Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 december 2018
gepubliceerd op 24 december 2018

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 25/3, § 1, 2°, b) van de wet op het politieambt

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2018015299
pub.
24/12/2018
prom.
06/12/2018
ELI
eli/besluit/2018/12/06/2018015299/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2018. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 25/3, § 1, 2°, b) van de wet op het politieambt


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb te Uwer ondertekening voor te leggen regelt de uitvoering van artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de wet op het politieambt.

De wet van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2018 pub. 16/04/2018 numac 2018011626 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet op het politieambt om het gebruik van camera's door de politiediensten te regelen, en tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten tot wijziging van de wet op het politieambt om het gebruik van camera's door de politiediensten te regelen [...] heeft het wettelijke kader dat politiediensten toelaat om vaste, tijdelijk vaste en mobiele camera's te plaatsen en te gebruiken bij de uitvoering van hun opdrachten ingevoegd in de wet op het politieambt (WPA).

Artikel 25/3, § 1, 2°, b), WPA voorziet dat de politie vaste camera's en tijdelijke vaste camera's kan gebruiken in bepaalde voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. Hoewel het gebruik van camera's op dergelijke plaatsen een zekere mate van gevoeligheid heeft omwille van privacyredenen en het feit dat noch de politie, noch de overheid beheerder zijn van deze plaatsen, werd er tóch voor geopteerd om een bepaling te voorzien in de wet die de politiediensten de mogelijkheid geeft om ook daar camera's te plaatsen, omdat hiertoe een reële operationele behoefte bestaat.

Een aantal voor het publiek toegankelijk besloten plaatsen zijn immers in het verleden reeds erg kwetsbaar gebleken omdat het plaatsen betreft waar grote aantallen mensen samenkomen, waardoor enerzijds de openbare orde in het gedrang kan komen (opstootjes, massacompressie, ...), en die anderzijds een potentieel doelwit kunnen zijn van specifieke criminele activiteiten of van een terroristische aanslag (soft targets, denk maar aan de aanslagen in de Bataclan, Stade de France, de kerstmarkt van Berlijn, de luchthaven van Zaventem,...).

Om die reden is het gerechtvaardigd om voor een zeer specifiek aantal voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen het gebruik van tijdelijk vaste camera's door de politie mogelijk te maken, uiteraard steeds mits de toestemming van de beheerder van de plaats verkregen werd zoals bepaald door artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de WPA. De wet lijst nominatief deze plaatsen op: de luchthavens, havenfaciliteiten zoals bedoeld in artikel 5, 6°, van de wet van 5 februari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2007 pub. 27/04/2007 numac 2007014022 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de maritieme beveiliging sluiten betreffende de maritieme beveiliging en stations van het openbaar vervoer, én laat de mogelijkheid aan de Koning om bijkomende plaatsen die door hun aard aan een bijzonder veiligheidsrisico onderhevig zijn aan te duiden in een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en waarvan het ontwerp voor advies wordt voorgelegd aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens.

Gezien de huidige opsomming van artikel 25/3, § 1, 2°, b), WPA in de praktijk niet voldoende is om alle plaatsen te dekken waar de politiediensten gehouden zijn de openbare veiligheid te handhaven en te herstellen, desgevallend door middel van tijdelijk vaste camera's, geeft huidig ontwerp van koninklijk besluit uitvoering aan de bevoegdheid van de Koning om deze plaatsen te identificeren.

In het kader van het genegotieerd beheer van de openbare ruimte, biedt een opstelling van tijdelijk vaste camera's operationele voordelen. De inzet van deze middelen laat toe om : - de inzet van de politiemiddelen te ondersteunen; - beter te reageren op volkstoelopen, massacompressie in het kader van crowd management; - proactief en reactief in te spelen op incidenten; - bewijsmateriaal te verzamelen bij het vaststellen van strafrechtelijke feiten.

Omwille van hun opstelling in de hoogte bieden tijdelijk vaste camera's een beter zicht op de volkstoeloop, dit in tegenstelling tot de mobiele camera's van de videoteams die op schouderhoogte filmen en sterk gehinderd worden door de menigte rondom. Hierdoor hebben tijdelijke vaste camera's tevens een ontradend effect.

Het ontwerp van koninklijk besluit moet gelezen worden samen met de andere modaliteiten die voorzien zijn door de WPA en die bijkomende garanties tegen ondoordacht of disproportioneel gebruik inbouwen, waaronder de volgende : - de camera's mogen noch beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over de raciale of etnische oorsprong van een persoon, zijn religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, zijn politieke opvattingen, zijn vakbondslidmaatschap, zijn gezondheidstoestand, zijn seksleven of zijn seksuele geaardheid; - het plaatsen en gebruiken van deze camera's is enkel mogelijk na voorafgaande principiële toestemming van de bevoegde overheid (gemeenteraad wanneer het gaat om een politiezone en de minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde voor de diensten van de federale politie), die daarenboven openbaar wordt gemaakt; - de toestemmingsaanvraag moet rekening houden met een impact- en risicoanalyse op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op operationeel niveau, met name wat de categorieën van verwerkte persoonsgegevens betreft, de proportionaliteit van de aangewende middelen, de te bereiken operationele doelstellingen en de bewaartermijn van de gegevens die nodig is om deze doelstellingen te bereiken; de DPO zal hierbij betrokken worden conform de bepalingen inzake de bescherming van gegevens; - het gebruik van camera's vindt plaats op beslissing en onder de verantwoordelijkheid van de politieambtenaar bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3, die waakt over de naleving van de proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginselen; - de regels met betrekking tot de bewarings- en toegangstermijnen zoals bedoeld in artikelen 25/6 en 25/7; - het opnemen van de beeldverwerking in een register.

Zoals het Controleorgaan in haar advies 001/2018 stelt, spreekt het voor zich, in toepassing van de algemene principes van proportionaliteit en subsidiariteit, dat de plaatsing van camera's door de politiediensten enkel zal gebeuren indien de door de organisator aangewende middelen niet toereikend blijken te zijn. Met andere woorden, indien de veiligheidsdoeleinden reeds afdoende bereikt kunnen worden door beroep te doen op in real time bekijken van bewakingscamera's geplaatst door de beheerder van de plaats op grond van de wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's sluiten tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's (hierna genoemd "camerawet"), zal de plaatsing van camera's door politiediensten niet langer gerechtvaardigd zijn. De toegang in real time tot de beschikbare beelden gebeurt dan op grond van het koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 9, derde lid, 3°, a), van de camerawet.

Bijkomend reiken ook de rondzendbrief CP4 betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de GPI (11 mei 2011) en de Ministeriële omzendbrief OOP41 betreffende de operationalisering van het referentiekader CP4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte n.a.v. gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen (31 maart 2014) belangrijke principes aan die mee in rekening moeten worden genomen in de uitvoering van onderhavige tekst. Hier wordt onder meer het belang van de politionele risicoanalyse toegelicht die moet toelaten om een globaal risiconiveau te bepalen voor het evenement en de politiemaatregelen aan te passen aan dit risiconiveau.

Aan de hand van deze risicoanalyse zal de verantwoordelijke voor de ordedienst zijn veiligheidsdispositief bepalen en de mogelijke inzet van middelen - waaronder camera's - evalueren. Legitimiteit, opportuniteit, proportionaliteit en subsidiariteit van het gebruik van camera's op deze plaatsen zal derhalve op case-by-case basis worden afgewogen ten opzichte van het risico.

De politionele risicoanalyse wordt gemaakt middels toepassing van een specifieke driestappenmethodiek (doelbepaling, risicodetectie, risicoreductie) door de verantwoordelijke voor de ordedienst.

Verschillende aspecten gerelateerd aan een veilig en vreedzaam verloop van een evenement of bijeenkomst worden hierin geëvalueerd : openbare orde, vrij en vlot verkeer, overlast, specifieke criminaliteit, noodplanning en terrorisme, rekening houdend met de risicoanalyse van de veiligheidscel en de dreigingsanalyse van OCAD (OOP41).

Ten slotte dient er nog gepreciseerd te worden dat dit koninklijk besluit enkel betrekking heeft op de plaatsing en het gebruik van camera's door politiediensten. Wanneer de politiediensten in real time toegang hebben tot de beelden van bewakingscamera's die geplaatst zijn door de beheerder van de plaats met toepassing van de camerawet, zijn het artikel 9, derde lid, 3°, a), van de camerawet en haar uitvoeringsbesluit van toepassing. Indien de politiediensten en de beheerder van de plaats overeenkomen in de overeenkomst betreffende deze toegang dat deze toegang in real time ook een bewaring van de beelden door de politiediensten inhoudt, dan zijn de regels voorzien in de WPA (in het bijzonder de principiële toestemming vereist door artikel 25/4, evenals het aanbrengen van een pictogram) eveneens van toepassing. Dit is het gevolg van de gezamenlijke toepassing van artikel 9 van de camerawet en de artikelen 25/1, § 2 en 25/4, § 1, eerste lid van de wet op het politieambt.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Art. 1.

Het ontwerp van koninklijk besluit duidt twee soorten locaties aan die, door hun aard, een bijzonder veiligheidsrisico inhouden. Het gaat over plaatsen of evenementen waar het aantal aanwezige mensen, gecombineerd met de aard ervan of de context vereist dat er maatregelen van bestuurlijke politie worden genomen. De politionele interventie vindt hierbij plaats onder het gezag van de bevoegde overheid van bestuurlijke politie. 1° De plaatsen waar evenementen van culturele, maatschappelijke, festieve, folkloristische, commerciële of sportieve aard worden georganiseerd, beschouwd als een grote volkstoeloop in de zin van artikel 22 van de WPA, indien een risicoanalyse aantoont dat het evenement een bijzonder risico stelt voor de openbare veiligheid, op grond van ten minste één van de twee bijkomende opgesomde criteria. Vooraleer in aanmerking te komen voor politioneel cameragebruik, dient het een plaats te zijn waar een evenement wordt georganiseerd dat een grote volkstoeloop in de zin van artikel 22 van de WPA vormt. Deze voorwaarde is cumulatief met ten minste één van de twee andere criteria.

Het concept van evenement moet geïnterpreteerd worden in het licht van het begrip "grote volkstoeloop", zoals voorzien in artikel 22 van de WPA. Dit begrip heeft niet enkel betrekking op het aantal betrokken personen, maar eveneens op het gegeven dat een interventie van bestuurlijke politie in het kader van het genegotieerd beheer van de publieke ruimte noodzakelijk is, enerzijds om verstoring van de openbare orde te voorkomen en anderzijds om de openbare orde desgevallend te herstellen en verwijst dan ook onder meer naar de begrippen "crowd management" en "massa compressie". Artikel 22 van de WPA geeft als voornaamste opdracht aan de politiediensten het "rustige verloop" van evenementen en zodoende het recht op vergaderen en bijeenkomen voorzien in de Grondwet te garanderen.

Ondanks het advies nr. 63.965/2 van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, geformuleerd op 17 oktober 2018, waarnaar het advies nr. 64.160/2 van dezelfde datum met betrekking tot huidig ontwerp van besluit verwijst, wordt in de tekst de verwijzing naar het begrip grote volkstoeloop in de zin van dit artikel 22 dus behouden. Het lijkt immers logisch dat de toegang in real time van de politiediensten tot de beelden van de bewakingscamera's van deze plaatsen zal plaatsvinden in het kader van de opdrachten van bestuurlijke politie tijdens grote volkstoelopen zoals bedoeld in artikel 22 van de WPA. Overigens, doch zonder wettelijk omschreven te zijn, werden de grote lijnen van het begrip van grote volkstoeloop reeds voldoende gedefinieerd door middel van ministeriële omzendbrieven, zoals de voormelde CP4 en OOP41.

Het voorwerp en de context van het evenement dienen geval per geval bekeken te worden. Bijgevolg kan een nationaal bekende landbouwbeurs, die een aanzienlijk aantal bezoekers aantrekt en waar het bezoek van politieke figuren publiekelijk wordt aangekondigd, beschouwd worden als een "gevoelig" evenement gelet op het actieve nationale en Europese beleid inzake landbouw.

Met de algemene en specifieke veiligheidscontext wordt bedoeld de veiligheidscontext verbonden aan de actuele nationale of internationale politiek en deze kan afhangen van bijvoorbeeld rapporten van OCAD. Bijgevolg kan het OCAD bepaalde evenementen aanduiden als zijnde het voorwerp van een bijzonder risico.

Zo rustte op een bepaald ogenblik, na de aanslag op de Bataclan van 13 november 2015, een bijzondere en specifieke dreiging op grote evenementenzalen en werden diverse specifieke veiligheidsmaatregelen getroffen om de veiligheid van druk bijgewoonde culturele evenementen te verzekeren.

Ten slotte verwijst het laatste criterium naar de omstandigheid waarin er zich incidenten hebben voorgedaan naar aanleiding van gelijkaardige gebeurtenissen die een interventie van bestuurlijke politie hebben genoodzaakt.

Zo zal bijvoorbeeld een openbare bijeenkomst van een motorbende waarvan uit ervaring geweten is dat deze mogelijkerwijze uitmondt in vechtpartijen met rivaliserende bendeleden in aanmerking komen voor intensiever politietoezicht. 2° De hoven en rechtbanken alsook de plaatsen waar een rechtsgeding wordt gehouden, indien een risicoanalyse aantoont dat dit proces een bijzonder risico betekent voor de openbare veiligheid omwille van, onder andere : a) de aard van het proces; b), de aard van de feiten waarover geoordeeld zal worden; c) het aantal personen die het proces bijwonen. Hiermee worden dus alle plaatsen bedoeld die het voorwerp zijn van een risico omwille van het feit dat er een rechtsgeding plaatsvindt.

De term "rechtsgeding" verwijst naar een rechterlijke behandeling opgestart door een inleidende vordering overeenkomstig artikel 12, lid 2, van het Gerechtelijk Wetboek, dat het volgende bepaalt : "De inleidende vordering opent het rechtsgeding." De uitbreiding naar andere plaatsen dan de gebouwen van de hoven en rechtbanken zelf heeft als doel om ook te voorzien in de hypothese dat er om praktische redenen, bv. omwille van logistieke redenen (groot aantal burgerlijke partijen), een plaats ad hoc wordt voorzien om het proces te voeren.

Het spreekt voor zich dat de dreiging niet uitsluitend rust op de zaal waarin het rechtsgeding plaatsvindt maar dat het gebouw in haar geheel beoogd wordt en als dusdanig het voorwerp kan uitmaken van bijzondere veiligheidsmaatregelen.

De dreiging op deze plaats kan voortvloeien uit verschillende omstandigheden, die geval per geval moeten bekeken worden. De voorbereidende werken van de WPA geven als voorbeeld van bedreigde plaats "het justitiepaleis naar aanleiding van een terroristen- proces". Het kan eveneens een rechtsgeding betreffen dat een bijzondere publieke belangstelling opwekt (vaak omwille van veel publiciteit), ofwel omwille van een gedeelde emotie door een groot deel van de bevolking voor de feiten waarover geoordeeld wordt, dan wel omwille van de persoon of de hoedanigheid van de betrokken persoon of personen.

De rechtsgedingen moeten niet louter gezien worden als strafrechtelijke processen, ook al zal in de praktijk zich doorgaans frequenter de nood tot bijzondere veiligheidsmaatregelen voordoen bij dit type van proces, maar eveneens burgerrechtelijke processen kunnen het voorwerp uitmaken van een bijzonder veiligheidsrisico. Denken we bijvoorbeeld aan processen naar aanleiding van faillissementen die de publieke opinie beroeren en waar grote aantallen gedupeerden zijn.

De handhaving van de openbare orde naar aanleiding van rechtsgedingen krijgt een kader in de ministeriële omzendbrief MFO 1 inzake het verzekeren van de openbare orde in hoven en rechtbanken, het overbrengen van gevangenen en het handhaven van de orde en de veiligheid in de gevangenissen in geval van oproer of onlusten. Deze omschrijft de opdracht van "politie van de hoven en rechtbanken" als volgt : - het voorleiden van de beklaagden/beschuldigden voor de hoven en rechtbanken en het instaan voor hun bewaking en eventuele bescherming; - het toezicht houden op het publiek dat zich in de rechtszalen bevindt of in het gerechtsgebouw in het algemeen, meer bepaald met het oog op het voorkomen dat de rechtsgang zou worden verstoord; - het verwijderen uit de gerechtszaal of het aanhouden van de personen die de zitting verstoren, dit op bevel van de voorzitter (art. 760 en 762 Ger W).

De MFO 1 preciseert dat de "handhaving van de openbare orde" niet gelijkgesteld mag worden met het "bewaken " of "beveiligen "van het gerechtsgebouw : wanneer de hoven en rechtbanken niet of niet meer zetelen en er geen personen meer dienen te worden voorgeleid, is de aanwezigheid van de politiediensten in het gerechtsgebouw niet meer vereist. Dit neemt niet weg dat, wanneer een concrete dreiging op een bepaald gerechtsgebouw rust, de politiediensten toch kunnen worden ingeschakeld in het raam van bijkomende maatregelen (bijvoorbeeld regelmatige patrouilles rond het gebouw, controles van het gebouw op regelmatige tijdstippen, ...).

De MFO 1 preciseert overigens het kader waarbinnen de risicoanalyse in het raam van de opdrachten van handhaving van de orde in de hoven en rechtbanken moet gemaakt worden.

Art. 2.

Het wordt in herinnering gebracht dat, zoals artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de WPA het vereist, de mogelijkheid om tijdelijk vaste camera's te plaatsen en te gebruiken aan het akkoord van de beheerder van de plaats onderworpen is.

De beslissing tot het plaatsen en het gebruiken van tijdelijk vaste camera's op de plaatsen, bedoeld in artikel 1, wordt dus genomen in overleg tussen de betrokken bevoegde politieoverheden, die de beslissing hebben genomen om politiediensten in te zetten, de beheerder van de plaats en, naargelang het geval, de territoriaal bevoegde bestuurlijke directeur-coördinator, de directeur of de korpschef.

Wanneer het evenement plaatsvindt op een plaats die aan de organisator ter beschikking gesteld is geweest, ongeacht of dit nu via een huurovereenkomst of ten kosteloze titel gebeurt, dan wordt deze laatste, voor de duur van het evenement, de beheerder van de plaats in de zin van artikel 25/3, § 1, 2°, b), WPA. Hij beheert immers de toegang, de indeplaatsstelling van de dispositieven noodzakelijk voor het goede verloop van het evenement.

In het kader van evenementen van culturele, maatschappelijke, festieve, folkloristische, commerciële of sportieve aard, zal de beslissing tot het plaatsen en het gebruiken van camera's genomen worden naar aanleiding van de voorbereidende vergaderingen die plaatsvinden tussen de voormelde partners.

De voorbereiding van dit soort van evenementen is, zoals reeds aangehaald, voorzien door de ministeriële omzendbrieven CP4 en OOP41.

De filosofie die ten grondslag ligt aan de voorbereiding van dergelijke evenementen voorziet dat de organisator, de overheden van bestuurlijke politie, de politiediensten en, in voorkomend geval, andere partners samen de voorwaarden van een veilig en vlot verloop bepalen binnen dewelke de fundamentele rechten en vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting en van vergadering, volledig gerespecteerd worden, wat zich vertaalt in een strategie die gericht wordt op het beheer van het evenement en de bescherming van personen, goederen en instellingen. Er worden wederzijdse afspraken gemaakt tussen de actoren of partners, wetende dat de bestuurlijke overheid te allen tijde verantwoordelijk blijft voor de openbare orde, eveneens wanneer er geen overeenstemming werd gevonden tussen de betrokken partijen.

De beslissing om gebruik te maken van tijdelijk vaste camera's als technisch middel zal dus integraal deel uitmaken van de in deze omzendbrieven omschreven processen.

Het dient evenwel benadrukt te worden dat de inzet van politiediensten - en in het verlengde dus tevens de inzet van politioneel cameragebruik in de zin van artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de WPA - niet mag beschouwd worden als een automatisme. Het subsidiariteitsbeginsel is in casu van toepassing, in die zin dat het optreden van de politiediensten en dus ook het politioneel gebruik van camera's enkel kan plaatsvinden indien hiertoe een reële noodzaak is.

Met andere woorden, indien er voldoende kan tegemoet gekomen worden aan eventuele veiligheidsrisico's door tussenkomst van de organisator die reeds zelf voldoende veiligheidsmaatregelen kan nemen (bv. de inzet van bewakingsdiensten, ...), dan is het niet verantwoord, noch noodzakelijk dat er politiediensten, of camera's van de politiediensten aanwezig zijn.

Dit principe wordt overigens ook vermeld in de OOP41, die de algemene en specifieke verplichtingen van de organisator van een evenement oplijst. Deze includeren onder meer het opmaken van een eigen risicoanalyse, het voorzien van veiligheidsvoorschriften en - maatregelen, het nemen van maatregelen voor een rustig en vlot verloop en het voorzien in een efficiënte interne ordedienst.

Voor de inzet van tijdelijk vaste camera's op de plaatsen waar een rechtsgeding dat een risico kan betekenen wordt gehouden, zal de beslissing genomen worden door de bevoegde overheid van bestuurlijke politie.

In overeenstemming met artikel 97, 3de lid van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus is de hiervoor bevoegde overheid de minister van Justitie, die de nodige bevelen, onderrichtingen en richtlijnen kan geven. Aangezien het hier instructies aangaande de handhaving van de openbare orde betreffen, treedt de minister van Justitie hier op als de bevoegde overheid van bestuurlijke politie.

Bovenstaande is evenwel onverminderd de bijzondere bevoegdheden die voorbehouden zijn aan de gerechtelijke overheden krachtens de artikelen 759 tot 763 Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 181, 506 en 507 van het Wetboek van Strafvordering.

Overeenkomstig de MFO 1 (punt 2.1.4.) vindt de evaluatie van de dreiging plaats in overleg tussen de politiediensten, de directie-generaal van de Strafinrichtingen (voor wat betreft de overbrenging van gedetineerden), het openbaar ministerie evenals de zetelende magistraten.

Art. 3.

Gezien de interventie van bestuurlijke politie plaatsvindt in het kader van een evenement, en dus per definitie tijdelijk van aard is, blijft het gebruik van de camera's beperkt tot de duur van de opdracht van bestuurlijke politie. In de praktijk loopt de duur van de politieopdracht gelijk met de duur van het risico.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

