Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juli 2018
gepubliceerd op 31 juli 2018

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2018011969
pub.
31/07/2018
prom.
05/07/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JULI 2018. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juli 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2017 Arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (Overeenkomst geregistreerd op 21 december 2017 onder het nummer 143438/CO/102.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van de provincie Luik die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie WaalsBrabant.

Met de "werklieden" worden bedoeld : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepsclassificatie

Art. 2.De in artikel 1 beoogde werklieden worden in de volgende categorieën ingedeeld : Categorie A : Geschoolde werklieden De schietmeesters, de herklovers, de loshouwers, de onderhoudswerklieden (smeden, mecaniciens, magazijniers,...), de schop- en bulldozerconducteurs, de locomotiefbestuurders die door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen erkend zijn.

Categorie B : Geoefende werklieden De boorders zonder gebruik van springstoffen, de bestuurders van andere mechanische toestellen dan die welke onder de categorie "geschoolde werklieden" vermeld werden, de bestuurders van verbrijzelaars of brekers, de helpers van de onderhoudswerklieden.

Categorie C : Hulpwerklieden De werklieden die niet over de nodige ervaring beschikken om in één of andere van bovenvermelde categorieën geplaatst te worden. HOOFDSTUK III. - Lonen - Arbeidsduur

Art. 3.De bruto minimum uurlonen zijn vastgesteld als volg op 1 september 2017, in het regime van de 40-uren werkweek, gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex 103,39, in de stabilisatieschijf 103,13 tot 104,16.

Evolutie in functie van de anciënniteit Hulpwerkman 12,8752 EUR Na maximaal 3 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende.

Geoefende 13,2470 EUR Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende +.

Geoefende + 13,4881 EUR Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geschoolde.

Geschoolde - 0 jaar 14,0160 EUR - 3 jaar 14,5916 EUR - 5 jaar 14,7068 EUR Evolutie in functie van de anciënniteit Geschoolde + - 0 jaar 14,8218 EUR - na 3 jaar 15,3643 EUR - na 5 jaar 15,4682 EUR Voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 augustus 2017 wordt een ecocheque ter waarde van 160 EUR toegekend pro rata aan de arbeidsduur.

Art. 4.De wekelijkse arbeidstijdregeling wordt op 38 uur vastgesteld vanaf 1 januari 1982. Er wordt één verlofdag per 20 werkdagen toegekend. Met werkdagen worden gelijkgesteld de feestdagen, de dagen kort verzuim, de dagen die aanleiding geven tot de betaling van het gewaarborgd weekloon, de dagen die voor vakbondsopleiding bestemd zijn en de recuperatiedagen.

De aldus verdiende verlofdagen zullen worden toegekend in december van elk jaar. In afwijking van wat voorafgaat, mogen er buiten de maand december afzonderlijk drie dagen worden genomen op grond van een individueel akkoord tussen de werkgever en de werknemer, maar zij mogen in geen geval samen met de jaarlijkse vakantie worden genomen. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies

Art. 5.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 36 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, ontvangen de werklieden waarvan de arbeid wordt georganiseerd in 2 of 3 opeenvolgende ploegen een bijslag van : - 0,3040 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 6 tot 14 uur; - 0,4423 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 14 tot 22 uur; - 0,9746 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 22 tot 6 uur. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 6.In toepassing van artikel 3bis van de wet van 23 april 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/04/2015 pub. 27/04/2015 numac 2015014139 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot verbetering van de werkgelegenheid sluiten tot verbetering van de werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 27 april 2015) wordt het indexcijfer der consumptieprijzen vervangen door de afgevlakte gezondheidsindex.

De minimumuurlonen, de werkelijk uitbetaalde lonen en de ploegenpremies worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex, die maandelijks door de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie wordt vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

Art. 7.De waarde van deze lonen en premies stijgt of daalt per schijf van 1 pct. bij elke beweging met hetzelfde percentage van de afgevlakte gezondheidsindex vanaf het spilindexcijfer.

Het eerste hogere spilindexcijfer wordt op 104,16 vastgesteld.

De opeenvolgende hogere spilindexcijfers zijn dus : 104,16 - 105,20 - 106,25 - 107,31 - 108,38 - 109,46 - enz.

Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.

Art. 8.De in artikelen 6 en 7 bedoelde beweging van de lonen en premies heeft plaats de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het spilindexcijfer schommelt.

In afwijking op hetgeen voorafgaat, zullen de daadwerkelijk betaalde lonen niet gedesindexeerd worden in geval van overschrijding van de drempelindex door de afgevlakte gezondheidsindex en dit aan de volgende voorwaarden : - bij de volgende overschrijding van de plafondindex door de afgevlakte gezondheidsindex, geen indexering van de daadwerkelijke lonen; - bij de volgende overschrijding van de plafondindex, indexering van de lonen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op een periode van een duur die equivalent is aan de duur gedurende dewelke de lonen niet gedesindexeerd werden. HOOFDSTUK VI. - Premie voor het feest van "Sinte Barbara"

Art. 9.De werklieden ontvangen een premie van 17,35 EUR ter gelegenheid van het feest van "Sinte Barbara". Deze premie wordt uitbetaald met het loon van de week waarin het feest valt. HOOFDSTUK VII. - Eindejaarspremie

Art. 10.Voor het jaar 2017 wordt een eindejaarspremie toegekend die gelijk is aan 6 pct. van de ontvangen brutolonen, met uitsluiting van de eindejaarspremie, tijdens de referteperiode van 1 november 2016 tot 31 oktober 2017.

Voor het jaar 2018 wordt een eindejaarspremie toegekend die overeenstemt met 6 pct. van de ontvangen brutolonen, met uitzondering van de eindejaarspremie, gedurende de referentieperiode van 1 november 2017 tot 31 oktober 2018.

De arbeiders die de onderneming verlaten, ontvangen de premie pro rata van de ontvangen brutolonen tijdens de referteperiode.

Art. 11.De eindejaarspremie wordt uiterlijk op 25 december van het lopende jaar uitbetaald.

Art. 12.In geval van betwisting betreffende de betaling van de eindejaarspremie zal er voor elk geval afzonderlijk een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK VIII. - Wekelijkse tegemoetkoming in de vervoerskosten

Art. 13.De werkgevers komen tegemoet in de door de werkman gedragen vervoerskosten om zich van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats te begeven, welk ook het gebruikte vervoermiddel weze.

Art. 14.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan 75 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg tussen de woonplaats en de werkplaats, overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK IX. - Terugbetaling van de opleiding

Art. 15.Er zal aan de vakbonden een jaarlijks bedrag van 49,58 EUR per werknemer worden gestort volgens de modaliteiten die inzake de vakbondspremie gelden. HOOFDSTUK X. - Beëindiging van de loopbaan

Art. 16.Voor de werknemers die 55 jaar en ouder zijn en die een medisch of ander probleem hebben, waardoor zij hun beroepsarbeid niet meer kunnen voortzetten en die ten gevolge hiervan door hun werkgever worden ontslagen, zal er, voor zover zij 20 jaar dienst hebben in de sector, door het fonds voor bestaanszekerheid en op beslissing van de raad van bestuur, een maandelijkse aanvullende uitkering worden toegekend die gelijk is aan de 1/2 van het verschil tussen het maandelijkse netto referteloon en de werkloosheidsuitkering bij het ontslag. Deze uitkering wordt tot maximaal 65 jaar toegekend en wordt gebonden aan het ontvangen van de werkloosheidsuitkering.

Indien nodig kan er tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties overleg plaatshebben.

In het geval van een geschil zal een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK XI Toekenning van voordelen aan de georganiseerde werklieden

Art. 17.Vanaf het jaar 2017 verbinden de werkgevers zich ertoe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 145 EUR per jaar per werkman die op 31 december van het vorige jaar is ingeschreven in het personeelsregister, alsmede voor de werknemers in werkloosheid met bedrijfstoeslag.

Indien de werkman die op 31 december van het jaar is ingeschreven geen volledig jaar heeft gewerkt, wordt er pro rata temporis een premie betaald, met een minimum van 6 maanden.

Indien de werknemer niet meer is ingeschreven op 31 december van het jaar, maar in de onderneming heeft gewerkt, zal de premie pro rata temporis worden betaald. Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.

Voor iedere werknemer die tijdens het refertejaar meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet meer aan het voornoemde fonds.

Met dit bovenvermelde bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 145 EUR toekennen.

Art. 18.De premie wordt door toedoen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28 te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door dit fonds pro rata temporis verdeeld onder de georganiseerde werknemers die lid zijn van één van de vakorganisaties die deze overeenkomst hebben ondertekend. HOOFDSTUK XII. - Uitzendarbeid

Art. 19.De ondernemingen verbinden er zich toe alleen een beroep te doen op uitzendarbeid op basis van de wetgeving terzake. Indien, na de periode van vijftien dagen indienstneming, de werkgever de uitzendkracht wenst te behouden, moet hij de goedkeuring verkrijgen van de in het huidige paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisaties. HOOFDSTUK XIII. - Afschaffing van de carenzdag

Art. 20.Sinds 1997 wordt, per semester, de eerste dag van de eerste periode van het jaar afgeschaft.

