Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 september 2001
gepubliceerd op 06 oktober 2001

Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2001014182
pub.
06/10/2001
prom.
05/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/05/2001014182/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat u ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft tot doel om de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven conform te maken aan de bepalingen van richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector.

De Europese Commissie heeft België op 14 december 2000 in gebreke gesteld met betrekking tot de omzetting in nationale wetgeving van de bepalingen van richtlijn 97/66/EG. Na bestudering van een door België ingediende omzettingstabel waarin de maatregelen uiteen werden gezet die geacht werden en volledige omzetting van de vermelde richtlijn in te houden, is de Commissie tot het besluit gekomen dat de richtlijn niet volledig werd omgezet in interne rechtsbepalingen. Meer bepaald is de Commissie de mening toegedaan dat de artikelen 4, 6, lid 4, 10 en 11, lid 1 van de richtlijn niet volledig werden omgezet.

In het antwoord aan de Commissie heeft België een aantal argumenten vermeld ten einde aan te tonen dat de bepalingen van richtlijn 97/66/EG wel degelijk integraal in de nationale wetgeving terug te vinden zijn. Tegelijkertijd heeft België zich ook bereid verklaard om een aantal verduidelijkingen in de bestaande wettelijke regels op te nemen opdat niet de minste twijfel zou kunnen bestaan omtrent de effectieve omzetting van richtlijn 97/66/EG. De bepalingen van onderhavig besluit vormen de aanpassing van de wet van 21 maart 1991 aan de artikelen 4, 6, lid 4 en 11, lid 1 van de richtlijn. Aan de opmerkingen van de Commissie in verband met artikel 10 van de richtlijn wordt tegemoet gekomen in een koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen.

Artikelsgewijze commentaar

Artikel 1.Wijzigt de nummering van artikel 105sexies van de wet teneinde de inlassing van een nieuw artikel 105sexiesB op die plaats in de wet mogelijk te maken.

Artikel 2.Voegt een nieuw artikel 105sexiesB in teneinde artikel 4 van richtlijn 97/66/EG volledig om te zetten. Daar dit artikel van de richtlijn voornamelijk de bescherming van de eindgebruiker tot doel heeft, verdient het aanbeveling om de omzettingstekst op te nemen in het corresponderende deel « Hoofdstuk IXter, Bescherming van de gebruiker » van de wet. Met de inlassing van dit artikel wordt tegemoetgekomen aan de opmerking van de Commissie dat de te nemen maatregelen een beveiligingsniveau moeten waarborgen dat in verhouding staat tot het betrokken risico en wordt het principe dat de verstrekker van algemeen beschikbare telecommunicatiediensten zijn abonnees op de hoogte moet brengen van het risico op het doorbreken van de veiligheid van het netwerk op eenduidige wijze vastgelegd.

Artikel 3.Wijzigt artikel 105nonies, § 3, van de wet. De bewoording van deze paragraaf wordt aangepast teneinde het artikel beter te laten aansluiten bij de tekst van artikel 6, lid 4, van de richtlijn. Tevens wordt gepreciseerd dat de verwerking van verkeers- en rekeninggegevens beperkt moet blijven tot hetgeen noodzakelijk is om de in het artikel opgesomde activiteiten te kunnen ontplooien. Aldus wordt de tekst van artikel 6, lid 4, van de richtlijn volledig omgezet door het gewijzigde artikel 105nonies.

De artikelen 4 en 5 behoeven geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

ADVIES Nr. 31.940/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 6 juli 2001 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit tot « aanpassing van sommige wettelijke bepalingen inzake telecommunicatie aan de richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector », heeft op 11 juli 2001 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De brief met de adviesaanvraag en de aanhef van het ontwerpbesluit zijn in dezelfde bewoordingen gesteld.

In het onderhavige geval luidt de motivering zoals die wordt weergegeven in de brief met de adviesaanvraag als volgt : « (...), gemotiveerd door de omstandigheid dat de Europese Commissie op 14 december 2000 België in gebreke heeft gesteld betreffende de niet volledige omzetting van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (...). » Voorafgaande vormvereisten De rechtsgrond van artikel 4 van het ontwerp wordt opgeleverd door artikel 87, § 2, van de wet van 21 maart 1991 houdende hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Deze bepaling vereist dat de koninklijke besluiten ter uitvoering ervan ter fine van advies worden voorgelegd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

Daar het doel van het ontworpen besluit alleen bestaat in het weergeven van de bepalingen van een Europese richtlijn, die de Lid-Staten geen enkele speelruimte laat, om te zorgen voor een correcte omzetting ervan, wordt dit advies gegeven onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat het Instituut, dan zijn advies uitbrengt. Mocht het ontwerp gewijzigd worden als gevolg van het advies van het Instituut, dan zou het wederom moeten worden voorgelegd aan de afdeling wetgeving.

Algemene opmerkingen Artikel 1 Ook al behoeven bij de omzetting van een richtlijn in het interne recht niet noodzakelijk de regels ervan formeel en woordelijk te worden overgenomen, toch is het de afdeling wetgeving niet duidelijk waarom de redactie van de ontworpen artikelen 105sexiesB, § 1, en 105nonies, § 3, van de voormelde wet van 21 maart 1991 zou moeten afwijken van de tekst van respectievelijk de artikelen 4, lid 1, en 6, lid 4, van richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector.

Ter wille van de rechtszekerheid zou het beter zijn de tekst van de voormelde bepalingen van de Europese richtlijn woordgetrouw weer te geven.

Artikel 2 De artikelen 1 tot 3 van het ontwerp zijn bepalingen van wetgevende aard, die bij wet zullen moeten worden bekrachtigd krachtens artikel 122, § 3, van de voormelde wet van 21 maart 1991.

Artikel 4 daarentegen is louter van verordenende aard, aangezien het gewoon een maatregel is ter uitvoering van artikel 87, § 2, van dezelfde wet en er niet toe strekt een wetsbepaling te wijzigen, aan te vullen of te vervangen.

Volgens een vaste adviespraktijk van de afdeling wetgeving, moet worden vermeden in eenzelfde tekst zowel bepalingen van wetgevende aard als bepalingen die niet van die aard zijn, op te nemen.

Bijgevolg dient artikel 4 uit het ontwerp te worden gehaald en te worden opgenomen in een afzonderlijk koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen.

Bijzondere opmerkingen Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid. De bepalingen van artikel 122 van de voormelde wet van 21 maart 1991, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993 en 20 december 1995, zijn vervangen bij de wet van 3 juli 2000. Die wijzigingen behoeven bijgevolg niet meer te worden vermeld.

Dispositief Artikel 3 Artikel 105nonies, § 3 van de voormelde wet van 21 maart 1991, is vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 1999. De woorden « ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, gewijzigd » moeten bijgevolg vervangen worden door het woord « vervangen ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, voorzitter van de Raad van State;

P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H.L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

A.-F. Bolly, adjunct-referendaris;

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, R. Andersen.

5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105sexies, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, 105nonies, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 1999 en 122, gewijzigd bij de wetten van 19 december 1997 en 3 juli 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 juni 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 29 juni 2001;

Gelet op het verzoek en spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Europese Commissie op 14 december 2000 België in gebreke heeft gesteld betreffende de niet volledige omzetting van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat dit besluit tot doel heeft om de bepalingen van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector om te zetten;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 105sexies van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, wordt artikel 105sexiesA van die wet.

Art. 2.In dezelfde wet wordt een artikel 105sexiesB ingevoegd, luidende : «

Art. 105sexiesB.§ 1. Onverminderd de toepasselijke voorschriften van artikel 87, § 2, 88, 89, § 1, 90, § 2 en 92bis, § 1, treffen de verstrekkers van algemeen beschikbare telecommunicatiediensten passende technische en organisatorische maatregelen om de veiligheid van de door hen verstrekte diensten te garanderen, indien nodig in overleg met degene die het openbare telecommunicatienetwerk ter beschikking stelt voor wat betreft de veiligheid van het netwerk. Die maatregelen dienen een beveiligingsniveau te waarborgen dat in verhouding staat tot het betrokken risico, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van tenuitvoerlegging ervan. § 2. Indien een bijzonder risico bestaat dat de beveiliging van het netwerk wordt doorbroken, moeten de verstrekkers van algemeen beschikbare telecommunicatiediensten hun abonnees op de hoogte stellen van dit risico alsmede van de mogelijke middelen om dit risico tegen te gaan en de daaraan verbonden kosten. »

Art. 3.Artikel 105nonies, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 1999 en bekrachtigd bij de wet van 3 juli 2000, wordt vervangen als volgt : « De verwerking van de gegevens vermeld in de §§ 1 en 2 mag alleen gebeuren door personen die werkzaam zijn onder het gezag van verstrekkers van openbare telecommunicatienetwerken en/of algemeen beschikbare telecommunicatiediensten voor facturering of verkeersbeheer, behandeling van verzoeken om inlichtingen van klanten, opsporing van fraude en verkoop van de eigen telecommunicatiediensten van de verstrekker en moet beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is om die activiteiten te kunnen uitvoeren. »

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 september 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

^