Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 2015
gepubliceerd op 29 mei 2015

Koninklijk besluit betreffende dierlijke bijproducten bestemd voor onderzoek, onderwijs, het voederen van niet-voedselproducerende dieren en voor de vervaardiging en het in de handel brengen van sommige afgeleide producten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2015024128
pub.
29/05/2015
prom.
04/05/2015
ELI
eli/besluit/2015/05/04/2015024128/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2015. - Koninklijk besluit betreffende dierlijke bijproducten bestemd voor onderzoek, onderwijs, het voederen van niet-voedselproducerende dieren en voor de vervaardiging en het in de handel brengen van sommige afgeleide producten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002, de artikelen 4, 17, 18, 36 en 41, 2. d);

Gelet op verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn, de artikelen 11 en 12, artikel 13, laatst gewijzigd bij verordening (EU) nr. 294/2013 van de Commissie van 14 maart 2013, artikel 20, laatst gewijzigd bij verordening (EU) nr. 1097/2012 van de Commissie van 23 november 2012, de artikelen 27 en 28;

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 1999 en 1 maart 2007 en artikel 3, § 1, 1° tot 6°, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999, het koninklijk besluit van 22 februari 2001 en de wet van 1 maart 2007;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 13, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007 en artikel 18bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007;

Gelet op de wet van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende oprichting van het federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, de artikelen 4, § 6, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 2001 en 9 juli 2004, en 5, tweede lid, 8° en 13° ;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/11/2001 pub. 24/11/2001 numac 2001022869 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, c) en d);

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 20/06/2007 numac 2007022822 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende het gebruik en het verhandelen van sommige dierlijke bijproducten bestemd voor het voederen van dieren niet bestemd voor humane voeding sluiten betreffende het gebruik en het verhandelen van sommige dierlijke bijproducten bestemd voor het voederen van dieren niet bestemd voor humane voeding;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/02/2015 pub. 10/02/2015 numac 2015200625 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden sluiten tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 16 februari 2015;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 27 oktober 2014;

Gelet op advies 57.279/3 van de Raad van State, gegeven op 13 april 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de overeenkomst van 15 januari 2014 tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hoofdstuk I. - Doel, toepassingsgebied en definities

Artikel 1.§ 1. Dit besluit voert het officieel controlesysteem in met betrekking tot de hantering en het in de handel brengen van sommige dierlijke bijproducten en afgeleide producten. § 2. Het geeft uitvoering aan de bepalingen van artikel 17 en artikel 18, 1., en 2., a), van verordening (EG) nr. 1069/2009. § 3. Het legt bepalingen vast voor de invoer, de uitvoer en de doorvoer van het materiaal bestemd voor het gebruik bedoeld in artikel 17 van verordening (EG) nr. 1069/2009.

Art. 2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de exploitanten die de volgende producten onder hun toezicht hebben : 1° dierlijke bijproducten en de daarvan afgeleide producten bestemd voor het gebruik bedoeld in de artikelen 17 en 18 van verordening (EG) nr.1069/2009 behalve het gebruik bedoeld in artikel 18, 1., e), en 2., b); 2° dierlijke bijproducten of afgeleide bijproducten die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht overeenkomstig artikel 36 van verordening (EG) nr.1069/2009. § 2. Dit besluit is van toepassing op dierlijke bijproducten en de daarvan afgeleide producten bestemd voor het gebruik bedoeld in paragraaf 1 en op producten die in de handel gebracht worden overeenkomstig artikel 36 van verordening (EG) nr.1069/2009. § 3. Dit besluit is niet van toepassing op monsters van ziekteverwekkers, waarvoor specifieke regels zijn vastgesteld in richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van richtlijn 90/425/EEG.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities die opgenomen zijn in artikel 3 van verordening (EG) nr. 1069/2009 evenals de definities uit bijlage I van verordening (EU) nr. 142/2011.

Verder wordt er verstaan onder : 1° verordening (EG) nr.1069/2009 : verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002; 2° verordening (EU) nr.142/2011 : verordening (EU) Nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn; 3° DG Dier, Plant en Voeding : het Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;4° FAVV : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Hoofdstuk II. - Algemene bepalingen Afdeling I - Registraties van exploitanten

Art. 4.§ 1. Alvorens de activiteiten op te starten, melden de exploitanten bedoeld in artikel 2, § 1, bij het DG Dier, Plant en Voeding, per brief, fax of e-mail, de inrichtingen en bedrijven onder hun controle aan. § 2. De exploitanten melden op dezelfde manier elke wezenlijke wijziging of sluiting.

Art. 5.§ 1. Als de kennisgeving volledig en ontvankelijk is, legt het DG Dier, Plant en Voeding het kader van de activiteiten op grond van de ontvangen gegevens vast en bevestigt het de registratie per brief of per e-mail. § 2. Het verzoek is ontvankelijk indien de dierlijke bijproducten of de afgeleide producten bestemd zijn voor het in artikel 2 vermelde gebruik en de exploitant aan geen enkel van de in artikel 46 van verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde maatregelen onderworpen is. Afdeling II - Erkenningen

Art. 6.Alvorens activiteiten op te starten, zijn de volgende exploitanten gehouden erkend te zijn door het DG Dier, Plant en Voeding : 1° de inrichtingen en de verzamelcentra waar dierlijke bijproducten worden gehanteerd of opgeslagen waarvan de bestemming bedoeld is in artikel 18 van verordening (EG) nr.1069/2009; 2° de inrichtingen waar dierlijke bijproducten of afgeleide producten worden gehanteerd of opgeslagen die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht met toepassing van artikel 36 van verordening (EG) nr. 1069/2009.

Niettemin mogen de slachthuizen, de uitsnijderijen en vleesbereidingsbedrijven, de broeierijen en de vismijnen de dierlijke bijproducten, voortkomend uit hun productieketen hanteren en opslaan zonder erkend te zijn door het DG Dier, Plant en Voeding.

De erkenningsaanvraag kan per brief, fax of e-mail gebeuren door middel van het formulier dat beschikbaar is bij het DG Dier, Plant en Voeding.

Art. 7.Volgend op de vaststellingen gedaan tijdens het inspectiebezoek ter plaatse, kan het DG Dier, Plant en Voeding de exploitant een erkenning toekennen, weigeren of een voorlopige erkenning afleveren.

Als een voorlopige erkenning of een verlenging van een voorlopige erkenning wordt verleend, dan vermeldt dit document de datum van het begin van de activiteiten en de duur ervan.

Elke weigering van de erkenning wordt betekend met een per post aangetekende brief. Afdeling III - Verplichting voor exploitanten

Art. 8.De exploitanten delen onverwijld alle informatie mee die gevraagd wordt door het DG Dier, Plant en Voeding.

Art. 9.De exploitanten verlenen het DG Dier, Plant en Voeding toegang tot de installaties waarin de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten gehanteerd of opgeslagen worden. Afdeling IV - Vervoer, intracommunautair

handelsverkeer, invoer en uitvoer

Art. 10.Wanneer een gezondheidscertificaat vereist is voor uitvoer of voor een intracommunautaire verzending, wordt het ingevuld en ondertekend door een officiële dierenarts van het FAVV.

Art. 11.Vóór elk handelsverkeer van de producten, bedoeld door de bepalingen in artikel 48 van verordening (EG) nr. 1069/2009, vraagt de exploitant de toelating bij het DG Dier, Plant en Voeding. De beslissing wordt binnen de dertig dagen meegedeeld.

Na de ontvangst van de dierlijke bijproducten of de afgeleide producten, beschikken de exploitanten over twee werkdagen om een kopie van het handelsdocument, getekend voor ontvangst, te bezorgen aan het DG Dier, Plant en Voeding.

Art. 12.Alleen de exploitanten geregistreerd of erkend in overeenstemming met artikel 4 of 6 van dit besluit, kunnen worden toegestaan om dierlijke bijproducten of afgeleide producten te importeren waarvoor invoervoorwaarden zijn vastgesteld in toepassing van verordening (EG) nr 1069/2009. Aanvragen voor invoervergunningen worden ingediend bij het FAVV. Afdeling V - Opschorting, intrekking en verbod van activiteiten

Art. 13.§ 1. Het DG Dier, Plant en Voeding kan de passende maatregelen nemen bedoeld in artikel 46 van verordening (EG) nr. 1069/2009 zoals de opschorting of de intrekking van de erkenning en de maatregelen inzake verbod van activiteiten indien uit het officieel toezicht en de verificaties blijkt dat niet wordt voldaan aan een of meer bepalingen van dit besluit. § 2. Het DG Dier, Plant en Voeding kan ook de erkenning opschorten of intrekken of maatregelen nemen inzake verbod van activiteiten wanneer : 1° de verificatie of het toezicht wordt belemmerd, verhinderd of geweigerd;2° de veiligheid of de integriteit van de personeelsleden van het DG Dier, Plant en Voeding bedreigd of geschonden wordt;3° fraude wordt vastgesteld in hoofde van de exploitant met betrekking tot de geschiktheid voor humane of dierlijke consumptie, de oorsprong of de herkomst van het product die wordt vermeld op de documenten of de gezondheids- of identificatiemerktekens;4° de exploitant het voorwerp heeft uitgemaakt van een gerechtelijke uitspraak tot faillissement;5° de exploitant het voorwerp uitmaakt van een weigering van de erkenning of van een maatregel genomen in het kader van artikel 46 van verordening (EG) nr.1069/2009 door een andere instantie; 6° de exploitant geen erkenningsaanvraag ingediend heeft voor een activiteit die door een andere instantie moet worden erkend. § 3. Bij intrekking of opschorting van de erkenning of bij opschorting of verbod van de activiteiten, informeert het DG Dier, Plant en Voeding alle andere betrokken overheden. § 4. Indien het DG Dier, Plant en Voeding zich beroept op de bepalingen van dit artikel, deelt het de ingeroepen redenen samen met de voorgenomen maatregelen mee aan de exploitant bij een ter post aangetekende brief.

Art. 14.§ 1. Indien maatregelen werden genomen in toepassing van artikel 13, beschikt de exploitant over een periode van vijftien werkdagen om zijn bezwaren aan het DG Dier, Plant en Voeding mee te delen en, in voorkomend geval, te verzoeken door deze gehoord te worden of verbeteringen voor te stellen. § 2. Het DG Dier, Plant en Voeding onderzoekt de bezwaren. Indien het van oordeel is dat de exploitant nog steeds niet voldoet aan de eisen, bevestigt het de voorgenomen maatregelen met een ter post aangetekende brief.

Hoofdstuk III. - Specifieke bepalingen Afdeling I - Specifieke bepalingen

in toepassing van artikel 17 van verordening (EG) nr. 1069/2009

Art. 15.In afwijking van de artikelen 12, 13 en 14 van verordening (EG) nr. 1069/2009, is het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten in het kader van tentoonstellingen en artistieke activiteiten evenals voor diagnose, onderwijs en onderzoek onder de specifieke voorwaarden vastgesteld in deze afdeling toegestaan.

Art. 16.De monsters voor onderzoek en diagnose zijn verpakt en geëtiketteerd op een wijze dat elk risico voor verspreiding van ziekten bij mens of dier wordt voorkomen.

Ze mogen worden vervoerd, gehanteerd, gebruikt en verwijderd voor zover de bepalingen van artikel 11 van verordening (EU) nr. 142/2011 worden nageleefd.

Art. 17.In het geval van invoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten die bestemd zijn om te worden gebruikt voor onderzoek en diagnose, inclusief de bijproducten als bedoeld in artikel 25, 1., van verordening (EU) nr. 142/2011, worden deze rechtstreeks vanaf de grensinspectiepost verzonden naar de exploitant.

Als zij worden geïmporteerd via een grensinspectiepost van een andere lidstaat, moet het DG Dier, Plant en Voeding worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 27, 2., van verordening (EU) nr. 142/2011.

Art. 18.In afwijking van artikel 4, mogen de dierenartsen die gemachtigd zijn om hun beroep uit te oefenen, monsters opsturen naar een in België voor onderzoek en diagnose geregistreerde exploitant zonder een kennisgeving te doen met het oog op een registratie.

Art. 19.§ 1. De volgende specifieke eisen voor de verwerking van dierlijke bijproducten en afgeleide producten voor onderwijsdoeleinden zijn van toepassing : 1° elk later gebruik voor andere doeleinden van de dierlijke bijproducten of de afgeleide producten is verboden;2° de opleidingsinstelling neemt passende maatregelen om de consumptie van de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten door mens of dier, te verbieden;3° de dierlijke bijproducten worden verwijderd : - in overeenstemming met de wetgeving inzake dierlijke bijproducten of; - voor hoeveelheden materiaal van categorie 2 of 3 van minder dan twintig kg per week, in overeenstemming met de regionale bepalingen van toepassing op de verwijdering van afvalstoffen. § 2. In afwijking van artikel 4 mogen onderwijsinstellingen de volgende dierlijke bijproducten aanschaffen en gebruiken, zonder kennisgeving te doen van deze activiteiten aan het DG Dier, Plant en Voeding met het oog op een voorafgaande registratie, voor zover het gaat om : - dierlijke bijproducten of afgeleide producten van categorie 3 in een hoeveelheid van minder dan twintig kg per week; - paardenvoeten; - het sporadisch gebruik van materiaal van categorie 1 of 2 of van hoeveelheden groter dan twintig kg van materiaal van categorie 3 waarvoor DG Dier, Plant en Voeding vooraf een tijdelijke toelating heeft verleend.

Art. 20.Tentoonstellingsartikelen mogen worden gehanteerd overeenkomstig artikel 12 van verordening (EU) nr. 142/2011 en op voorwaarde dat de exploitant maatregelen neemt om uit te sluiten : 1° elk contact tussen de tentoonstellingsartikelen en producten bestemd om in de voedselketen voor mens en dier terecht te komen;2° de consumptie van tentoonstellingsartikelen door mens of dier;3° de invoer van elk tentoonstellingsartikel uit derde landen dat niet voldoet aan de bepalingen van bijlage XIV, hoofdstuk III, afdeling 3, van verordening (EU) nr.142/2011.

Art. 21.Het DG Dier, Plant en Voeding kan specifieke voorwaarden vaststellen voor de hantering van dierlijke bijproducten en afgeleide producten voor artistieke doeleinden. Deze voorwaarden omvatten de bepalingen van bijlage XIV, hoofdstuk III, afdeling 3, van verordening (EU) nr. 142/2011 in het geval deze materialen afkomstig zijn uit derde landen. Afdeling II - Specifieke bepalingen

in toepassing van artikel 18 van verordening (EG) nr. 1069/2009

Art. 22.Het categorie 2-materiaal, dat afkomstig is van dieren die niet zijn gedood of gestorven als gevolg van de aanwezigheid of vermoede aanwezigheid van een op mens of dier overdraagbare ziekte, met uitsluiting van het materiaal bedoeld in artikelen 9, c), en 10, p), van verordening (EG) nr. 1069/2009, evenals het categorie 3-materiaal bedoeld in artikel 10, punten a) tot en met m) van die verordening, mogen worden gebruikt voor het voederen van de dieren bedoeld in artikel 18, 1., van diezelfde verordening.

Art. 23.Dierentuinen kunnen ongewervelde dieren, waterdieren met uitzondering van zeezoogdieren, en dieren van de zoölogische ordes van de knaagdieren (rodentia) en de haasachtigen (lagomorfen) gebruiken als bedoeld in artikel 8, a), iii), van verordening (EG) nr. 1069/2009 om de dieren te voeden die zij bezitten.

Art. 24.Het DG Dier, Plant en Voeding kan de exploitanten die instaan voor het voederen van dierentuindieren, toelaten om het categorie 1-materiaal te gebruiken dat bestaat uit : 1° hele kadavers of delen van dieren die gespecificeerd risicomateriaal bevatten, zoals bedoeld in artikel 8, b), ii), van verordening (EG) nr.1069/2009, of; 2° materiaal afkomstig van dierentuindieren, bedoeld in artikel 8, a), iii), van diezelfde verordening, ander dan het materiaal bedoeld in artikel 23. De toelating wordt verleend als aan de voorwaarden vastgelegd in bijlage VI, hoofdstuk II, afdeling 4, punt a) van verordening (EU) nr. 142/2011 is voldaan.

Het DG Dier, Plant en Voeding schort de toelating onverwijld op indien de voorwaarden vastgelegd in bijlage VI, hoofdstuk II, afdeling 4, punt b) van verordening (EU) nr. 142/2011) niet gerespecteerd worden. Afdeling III - Specifieke bepalingen inzake exploitanten die dierlijke

bijproducten en afgeleide producten bedoeld in artikel 36 van verordening (EG) nr. 1069/2009 hanteren

Art. 25.In afwijking van artikel 4 zijn de taxidermisten die jachttrofeeën of andere preparaten bedoeld in bijlage XIII, hoofdstuk VI van verordening (EU) nr. 142/2011 hanteren of vervaardigen, vrijgesteld van registratie indien de dierlijke bijproducten en afgeleide producten die zij gebruiken, uitsluitend afkomstig zijn uit de Europese Unie of ingevoerd werden overeenkomstig verordening (EG) nr. 1069/2009 door een geregistreerd exploitant.

Art. 26.Onbehandelde wol afkomstig van landbouwbedrijven op het Belgische grondgebied mag op de Belgische markt worden verhandeld.

Hoofdstuk IV. - Slotbepalingen

Art. 27.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten en van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art. 28.Het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 20/06/2007 numac 2007022822 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende het gebruik en het verhandelen van sommige dierlijke bijproducten bestemd voor het voederen van dieren niet bestemd voor humane voeding sluiten betreffende het gebruik en het verhandelen van sommige dierlijke bijproducten bestemd voor het voederen van dieren niet bestemd voor humane voeding, wordt opgeheven.

Art. 29.Het model van het handelsdocument vermeld in de bijlage bij het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 20/06/2007 numac 2007022822 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende het gebruik en het verhandelen van sommige dierlijke bijproducten bestemd voor het voederen van dieren niet bestemd voor humane voeding sluiten betreffende het gebruik en het verhandelen van sommige dierlijke bijproducten bestemd voor het voederen van dieren niet bestemd voor humane voeding, mag worden gebruikt tot zes maanden na de datum van publicatie van dit besluit.

Art. 30.De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 mei 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, W. BORSUS

^