Sinds 1 januari 2014 wordt de carenzdag afgeschaft in toepassing van de maatregelen betreffende de harmonisering van de statuten arbeider en bediende. HOOFDSTUK XIV. - Langdurige ziekte

Art. 21.De arbeider met een anciënniteit van minstens 2 jaar, geniet in geval van ziekte van minstens 30 opeenvolgende kalenderdagen, van een bijkomende uitkering van 74,37 EUR. HOOFDSTUK XV. - Vorming en vorming van de jongeren

Art. 22.Het alternerend leren en werken zal worden bevorderd door : - de invoering van de industriële leerovereenkomst; - de invoering van werkopleidingsovereenkomsten.

Er zal worden onderhandeld over kaderovereenkomsten, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op het niveau van het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door het paritair subcomité.

Art. 23.Sectorale inzet om in overleg met de reizende permanent in het kader van de PEETERS-wet het volgende model te implementeren : Garantie van 2 dagen training voor de periode van 2017 tot 2018.

Het traject om de 5 dagen training per jaar te bereiken wordt als volgt gerealiseerd : - 2019-2020 : 1 extra trainingsdag (3 dagen training in totaal); - 2021-2022 : 1 extra trainingsdag (4 dagen training in totaal); - 2023-2024 : 1 extra trainingsdag (5 trainingsdagen in totaal).

Die doelstelling kan ook bereikt worden door een beroep te doen op OIP (opleidings- en inschakelingsplannen), werkopleidingssystemen, voortgezette opleiding van het personeel binnen het bedrijf, betaald educatief verlof, stages in samenwerking met het FOREm en onderwijsinstellingen.

In dat verband worden prioriteiten vastgelegd in het kader van de kaderovereenkomst van het Waalse Gewest en de Franstalige Gemeenschap inzake opleiding en beroepsinschakeling.

Het "opleidingsfonds" wordt belast met het toezicht op de geleverde inspanningen en de verslaggeving aan het paritair subcomité. De werkwijze voor het toezicht wordt door de bestuursraad van het "opleidingsfonds" vastgelegd. HOOFDSTUK XVI. - Tewerkstellingsbevorderende maatregelen

Art. 24.Overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 19/07/2005 numac 2005012166 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, verbindt deze sector zich tot : - de invoering van het recht op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar; - de invoering van het recht op conventionele werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar (stelsel 33 jaar beroepsverleden/20 jaar ploegwerk met nachtprestaties); - de invoering van het recht op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar met een beroepsloopbaan van 40 jaar; - de invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren.

Voormelde vier maatregelen zullen worden uitgevoerd door aparte collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie WaalsBrabant. HOOFDSTUK XVII. - Waarborg van het globale tewerkstellingsvolume

Art. 25.De werkgevers verbinden zich ertoe alle mogelijke alternatieve maatregelen te bekijken voordat zij desgevallend tot ontslag overgaan gedurende de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

In het geval van problemen, zal overlegd worden met de vakbondsvrijgestelden.

De werkgevers verbinden zich ertoe om geen ontslagen door te voeren om economische redenen zonder voorafgaand overleg met de vakorganisaties. HOOFDSTUK XVIII. - Vernieuwing, onderzoek en ontwikkeling

Art. 26.Overeenkomstig het voor de jaren 2009-2010 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de partijen overeen dat, teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van een cultuur van vernieuwing in de bedrijven en er zoveel mogelijk werknemers bij te betrekken, op basis van hun bezorgdheden en hun ervaring, zal het onderwerp van de vernieuwing jaarlijks op de agenda van het paritair subcomité komen met het oog op een dialoog, zonder dat daardoor een onredelijke vermeerdering van administratief werk ontstaat en op voorwaarde dat de vertrouwelijke aard van de tijdens die dialoog meegedeelde inlichtingen gerespecteerd wordt. HOOFDSTUK XIX. - Indienstneming, integratie of aan het werk houden van personen met beperkte mentale of fysieke capaciteiten al dan niet veroorzaakt door een (arbeids)ongeval of een beroepsziekte

Art. 27.Op de uitdrukkelijke voorwaarde van een anciënniteit van 10 jaar in de sector zal tussen de partijen met het oog op reclassering overleg worden geplaagd. HOOFDSTUK XX. - Anciënniteitsverlof

Art. 28.Ten gunste van de werknemers die de volle leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en die een anciënniteit van minstens 15 volle jaren in de groevensector hebben, wordt er jaarlijks een dag verlof toegekend vanaf 1 januari 2016. HOOFDSTUK XXI. - Geldigheid

Art. 29.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017 en treedt buiten werking op 31 december 2018.

Zij zal zwijgend worden verlengd voor een duur van één jaar tot het sluiten van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsvoorwaarden. Zij kan in die periode door één der partijen worden opgezegd mits een opzegging van één jaar, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair subcomité en aan de erin vertegenwoordigde organisaties.

De vroegere akkoorden die niet worden gewijzigd bij deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven van toepassing, zonder voorbehoud van de eventuele meer gunstiger akkoorden gesloten op ondernemingsniveau.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik Samenwerkingsovereenkomst inzake opleiding, beroepsinschakeling en onderwijs in de sector van de hardsteengroeven (P.S.C. 102.02 en 102.04) bij toepassing van de kaderovereenkomst Deze overeenkomst wordt opgesplitst in specifieke overeenkomsten : - een overeenkomst Waals Gewest - opleidingsfonds P.S.C. 102.02 102.04 - FOREm; - een overeenkomst Waals Gewest - opleidingsfonds P.S.C. 102.02 102.04 - secundair onderwijs; - een overeenkomst Waals Gewest - opleidingsfonds P.S.C. 102.02 102.04 - onderwijs voor sociale promotie.

Elke specifieke overeenkomst omvat de hoofddoelstellingen van de kaderovereenkomst.

Elke overeenkomst spitst zich toe op de 11 in de kaderovereenkomst vastgelegde krachtlijnen maar nog meer in het bijzonder op de volgende krachtlijnen : 1. De bevordering en de opwaardering van de beroepen van de sector in samenwerking met het FOREm en het onderwijs waarbij ondersteuning wordt verstrekt door de vzw "Le Maillet d'or" via onder meer "Tecnipierre" en la "Fête de la Pierre";2. De vastlegging van opleidingsprogramma's in functie van de verschillende beroepen teneinde de CCPQ te stijven;3. Bevorderen van bedrijfsstages in samenwerking met de FOREm voor de stagiaires in opleiding en het OIP;in samenwerking met het voltijds onderwijs voor technische en beroepsbekwaamheid en het alternerend leren; 4. De uitbouw van taalopleidingen in samenwerking met het maison des langues van de provincie Luik;5. Doorvoeren op het niveau van het "opleidingsfonds" van een geregelde analyse van de arbeidsmarkt, de behoeften aan arbeidskrachten voor de verschillende beroepen en minstens een halfjaarlijkse bijsturing van de acties van het "opleidingsfonds" in overleg met de partners;6. Communicatie over de werkaanbiedingen van de bedrijven in de sector met de FOREm versterken op basis van de analyse van het "opleidingsfonds";7. Opdrijven van de opleidingen voor werkzoekenden met het oog op gelijke kansen wat betreft de toegang tot opleiding en werk voor alle doelgroepen.Er worden samenwerkingsverbanden opgezet tussen het "opleidingsfonds" en "Mire" om de doelgroepen OCMW en AWIPH te bereiken; 8. Het "opleidingsfonds" gaat, in samenwerking met de FOREm, de voortgezette opleiding intensiveren van de werknemers van de sector op technisch gebied om aansluiting te vinden bij de evolutie van zowel de technologie als de talenkennis, zulks om de aanwezigheid van de sector op gebied van export te versterken.Bijzondere aandacht zal hierbij uitgaan naar de oudere en ervaren werknemers om hun inzetbaarheid te vrijwaren met het oog op een betere overdracht van hun knowhow aan de stagiairs en de nieuwe werknemers; 9. Het "opleidingsfonds" zal de vereiste contacten leggen met de competentiecentra en de hightechcentra om de mogelijkheden te overlopen om een beroep te doen op deze centra voor bepaalde functies en te onderzoeken of het mogelijk is of er kan worden bijgedragen tot de uitbouw en de opwaardering ervan;10. Het "opleidingsfonds" zal overleggen met de commissie voor de erkenning van de competenties om na te gaan welke criteria kunnen worden ingevoerd om de werknemers zonder diploma maar wier competenties op beroepsvlak zijn erkend om hun kwalificaties te laten erkennen via de validatie van hun competenties;11. Zoals bepaald in punt 7 zal het "opleidingsfonds" samenwerken met "Mire" om de beroepsinschakeling te ondersteunen. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^