ADVIES 64.160/2 VAN 17 OKTOBER 2018 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 25/3, § 1, 2°, b), VAN DE WET OP HET POLITIEAMBT' Op 10 augustus 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot 19 oktober 2018 een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de wet op het politieambt'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 17 oktober 2018. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Luc DETROUX en Patrick RONVAUX, staatsraden, Christian BEHRENDT en Marianne DONY, assessoren, en Charles-Henri VAN HOVE, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Benoît JADOT, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 oktober 2018.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF 1. In het eerste lid dient meer specifiek verwezen te worden naar artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de wet `op het politieambt', en zulks zonder het opschrift van de wijzigingstekst te vermelden.2. In het vijfde lid dient niet verwezen te worden naar een advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit maar wel degelijk naar advies 001/2018 van het Controleorgaan op de politionele informatie, gegeven op 26 september 2018. DISPOSITIEF 1. Wat de verwijzing naar het begrip "volkstoelopen" betreft in artikel 1, 1°, wordt verwezen naar de opmerking bij artikel 4 in advies 63.965/2 dat heden verstrekt wordt over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de plaatsen waar de verantwoordelijke voor de verwerking zijn bewakingscamera's kan richten op de perimeter rechtstreeks rond de plaats, de beelden van de bewakingscamera's gedurende drie maanden kan bewaren en toegang in real time tot de beelden kan geven aan de politiediensten'. 2. In verband met de procedurele elementen in artikel 1, 1° en 2°, en in artikel 2, wordt vastgesteld dat ze, toch minstens gedeeltelijk, dezelfde strekking hebben als die in artikel 25/4 van de wet `op het politieambt'. De steller van het ontwerp dient die bepaling beter af te stemmen op artikel 25/4 van de wet.

De griffier, C.-H. VAN HOVE De voorzitter, P. VANDERNOOT

6 DECEMBER 2018. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de wet op het politieambt FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de wet op het politieambt;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 5 juli 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 6 juli 2018;

Gelet op het advies van de Raad van burgemeesters, gegeven op 12 september 2018;

Gelet op het advies 001/2018 van het Controleorgaan op de politionele informatie, gegeven op 26 september 2018;

Gelet op advies 64.160/2 van de Raad van State, gegeven op 17 oktober 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De besloten plaatsen toegankelijk voor het publiek die, door hun aard, een bijzonder veiligheidsrisico inhouden, waar de politiediensten tijdelijk vaste camera's kunnen gebruiken, overeenkomstig artikel 25/3, § 1, 2°, b), van de wet op het politieambt, zijn de volgende : 1° de plaatsen, waar evenementen van culturele, maatschappelijke, festieve, folkloristische, commerciële of sportieve aard worden georganiseerd, beschouwd als grote volkstoelopen in de zin van artikel 22 van de wet op het politieambt, en dit voor de duur van het evenement, indien een risicoanalyse aantoont dat het evenement een bijzonder risico stelt voor de openbare veiligheid, ten minste op grond van één van de volgende criteria : i.de algemene en specifieke veiligheidscontext rekening houdend met het voorwerp of de context van de gebeurtenis; ii. het feit dat er zich incidenten hebben voorgedaan naar aanleiding van gelijkaardige evenementen die een interventie van bestuurlijke politie hebben genoodzaakt. 2° de hoven en rechtbanken alsook de andere plaatsen waar een rechtsgeding wordt gehouden, indien een risicoanalyse aantoont dat dit rechtsgeding een bijzonder risico betekent voor de openbare veiligheid omwille van, onder andere : a) de aard van het rechtsgeding; b), de aard van de feiten waarover geoordeeld zal worden; c) het aantal personen dat het rechtsgeding bijwoont.

Art. 2.Onverminderd het akkoord van de beheerder van de plaats, worden de plaatsing en het gebruik van tijdelijk vaste camera's op de plaatsen bedoeld in artikel 1 overlegd tussen de bevoegde overheid van bestuurlijke politie, de beheerder van de plaats en, afhankelijk van het geval, de territoriaal bevoegde bestuurlijke directeur-coördinator, de directeur of de korpschef.

Art. 3.Het gebruik van deze camera's is beperkt tot de duur van de opdracht van bestuurlijke politie.

Art. 4.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 december 2018.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

^