor de vaststelling van het fictief loon van het beschouwde jaar (artikel 1 van het ontwerp).
De ontworpen regeling is van toepassing op "de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2022 ingaan, met uitzondering van de overlevingspensioenen berekend op basis van een rustpensioen dat daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 december 2021 ingegaan is" (artikel 2 van het ontwerp).
Het te nemen besluit treedt in werking op 1 januari 2022 (artikel 3 van het ontwerp). 3. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 8 van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 `betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers', dat luidt als volgt: "De Koning bepaalt welke perioden gelijkgesteld worden met arbeidsperioden. Hij bepaalt de fictieve lonen voor deze perioden, evenals de forfaitaire lonen die in de plaats moeten gesteld worden van de werkelijke lonen, in de gevallen door Hem te bepalen." Onderzoek van de tekst Algemene opmerking 4. De ontworpen regeling doet een onderscheid ontstaan tussen verschillende categorieën van pensioengerechtigden, onder meer al naargelang de ingangsdatum van het pensioen. Om in overeenstemming te zijn met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, dienen voor deze verschillen in behandeling telkens objectieve en in redelijkheid aanvaardbare motieven te bestaan.
De Raad van State, afdeling Wetgeving, beschikt niet over voldoende concrete gegevens om het ontwerp vanuit dit oogpunt te beoordelen, mede omdat het niet valt uit te sluiten dat de voorliggende regeling slechts een onderdeel vormt van een ruimer en in de tijd gespreid pakket van maatregelen op het vlak van de aanpassing van de pensioenen, waardoor het ontwerp, wat betreft het in overeenstemming zijn met de voornoemde beginselen, uiteraard in een bredere context zou moeten worden beoordeeld.
De griffier, De voorzitter, Wim Geurts Marnix Van Damme
6 JUNI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 8;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 maart 2021;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Federale Pensioendienst, gegeven op 23 maart 2020;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 10 mei 2021;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies nr. 69.301/1 van de Raad van State, gegeven op 25 mei 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 24bis, eerste lid, punt 1, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 april 1976 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juli 2017, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "Indien alle refertegegevens bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt: 1° voor de kalenderjaren voor 1 januari 2000 het fictief loon zoals het in het tweede lid van dit artikel voor het jaar 1967 is bepaald, als dagelijks gemiddelde in aanmerking genomen voor de vaststelling van het fictief loon van het beschouwde jaar;2° voor de kalenderjaren na 31 december 1999 steeds een fictief dagloon van 48,6069 EUR aan spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) in aanmerking genomen voor de vaststelling van het fictief loon van het beschouwde jaar, zelfs indien het voor de vaststelling van het fictief loon van het beschouwde jaar in aanmerking te nemen fictief loon reeds voorafgaand aan 1 januari 2000 vastgesteld werd op basis van 1°.In afwijking van punt 2 wordt dit fictief dagloon, om het op het prijspeil van het beschouwde jaar te brengen, vermenigvuldigd met een coëfficiënt die bekomen wordt door het gemiddelde van de maandelijkse gezondheidsindexen (basis 1996 = 100) van het beschouwde jaar te delen door 103,14.".
Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2022 ingaan, met uitzondering van de overlevingspensioenen berekend op basis van een rustpensioen dat daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 december 2021 ingegaan is.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.
Art. 4.De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 juni 2021.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX