gepubliceerd op 28 december 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen
5 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd heeft een dubbele draagwijdte.
Enerzijds wordt met dit besluit uitvoering gegeven aan artikel 91 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs dat aan de Koning toelaat de regels te bepalen volgens dewelke de beleggingsondernemingen hun geconsolideerde jaarrekening, jaar- en controleverslag opmaken en openbaar maken.
Anderzijds wordt met dit besluit gekozen voor een verplicht gebruik door kredietinstellingen en beleggingsondernemingen van internationale standaarden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening voor het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2006. Hiermee wordt aangesloten bij de recente evolutie van het Europese jaarrekeningrecht, in het bijzonder de Europese verordening van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen.
Deze verordening beoogt een betere werking van de interne markt door beursgenoteerde ondernemingen te verplichten één enkel stelsel van internationale standaarden voor jaarrekeningen toe te passen bij het opstellen van hun geconsolideerde jaarrekening. Deze internationale standaarden worden opgesteld door de International Accounting Standards Board (IASB). Deze standaarden zullen, na opname ervan in de Europese rechtsorde, vanaf de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2005 moeten worden toegepast door de Europese beursgenoteerde ondernemingen in hun geconsolideerde jaarrekening. De opname in de Europese rechtsorde van de standaarden kan enkel indien zij in overeenstemming zijn met het in de Europese richtlijnen bepaalde getrouwe beeld, het Europese openbare belang dienen en beantwoorden aan de criteria van begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid.
Volgens artikel 5 van voormelde Verordening kunnen de lidstaten andere dan beursgenoteerde ondernemingen toestaan of verplichten hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen die volgens de procedure van artikel 6 van de Verordening zijn goedgekeurd. De verplichte toepassing door kredietinstellingen en beleggingsondernemingen waarborgt de vergelijkbaarheid van de financiële informatieverstrekking inzonderheid voor prudentiële doeleinden en bevordert voor dit type van ondernemingen de mogelijkheden om toegang te hebben tot de interne kapitaalmarkt.
Ze is bovendien in overeenstemming met de Mededeling van de Europese Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 13 juni 2000. Dit besluit doet overigens geen afbreuk aan de rechtstreekse werking van de Europese Verordening ten aanzien van de beursgenoteerde ondernemingen die een geconsolideerde jaarrekening dienen op te stellen volgens de internationale standaarden met ingang van 1 januari 2005.
Artikel 2 past het toepassingsgebied van het vermelde besluit aan, aan de inmiddels opgetreden wetswijzigingen en breidt het uit tot de beleggingsondernemingen.
De artikelen 3, 5, 8 en 10 vervangen de verwijzingen naar het inmiddels opgeheven koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen door verwijzingen naar het Wetboek van vennootschappen en het uitvoeringsbesluit van 30 januari 2001.
Artikel 7 maakt gebruik van de mogelijkheid bepaald in artikel 5 van de Europese Verordening van 19 juli 2002 om de toepassing van de Europees goedgekeurde IAS/IFRS te verplichten voor niet beursgenoteerde ondernemingen. In overleg met de CBFA en de Nationale Bank van België en na raadpleging van de sector wordt geopteerd voor een gebruik van internationale standaarden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen vanaf 1 januari 2006, dit is één jaar later dan de Verordening de gelijkaardige verplichting oplegt voor beursgenoteerde ondernemingen. De reden hiervoor is onduidelijkheid omtrent de endossering van de voor de financiële sector bijzonder belangrijke internationale standaard IAS 39 betreffende de erkenning en waardering van financiële instrumenten.
Ook dient benadrukt dat met toepassing van artikel 20 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en artikel 62 van de wet van 6 april 1995, voornoemd, tijdig de nodige maatregelen moeten worden getroffen om voor de toepassing van deze normen te beschikken over een passende administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle.
Bovendien vereist IFRS 1 « First-time adoption of IFRS » inzake de eerste toepassing van de internationale verslaggevingnormen op 1 januari 2006 dat reeds op 1 januari 2005 een IAS/IFRS openingsbalans wordt opgesteld en dat voor het volledige boekjaar 2005 vergelijkende IAS/IFRS cijfers worden verstrekt.
De afwijkingsbevoegdheid van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorzien in artikel 44 van de wet van 22 maart 1993, voornoemd, en artikel 91 van de wet van 6 april 1995, voornoemd, is in de praktijk beperkt tot de consolidatieverplichting zoals geregeld door de omzetting in Belgisch recht van de zevende richtlijn van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (83/349/EEG).
De sector van de kredietinstellingen, vertegenwoordigd door Febelfin, werd geraadpleegd met toepassing van artikel 44 van de wet van 22 maart 1993. Febelfin, die ook de sector van de beleggingsondernemingen vertegenwoordigt, werd eveneens geraadpleegd over de regels van het besluit met betrekking tot de beleggingsondernemingen, waaronder begrepen deze met een vergunning als beursvennootschap.
De in artikel 91 van de wet van 6 april 1995 voorziene raadpleging van de effectenbeursvennootschappen is ingevolge recente wettelijke hervormingen van de regelgeving voor de secundaire markten zonder voorwerp geworden. Het in de wet van 6 april 1995 bedoelde concept van effectenbeursvennootschappen, met name rechtspersonen die effectenbeurzen organiseren, bestaat immers niet langer onder de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Om redenen van continuïteit werd gekozen voor een wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen en niet om een autonoom besluit zoals gesuggereerd door de Raad van State.
Met de overige opmerkingen van de Raad van State werd rekening gehouden.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS
5 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 44;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, inzonderheid op artikel 91;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen;
Gelet op het advies van de Nationale Bank van België gegeven op 29 juni 2004;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen gegeven op 27 juli 2004;
Gelet op het advies 37.639/2 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen ».
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Dit besluit geldt voor : 1° de kredietinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen met uitsluiting van de Nationale Bank van België, het Bestuur der Postchecks en de Deposito- en Consignatiekas;2° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht bedoeld in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. »; 2° in het tweede lid wordt het woord « kredietinstellingen » vervangen door het woord « instellingen ».
Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit zijn de definities en criteria van de artikelen 5 tot en met 12 en 109 van het Wetboek van vennootschappen van toepassing met dien verstande dat elke verwijzing naar de consoliderende vennootschap moet verstaan worden in de zin van consoliderende instelling ».
Art. 4.In de titel van Hoofdstuk II en in artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het woord « kredietinstelling » vervangen door het woord « instelling ».
Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 4.Onder voorbehoud van het volgende lid van dit artikel gelden de bepalingen van de artikelen 113, 114 en 115 van het Wetboek van vennootschappen voor de geconsolideerde jaarrekening van de instellingen.
Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 113, § 2, van het Wetboek van vennootschappen moet de moederonderneming een instelling zijn die verklaard heeft borg te staan voor de verplichtingen van de vrijgestelde instelling en moet deze waarborg als zodanig worden aangegeven in de jaarrekening van de vrijgestelde instelling ».
Art. 6.Het opschrift van afdeling I, onderafdeling 3, van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling II - De consolidatiekring en de geconsolideerde jaarrekening ».
Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 5.Met toepassing van artikel 5 van de Europese verordening van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen gelden deze verordening en de Europese verordeningen in uitvoering van artikel 3, § 4 van voornoemde verordening, voor de bepaling van de consolidatiekring en het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening. »
Art. 8.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.Onder voorbehoud van het volgende lid zijn de bepalingen van artikelen 111 en 117, § 2, van het Wetboek van vennootschappen van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening van de instellingen.
De opstelling van een geconsolideerde jaarrekening waarin alle ondernemingen worden opgenomen die het consortium vormen, alsook hun dochterondernemingen, volgens de wetgeving en in de nationale munt van een buitenlandse onderneming die tot het consortium behoort, met toepassing van voornoemd artikel 117, § 2, is slechts toegestaan wanneer deze buitenlandse onderneming bovendien een instelling is die, krachtens de wetgeving van het land waar haar zetel is gevestigd, een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen met betrekking tot het consortium ten behoeve van het toezicht op de instellingen door de autoriteiten van dat land. »
Art. 9.In hetzelfde besluit worden opgeheven: 1° de opschriften van afdelingen II tot V van hoofdstuk II, 2° de opschriften van onderafdelingen 1 tot 4 van afdeling II van hoofdstuk II, 3° de opschriften van hoofdstuk III tot VII.
Art. 10.De artikelen 7 tot 9 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt: « Hoofdstuk III - Het geconsolideerde jaarverslag, controle en openbaarmaking
Art. 7.De bepalingen van artikel 119 van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening van de instellingen.
Art. 8.De bepalingen van de artikelen 146 tot 148 van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening van de instellingen.
Art. 9.De bepalingen van de artikelen 120 en 121 van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening van de instellingen. »
Art. 11.De artikelen 10 tot 19 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 12.Hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk IV van dat besluit.
Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt artikel 10.
Art. 13.Het schema in bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.
Art. 15.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS