gepubliceerd op 26 februari 2002
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 3, tweede lid, en 7, § 1, derde lid, van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers
5 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 3, tweede lid, en 7, § 1, derde lid, van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, inzonderheid op de artikelen op de 3, tweede lid, en 7, § 1, derde lid;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 30 november 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 9 januari 2002;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het belangrijk is om zonder uitstel de instellingen die belast zijn met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen alsook de betrokken werkgevers op de hoogte te brengen van de bepalingen van dit koninklijk besluit;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De volgende werkgevers worden onttrokken aan de toepassing van Hoofdstuk II van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers : 1° a) het Rijk, met daarin begrepen de rechtelijke macht, de Raad van State, het leger en de federale politie;b) de gemeenschappen en de gewesten;c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, en de Verenigde Gemeenschapscommissie;d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen met uitzondering van openbare kredietinstellingen;e) de gesubsidieerde vrije onderwijstellingen, met daarin begrepen het universitair onderwijs;f) de diensten voor school- en beroepsoriëntering en de vrije psycho-medico-sociale centra;g) de provincies, de verenigingen van provincies en de instellingen ondergeschikt aan de provincies;h) de gemeenten en de verenigingen van gemeenten;i) de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn;j) de korpsen van de lokale politie, zoals bedoeld bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;k) de wateringen en de polders;2° de beschutte werkplaatsen en de revalidatiecentra die afhangen van een gemeenschaps- of gewestfonds en/of -instelling voor de sociale reclassering van mindervaliden of van zijn rechtsopvolgers.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 3.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE _______ Nota Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad Wet van 5 september 2001, Belgisch Staatsblad van 15 september 2001.