Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 juli 2009
gepubliceerd op 17 juli 2009

Koninklijk besluit tot vaststelling van het beheerscontract van het « Fonds ter reductie van de globale energiekost »

bron
programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling
numac
2009011315
pub.
17/07/2009
prom.
06/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/06/2009011315/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het beheerscontract van het « Fonds ter reductie van de globale energiekost »


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 27 december 2005, namelijk artikel 34;

Gelet op koninklijk besluit van 1 juli 2006 tot vaststelling van het beheerscontract van het « Fonds ter reductie van de globale energiekost »;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid tot versoepeling en optimaliseren van de werking, betere afstemming van de federale maatregelen met gewestelijke dispositieven om aldus de doelstellingen van het fonds beter te bereiken;

Gelet op het overleg met de gewesten van 29 april 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 november 2008 en 19 februari 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatsecretaris voor Begroting van 12 maart 2009;

Gelet op advies nr 46.264/3 van de Raad van State, gegeven op 15 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Onze Minister van Klimaat en Energie tot wiens bevoegdheden de Duurzame Ontwikkeling en het Leefmilieu behoren, en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het beheerscontract van het Fonds ter reductie van de globale energiekost wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 3.Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Onze Minister van Klimaat en Energie tot wiens bevoegdheden de Duurzame Ontwikkeling en het Leefmilieu behoren zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën D. REYNDERS De Minister van Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. ARENA De Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE

« Fonds ter reductie van de globale energiekost » naamloze vennootschap van publiek recht Zetel : 1050 Brussel, Louizalaan nummer 54, bus 1 Beheerscontract BEHEERSCONTRACT TUSSEN DE BELGISCHE STAAT EN HET FONDS TER REDUCTIE VAN DE GLOBALE ENERGIEKOST 1. Algemene principes Wettelijke bepalingen Artikel 1.Volgende wettelijke bepalingen zijn van toepassing : 1° Hoofdstuk VIII van de programmawet van 27 december 2005 betreffende de oprichting van het Fonds ter reductie van de globale energiekost.2° Het koninklijk besluit van 9 maart 2006 tot uitvoering van Hoofdstuk VIII van de programmawet van 27 december 2005 betreffende de oprichting van het Fonds ter reductie van de globale energiekost. Definities

Art. 2.Voor de uitvoering van dit beheerscontract wordt verstaan onder : 1° De ministers : de Minister bevoegd voor Duurzame Ontwikkeling, de Minister bevoegd voor Leefmilieu, de Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en de Minister bevoegd voor Energie.2° De wet : Hoofdstuk VIII van de programmawet van 27 december 2005 betreffende de oprichting van het Fonds ter reductie van de globale energiekost.3° Het Fonds : het Fonds ter reductie van de globale energiekost.4° De statuten : het koninklijk besluit van 9 maart 2006 tot uitvoering van Hoofdstuk VIII van de programmawet van 27 december 2005 betreffende de oprichting van het Fonds ter reductie van de globale energiekost.5° De doelgroep : de doelgroep zoals gedefinieerd door het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost.6° LE : Lokale Entiteit : instantie die op het niveau van één of meerdere gemeenten instaat voor de lokale realisering van doelstellingen van het Fonds, hetzij als kredietbemiddelaar, hetzij als kredietgever.7° Particulier : de natuurlijke persoon die financiële middelen ontleent bij de LE of het Fonds met het oog op energiebesparende investeringen in zijn/haar privé-woning of die geniet van een dienst verleend volgens het derde investeerderprincipe waarbij de LE optreedt als ESCO.8° ESCO : Energy Service Company.Organisatie die energiediensten aanbiedt aan de klant, gericht op energiebesparende investeringen. 9° Derde investeerderprincipe : principe waarbij de investering in energiebesparende ingrepen gefinancierd wordt door het Fonds of de LE. De terugbetaling van die investering door de particulier uit de doelgroep gebeurt à rato van de vermindering op de energiefactuur. 10° Kredietgever : elke persoon (natuurlijk of rechtspersoon) die kredietovereenkomsten zoals omschreven in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet toestaat en over een erkenning of een registratie beschikt.11° Kredietbemiddelaar : Elke persoon (natuurlijk of rechtspersoon) die als tussenpersoon inzake kredietovereenkomsten zoals omschreven in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet optreedt en daartoe over een inschrijving beschikt. Partijen

Art. 3.Dit beheerscontract bindt de Belgische Staat, enerzijds, en het Fonds, anderzijds, en regelt de betrekkingen tussen de partijen alsook de rechten, plichten en verantwoordelijkheden van elke partij.

Het doet geen enkel recht of geen enkele verbintenis jegens derden ontstaan.

Geldigheidsduur

Art. 4.Dit beheerscontract wordt gesloten voor een duur van één jaar.

Het wordt stilzwijgend hernieuwd voor telkens één jaar, met een totale geldigheidsduur van maximum 5 jaar. Ten laatste na 2,5 jaar vindt een tussentijdse evaluatie plaats.

Art. 5.Dit beheerscontract stelt, onder andere, de regels en principes vast volgens dewelke het Fonds zijn opdracht vervult. Deze kunnen worden uitgewerkt in een huishoudelijk reglement van het Fonds.

De verplichtingen van het Fonds, die in dit beheerscontract op een algemene wijze zijn vermeld, zijn van toepassing voor zover het Fonds niet verhinderd wordt om ze na te leven, namelijk wanneer het zijn verplichtingen onmogelijk kan nakomen wegens redenen die het Fonds niet ten laste kunnen worden gelegd. 2. Opdracht Art.6. De opdrachten van het Fonds zijn bepaald bij wet en in de statuten.

Het Fonds heeft tot doel reducties van de globale energiekost te bevorderen door, in overleg met de Gewesten : 1° Tussenbeide te komen in de financiering van structurele maatregelen voor de doelgroep, in privé woningen die dienen als hoofdverblijfplaats.2° Het verstrekken van goedkope leningen aan de particulier, voor structurele maatregelen in privé woningen die dienen als hoofdverblijfplaats. Het Fonds bepaalt de regels met betrekking tot de verdeling van haar middelen over beide opdrachten.

Art. 7.Met het oog op het vervullen van haar opdracht, werkt het Fonds samen met lokale entiteiten, die door het Fonds worden erkend en met de rechtspersonen die daartoe door de gewesten zijn aangewezen.

De LE wordt door de gemeente voorgesteld, na overleg met het O.C.M.W. dat wordt aangetoond door middel van een kopie van het verslag van het overlegcomité gemeente-O.C.M.W. De territoriale werking van de LE kan zich op één of meerdere gemeenten situeren. Zij wordt in dat laatste geval voorgesteld door de verschillende betrokken gemeenten, na overleg met de betrokken O.C.M.W.'s.

Het Fonds kan met de LE een samenwerkingsovereenkomst afsluiten in hoedanigheid van kredietgever of kredietbemiddelaar. De LE kan slechts als kredietbemiddelaar optreden in naam en voor rekening van de desbetreffende Gewestregering.

Art. 8.Het Fonds kan enkel een samenwerkingsovereenkomst sluiten met een LE die minstens aan volgende voorwaarden voldoet 1° in hoedanigheid van kredietgever : - over rechtspersoonlijkheid beschikken; - over de nodige expertise en kritische capaciteit beschikken op technisch, juridisch, financieel en boekhoudkundig vlak; De LE kan hiervoor eventueel, via het Fonds of rechtspersonen aangeduid door de Gewesten, beroep doen op personeels- en werkingsmiddelen. De Raad van bestuur van het Fonds zal hiervoor criteria vastleggen; - kunnen werken volgens het derde investeerderprincipe en fungeren als lokale Energy Service Company in het kader van de financiering van tussenkomsten voor de doelgroep; - de sociale begeleiding van de doelgroep kunnen garanderen. De raad van bestuur van het Fonds zal hiervoor criteria vastleggen; - erkend of geregistreerd zijn als kredietgever. 2° In hoedanigheid van kredietbemiddelaar : - over rechtspersoonlijkheid beschikken; - over de nodige expertise en kritische capaciteit beschikken op technisch, juridisch vlak; De LE kan hiervoor eventueel, via het Fonds, beroep doen op personeels- en werkingsmiddelen. De raad van bestuur van het Fonds zal hiervoor criteria vastleggen; - kunnen fungeren als lokale Energy Service Company in het kader van de financiering door het Fonds van tussenkomsten voor de doelgroep; - de sociale begeleiding van de doelgroep kunnen garanderen. De raad van bestuur van het Fonds zal hiervoor criteria vastleggen; - erkend zijn als kredietbemiddelaar - het akkoord van de desbetreffende gewestregering om in de hoedanigheid van kredietbemiddelaar te functioneren.

