Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2004
gepubliceerd op 21 juni 2004

Koninklijk besluit tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2004000343
pub.
21/06/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/05/2004000343/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe artikel 6, § 3, derde lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003 uit te voeren, dat nieuwe toepassingen ontwikkelt in verband met het gebruik van de elektronische identiteitskaart en een verbetering van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Zoals de Raad van State terecht opmerkt, is de uitoefening van deze nieuwe toepassingen door de houder van de elektronische identiteitskaart geheel persoonlijk en mogen derden niks te maken hebben met deze uitoefening. Dit ontwerp van besluit moet derhalve, gezien het onderwerp ervan, duidelijk onderscheiden worden van artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, volgens welk de houder van de kaart contact heeft met derden « telkens als de houder het bewijs van zijn identiteit dient te leveren ». 1° Inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan steeds de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn identiteitskaart, inzien, dankzij een met een computer verbonden kaartlezer en een programma voor visualisering van deze gegevens.

De lijst van de met de elektronische identiteitskaart verenigbare kaartlezers, alsook de technische specificaties betreffende deze lezers, zijn beschikbaar op de Internetsite van het Rijksregister van de natuurlijke personen : www.rijksregister.fgov.be/ Het visualiseringsprogramma kan eveneens gedownload worden op de Internetsite van het Rijksregister. Zodra het visualiseringsprogramma op de computer van de kaarthouder geïnstalleerd is, volstaat het dat hij zijn elektronische identiteitskaart in de lezer invoert en, dankzij het visualiseringsprogramma kan hij de gegevens die op elektronische wijze op zijn kaart zijn opgeslagen, op het scherm aflezen.

Indien men niet over de nodige infrastructuur beschikt, kan men zich tevens wenden tot het gemeentebestuur. De gemeenteambtenaar kan, met behulp van de voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten ingestelde infrastructuur, de gegevens lezen die op elektronische wijze op de kaart zijn opgeslagen. Hij bezorgt deze gegevens dan schriftelijk aan de kaarthouder.

Laten we opmerken dat elke burger, tijdens de testfase van de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten geregeld door het koninklijk besluit van 25 maart 2003 houdende overgangsmaatregelen in verband met de elektronische identiteitskaart, bij de uitreiking van zijn elektronische identiteitskaart een document zal krijgen waarop de gegevens vermeld worden die op elektronische wijze op zijn kaart staan. Deze maatregel is van toepassing sinds 1 januari 2004 en strekt ertoe het voor de burger mogelijk te maken het bewijs van zijn hoofdverblijfplaats te leveren - aangezien dit gegeven niet meer zichtbaar opgenomen is op de kaart - wanneer hij zijn identiteit moet aantonen bij organismen en instellingen die nog niet over een kaartlezer beschikken.

Het kan gebeuren dat de kaarthouder, tijdens de inzage van de gegevens die op elektronische wijze op de kaart zijn opgeslagen, vaststelt dat een persoonsgegeven niet op nauwkeurige, volledige en juiste wijze is opgenomen. Hij moet zich dan naar zijn gemeente begeven om een gemotiveerde aanvraag tot verbetering van dit onnauwkeurig, onjuist of onvolledig gegeven in te dienen.

In de huidige toestand van het overgangsstelsel kan een verbetering van de gegevens in de chip van de elektronische identiteitskaart enkel uitgevoerd worden voor het adres. Voor de andere gegevens is een kaartvervanging noodzakelijk. Deze vernieuwing zal voor de burger gratis worden uitgevoerd. 2° Inzage en verbetering van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan steeds zijn dossier bij het Rijksregister inzien. Het volstaat voor hem om zijn elektronische identiteitskaart in het met een computer verbonden leestoestel in te voeren, naar de site van het Rijksregister te gaan en de desbetreffende rubriek te openen.

Deze « online » inzage zal natuurlijk enkel kunnen worden uitgevoerd indien de identiteitskaart geactiveerd is, aangezien de houder zich zal moeten authentificeren dankzij het identiteitscertificaat dat zich op de elektronische identiteitskaart bevindt en de persoonlijke activeringscode van elke gebruiker.

Een identieke « online » inzage van de in de bevolkingsregisters van de gemeente van zijn verblijfplaats opgenomen informatiegegevens zal mogelijk zijn indien de gemeente deze toepassing op haar eigen Internetsite ontwikkelt.

Zoals de Raad van State benadrukt, moet deze inzage van de informatiegegevens van het Rijksregister of van de bevolkingsregisters, vergezeld zijn van identieke beschermingsmaatregelen als die voorzien voor de inzage bij de gemeenten. Het is derhalve voorzien dat de door Internet verzamelde informatiegegevens niet verder kunnen worden meegedeeld, tenzij de houder van de elektronische identiteitskaart er uitdrukkelijk mee instemt.

Voor de personen die hun elektronische identiteitskaart niet geactiveerd zullen hebben, voor hen die niet kunnen beschikken over een kaartlezer en een computer en voor hen van wie de gemeente geen toepassing voor « online » inzage ontwikkeld heeft, bestaat eveneens de mogelijkheid om de inzage te vragen van de informatiegegevens, opgenomen zowel in het Rijksregister als in de gemeentelijke bevolkingsregisters, aan de gemeente waar zij in het bevolkingsregister zijn ingeschreven.

Deze aanvraag tot inzage wordt uitgevoerd, respectievelijk volgens de procedure opgenomen in het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de uitoefening van het recht op toegang en verbetering door de personen ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen en in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en betreffende het recht op verbetering van deze registers.

Het kan gebeuren dat de kaarthouder, tijdens de inzage van de informatiegegevens opgenomen zowel in het Rijksregister als in het gemeentelijke bevolkingsregister, vaststelt dat een hem betreffend gegeven niet op nauwkeurige, volledige en juiste wijze is opgenomen.

Hij moet zich dan naar zijn gemeente begeven om een gemotiveerde aanvraag tot verbetering van dit onnauwkeurig, onjuist of onvolledig informatiegegeven in te dienen.

Deze aanvraag tot verbetering wordt uitgevoerd, respectievelijk volgens de procedure opgenomen in het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de uitoefening van het recht op toegang en verbetering door de personen ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen en in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en betreffende het recht op verbetering van deze registers.

Bij de adviesaanvraag aan de Raad van State bevatte dit ontwerp van besluit een bijkomend hoofdstuk tot bepaling van het stelsel waaraan het recht tot kennisname van de overheden die de informatiegegevens opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen, hebben geraadpleegd, is onderworpen en tot bepaling van de inwerkingtreding ervan.

De aanwending van dit recht tot kennisname vereist voorafgaande technische wijzigingen op het vlak van het Rijksregister; deze wijzigingen zijn momenteel nog niet afgerond.

Teneinde de aanwending van de bij dit besluit ingestelde rechten tot inzage en verbetering niet te vertragen, werd er derhalve besloten dit ontwerp op te splitsen in twee afzonderlijke ontwerpen van koninklijk besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, de Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

ADVIES 36.677/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 27 februari 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen en tot vaststelling van het stelsel van de kennisname van de overheden die deze informatiegegevens hebben geraadpleegd", heeft op 24 maart 2004 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. De gemachtigde ambtenaar heeft bevestigd dat het ontworpen koninklijk besluit regels vaststelt voor de uitoefening, door de houder van de elektronische identiteitskaart, van zijn persoonlijke prerogatieven en dat derden met de uitoefening daarvan niets uit te staan hebben.Door de aangelegenheid die bij de voorliggende tekst wordt geregeld, moet deze tekst dan ook duidelijk worden onderscheiden van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, waarbij de houder van de identiteitskaart in relatie treedt met derden "telkens als de houder het bewijs van zijn identiteit dient te leveren" (1).

Die preciseringen en beperkingen zouden in het verslag aan de Koning uiteengezet moeten worden. 2. De gemachtigde ambtenaar heeft bevestigd dat de procedure waarvan sprake is in artikel 3, § 3, alleen betrekking heeft op de inzage bij de gemeente, die bij paragraaf 2 wordt geregeld, en niet op die waarin paragraaf 1 voorziet ("on line" raadpleging).Soortgelijke waarborgen als die welke vervat zijn in artikel 8 van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de uitoefening van het recht op toegang en verbetering door de personen ingeschreven in het rijksregister van de natuurlijke personen (RRNP) en in artikel 7 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en betreffende het recht op verbetering van deze registers, dienen bijgevolg in het ontworpen besluit te worden opgenomen wat de on line raadpleging betreft, aangezien voor die procedure dezelfde beschermende maatregelen moeten gelden als die waarin voor de inzage bij de gemeenten is voorzien. 3. In artikel 5 dient de datum van 1 maart 2004, die geldt als datum van inwerkingtreding van het recht om kennis te nemen van de overheden die het bevolkingsregister of het Rijksregister geraadpleegd hebben, te worden gewijzigd teneinde rekening te houden met de datum waarop het ontworpen koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.4. Teneinde te zorgen voor eenvormigheid met de relevante bepalingen van zowel de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten (2) als met de besluiten tot uitvoering van die wet (3), behoort in alle bepalingen van het ontwerp te worden gewerkt met het begrip "identiteitscertificaat" ("certificat d'identité" in de Franse tekst) in plaats van met het begrip "authentificatiecertificaat" ("certificat d'authentification" in de Franse tekst). De kamer was sarnengesteld uit : de Heren Y. Kreins, kamervoorzitter, J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) Zie artikel 1, tweede lid, van het besluit.(2) Zie inzonderheid artikel 6, § 2, derde lid, 2°, en § 5, van de wet.(3) Zie inzonderheid artikel 3, § 4, derde lid en vierde lid, 1°, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten. 5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 6, § 3, derde lid, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 maart 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De inzage en de verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart

Artikel 1.§ 1. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan steeds de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn kaart, inzien door middel van een met een computer verbonden leestoestel en een programma voor visualisering van deze gegevens. § 2. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn kaart, inzien bij de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is.

Wanneer de houder van de kaart zijn inzagerecht bij zijn gemeente doet gelden, biedt hij zich persoonlijk aan op de bevoegde dienst van de gemeente en, na controle van de identiteit van de aanvrager, wordt er onmiddellijk gevolg aan gegeven.

De informatiegegevens moeten schriftelijk en onder een gemakkelijk begrijpbare vorm meegedeeld worden. Zij moeten alle gegevens betreffende de betrokken persoon weergeven en conform hun inhoud zijn.

Art. 2.§ 1. Indien de kaarthouder vaststelt dat de persoonsgegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn identiteitskaart, niet op nauwkeurige, volledige en juiste wijze zijn opgenomen, kan hij een aanvraag tot verbetering indienen door zich persoonlijk aan te melden bij de bevoegde dienst van de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is. § 2. De persoon die zijn recht op verbetering uitoefent, zal, ter ondersteuning van zijn aanvraag, alle bewijsstukken die in aanmerking kunnen worden genomen, moeten indienen. § 3. Indien een persoonsgegeven dat op elektronische wijze op de identiteitskaart is opgeslagen, onnauwkeurig, onvolledig of onjuist blijkt te zijn, wendt de gemeente de procedure aan om dit gegeven in overeenstemming te brengen. § 4. Het verbeteringsrecht wordt gratis uitgeoefend. HOOFDSTUK II. - De inzage en de verbetering van de informatiegegevens die zijn opgenomen in het bevolkingsregister of in het Rijksregister van de natuurlijke personen

Art. 3.§ 1. Elke houder van een elektronische identiteitskaart waarvan de handtekenings- en identiteitscertificaten geactiveerd zijn, kan steeds de hem betreffende informatiegegevens die zijn opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen, inzien door middel van een met een computer, aangesloten op Internet, verbonden leestoestel en met behulp van de Internetsite van het Rijksregister.

Elke houder van een elektronische identiteitskaart waarvan de handtekenings- en identiteitscertificaten geactiveerd zijn, kan steeds de hem betreffende informatiegegevens die zijn opgenomen in het bevolkingsregister, inzien door middel van een met een computer, aangesloten op Internet, verbonden leestoestel en met behulp van de Internetsite van zijn gemeente, indien daar een dergelijke toepassing ontwikkeld is.

De op deze wijze door de houder van de elektronische identiteitskaart verzamelde informatiegegevens mogen niet meegedeeld worden, tenzij de houder van de elektronische identiteitskaart er uitdrukkelijk mee instemt. § 2. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan de hem betreffende informatiegegevens die opgenomen zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen of in het bevolkingsregister, inzien bij de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is.

Deze aanvraag tot inzage wordt uitgevoerd volgens de procedure opgenomen in het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de uitoefening van het recht op toegang en verbetering door de personen ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen en in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en betreffende het recht op verbetering van deze registers.

Art. 4.Indien de krachtens artikel 3 aan een persoon meegedeelde informatiegegevens onnauwkeurig, onvolledig of onjuist blijken te zijn, kan deze persoon een aanvraag tot verbetering indienen volgens de procedure voorzien in de in artikel 3, § 2, tweede lid, bedoelde koninklijke besluiten. HOOFDSTUK III. - Algemene bepaling

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^