Art. 9.In het kader van haar opdracht 1° Ten aanzien van de LE als kredietgever : Leent het Fonds de nodige financiële middelen aan de LE.Dit gebeurt aan de hand van een globaal bedrag dat door de LE bij het Fonds kan worden gereserveerd en dat zal worden aangewend in diverse individuele dossiers van particulieren. De LE motiveert het gevraagde bedrag teneinde de garantie te bieden dat er geen discriminatie zal plaatsvinden tussen de beide doelstellingen van het Fonds en binnen de doelgroep. De LE leent op haar beurt financiële middelen aan de particulier of financiert voor hem structurele maatregelen volgens het derde investeerderprincipe. Rechtspersonen met een sociale doelstelling kunnen eveneens bij de LE middelen ontlenen in het kader van de tussenkomst in de financiering van structurele maatregelen voor de doelgroep. In dat geval is de voorafgaande goedkeuring van het Fonds vereist. In een dergelijk dossier, kan de LE al dan niet optreden als ESCO. Het minimum- en maximumbedrag dat de LE kan ontlenen aan het Fonds zal bepaald worden, rekening houdend met het inwonersaantal en het percentage doelgroepbewoners van de gemeente of gemeenten op wiens grondgebied de LE werkzaam is. De raad van bestuur van het Fonds zal hiervoor criteria vastleggen. Het maximum bedrag dat de LE kan lenen aan een particulier kan nooit hoger dan euro 10.000 euro. Hogere bedragen dienen uitdrukkelijk door het Fonds te worden toegestaan. Het Fonds ziet er tevens op toe dat het interestpercentage van de leningen van de LE aan de particulier of aan de rechtspersoon, niet hoger is dan het percentage dat door het Fonds aan de LE wordt aangerekend. 2° Ten aanzien van de LE als kredietbemiddelaar : Leent het Fonds de nodige financiële middelen aan de particulieren of financiert voor hem structurele maatregelen volgens het derde investeerderprincipe.Dit gebeurt aan de hand van een individuele dossier dat door de LE bij het Fonds wordt ingediend. De LE motiveert het gevraagde bedrag teneinde de garantie te bieden dat er geen discriminatie zal plaatsvinden tussen de beide doelstellingen van het Fonds en binnen de doelgroep. Rechtspersonen met een sociale doelstelling kunnen eveneens bij het Fonds middelen ontlenen in het kader van de tussenkomst in de financiering van structurele maatregelen voor de doelgroep. In een dergelijk dossier, kan de LE al dan niet optreden als ESCO. Het minimum- en maximumbedrag dat de LE kan bemiddelen bij het Fonds zal bepaald worden, rekening houdend met het inwonersaantal en het percentage doelgroepbewoners van de gemeente of gemeenten op wiens grondgebied de LE werkzaam is. De raad van bestuur van het Fonds zal hiervoor criteria vastleggen. Het maximum bedrag dat de LE kan bemiddelen ten behoeve van een particulier kan nooit hoger dan euro 10.000 euro. Hogere bedragen dienen uitdrukkelijk door het Fonds te worden toegestaan.

De LE als kredietbemiddelaar moet aan de particulier of rechtspersoon die om een kredietovereenkomst verzoekt, de juiste en volledige informatie vragen die hij noodzakelijk acht om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen en, in ieder geval, hun lopende financiële verbintenissen. Hij kan geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, van oordeel is dat de verzoeker duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de kredietovereenkomst, na te komen.

Art. 10.De werkingsmiddelen van het Fonds worden in de eerste plaats aangewend voor de centrale werking en daarnaast voor de ondersteuning van de lokale entiteit. Deze ondersteuning zal gebeuren op basis van objectieve criteria.

Het Fonds staat in voor de praktische ondersteuning van de LE door onder meer te voorzien in handleidingen, kwaliteitscriteria voor de investeringen, modelcontracten, website en eventueel vorming en opleiding voor het personeel van de LE, rekening houdend met de instrumenten die reeds beschikbaar zijn op regionaal vlak.

Art. 11.De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 7, bepaalt minstens het volgende : - de hoedanigheid van de LE, te weten kredietgever of kredietbemiddelaar; - de wijze waarop de LE de financiële middelen aanvraagt bij het Fonds; - het maximale bedrag dat de LE bij het Fonds kan ontlenen of waarvoor zij kan bemiddelen; - het bedrag dat door het Fonds of de desbetreffende gewestregering aan de LE ter beschikking gesteld wordt met het oog op het verzekeren van de nodige expertise en kritische capaciteit binnen de LE; - de leningsmodaliteiten van de door het Fonds geleende bedragen. Zij dienen zo veel mogelijk overeen te stemmen met de reële projecten van de LE en haar cliënten; - de wijze waarop de door het Fonds geleende middelen ter beschikking worden gesteld van de LE als kredietgever; - de rentevoet(en) tegen dewelke de leningen zullen worden toegestaan : deze kunnen verschillen in functie van de doelgroep; - de verhouding tussen de leningen aan de doelgroep en de leningen aan de particulieren die niet tot de doelgroep behoren. Hiervoor moet rekening gehouden worden met het percentage inwoners van het werkingsgebied van de LE dat binnen de doelgroep valt; - de wijze waarop het Fonds praktische ondersteuning biedt aan de LE; - de wijze waarop de LE zal toezien op de door haar toegestane of bemiddelde leningen, meer bepaald de wijze waarop de LE erover zal waken dat de toegekende middelen zo efficiënt mogelijk worden aangewend op het vlak van energiebesparing; - de wijze waarop de LE het Fonds informeert over de individuele leningdossiers die zij toestaat; - de wijze waarop de LE de nodige ondersteuning zal bieden aan de particulier of rechtspersoon m.b.t. de beoordeling van de investering op het vlak van energiebesparing; - de wijze waarop de LE, in het geval dat de particulier geen eigenaar is van de woning waar de energiebesparende investering wordt voorzien, de eigenaar van de woning zal engageren. Dit kan onder meer gebeuren door te streven naar een financieel engagement van de eigenaar in de investering en/of een vermindering vanwege de eigenaar op het vlak van de huurprijs en een engagement met betrekking tot de duur van de huurovereenkomst en/of het in sociaal beheer nemen van de woning. Dit alles met de bedoeling te komen tot een « win-win situatie » voor zowel huurder als eigenaar. De LE kan de lening aan een particulier behorend tot de doelgroep enkel toestaan of bemiddelen na positief advies van het O.C.M.W. of de erkende schuldbemiddelingdienst. - de wijze waarop de LE zal voorzien in de mogelijkheid om een energie-audit te laten uitvoeren. - de wijze waarop het Fonds zijn controlebevoegdheid, zoals bepaald in artikel 13, zal vervullen.

Art. 12.Het Fonds ziet erop toe dat in de overeenkomsten tussen het Fonds/de LE en de particulier wordt voorzien in een verplichting van deze laatste om een budgetbegeleiding of -beheer te aanvaarden vanwege het O.C.M.W. van de gemeente waar de particulier zijn woonplaats heeft, of vanwege een andere erkende schuldbemiddelingsdienst, indien zich een probleem van terugbetaling stelt.

Het Fonds beoogt een zo laag mogelijk percentage van wanbetalingen en streeft er naar de 3 % wanbetalingen niet te overschrijden. In geen geval mag het percentage wanbetalingen meer dan 5 % bedragen.

Het Fonds kan enkel overgaan tot opschorting of kwijtschelding van terugbetaling door de LE of de particulier nadat het dossier van de particulier in kwestie is opgenomen in een formele schuldbemiddeling en nadat de LE heeft aangetoond alle nodige inspanningen te hebben gedaan met het oog op de terugbetaling door de particulier.

Ingeval van kwijtschelding door het Fonds aan de LE, mag deze nooit meer bedragen dan 5 % van het totale door de LE ontleende bedrag.

Art. 13.Het Fonds oefent controle uit op de LE met het oog op het vervullen van haar wettelijke opdracht en het tegengaan van eventuele fraude.

Dit kan onder meer gebeuren door het opvragen van staten van individuele leningen, controle ter plaatse, periodieke rapportering,...

Minstens eenmaal per jaar verstrekt de LE aan het Fonds een overzicht van de door haar toegestane of bemiddelde leningen en van de interventies onder de vorm van derde investeerderprincipe.

In geval van vermoeden van fraude zal het Fonds alle mogelijke middelen aanwenden om duidelijkheid te scheppen in de situatie en desgevallend de nodige maatregelen nemen.

Art. 13bis.In afwijking van artikel 7, eerste lid, kan het Fonds ook een samenwerkingsverband aangaan met rechtspersonen, of rechtspersonen behorend tot de categorieën die bij beslissing van een gewestregering worden aangewezen en waarvan de beslissing aan het Fonds wordt betekend.

Het samenwerkingsverband met de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, beperkt zich tot dossiers aangaande privé-woningen, dienstig als hoofdverblijfplaats en gelegen op het grondgebied van het betrokken gewest. Het gewest kan bijkomende eisen stellen aan het geografische werkgebied waarin de betreffende rechtspersoon werkzaam is. Dit geografisch werkgebied kan ook het werkgebied van een of meer LE omvatten, zonder dat dit een invloed heeft op de samenwerkingsovereenkomst van het Fonds met deze LE. 3. Uitvoeringsprincipes met betrekking tot de opdracht Raad van bestuur Art.14. De raad van bestuur is belast met het beheer van het Fonds overeenkomstig de doelstelling van de vennootschap.

De raad van bestuur heeft, onder toezicht van de regeringscommissaris een totale beheersautonomie om zijn doelstellingen zo best mogelijk te bereiken.

Hij mag onder meer constructies van cofinanciering opzetten met gelijk welke erkende financiële instelling.

Hij kan gedifferentieerde rentevoeten gebruiken die lager zijn voor de prioritaire doelgroep dan voor de overige rechthebbenden Administratief beheer en delegatie

Art. 15.Door dit beheerscontract kan de raad van bestuur het administratief beheer van het Fonds aan een derde toevertrouwen. De raad van bestuur kan evenzo elke opdracht of delegatie die hij voor de ontwikkeling van het Fonds nuttig acht, ofwel aan derden ofwel aan één van zijn leden toevertrouwen. Hij beslist over de vergoedingen verbonden aan deze delegaties of opdrachten.

Art. 16.§ 1. De Staat stelt aan het Fonds de middelen ter beschikking die nodig zijn om zijn opdracht te vervullen.

In de algemene uitgavenbegroting zullen jaarlijks binnen de beschikbare kredieten de nodige werkingsmiddelen ingeschreven worden ter ondersteuning van de werking van zowel het Fonds als de LE's.

De Staat neemt de interesten ten laste van de leningen of obligaties bedoeld in artikel 31, § 2 van de wet. De uitgifte wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaand schriftelijk akkoord van de Minister van Financiën. § 2. Het Fonds is gemachtigd een eventueel overschot op de werkingsmiddelen over te dragen naar volgende werkjaren.

De raad van bestuur zal ervoor zorgen dat een financieel tekort in eerste instantie wordt aangerekend op een eventueel overschot op de werkingsmiddelen, nadat deze eerst én voor de centrale werking van het Fonds én voor de ondersteuning van de lokale entiteiten zijn aangewend geweest.

Een eventuele kapitaalsverhoging zal worden geëvalueerd tussen de bevoegde Regeringsleden en het Fonds, waarna deze kapitaalsverhoging ter goedkeuring aan de Federale Ministerraad zal worden voorgelegd. 4. Verslaggeving Art.17. De raad van bestuur van het Fonds moet minstens halfjaarlijks een verslag voorleggen aan de ministers, over de uitvoering van zijn opdracht rekening houdend met voorliggend beheerscontract.

De raad van bestuur van het Fonds zal ieder kwartaal een boekhoudkundige staat, opgemaakt volgens het schema van de balans en de resultatenrekening, aan de regeringscommissaris voorleggen. 5. Waarborgen Art.18. § 1. Het Fonds kan samenwerkingsverbanden afsluiten met de rechtspersonen of categorieën van rechtspersonen, vermeld in artikel 13bis, indien de betrokken gewestregering 100 % waarborg biedt van de terugbetaling van de hen toegekende leningen in hoofdsom, interesten en andere kosten. § 2. De gemeente(n) op wiens grondgebied de LE optreedt in de hoedanigheid van kredietgever, kan worden verzocht de leningen die door het FRGE worden toegestaan, te waarborgen. Deze waarborg geldt ten belope van 95 % van de bedragen voor hun hoofdsom, interesten en andere kosten.

Deze borgstelling kan eveneens worden verleend door het gewest waarin de LE werkzaam is met dien verstande dat het gewest bijkomende eisen kan opleggen inzake het geografische werkgebied waarin de betreffende LE actief is. § 3. De gewestregering kan de leningen waarborgen die door het FRGE worden toegestaan na tussenkomst van een LE die optreedt in de hoedanigheid van kredietbemiddelaar.

De waarborg voor de in het eerste lid bedoelde leningen van het FRGE, heeft enkel betrekking op het effectief uitstaand verlies, nadat alle zakelijke en persoonlijke zekerheden, waarover het FRGE beschikt ter dekking van de gewaarborgde leningen, door de leningverstrekker zijn uitgewonnen. § 4. De onder toepassing van de waarborg gebrachte verbintenissen, bedoeld in §§ 1 tot 2, worden geacht opeisbaar te zijn op het ogenblik dat de ontlener niet tot betaling is overgegaan conform de bepalingen van de kredietovereenkomst.

De opeisbare bedragen worden, te rekenen vanaf de datum van opeisbaarheid, verhoogd met de wettelijke rentevoet. 6. Inwerkingtreding Art.19. Dit beheerscontract treedt in werking op de datum van de ondertekening ervan.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. ARENA De Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE

^