Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 1999
gepubliceerd op 04 juni 1999

Koninklijk besluit betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012419
pub.
04/06/1999
prom.
04/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/04/1999012419/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 1999. - Koninklijk besluit betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op de artikelen 4 en 80;

Gelet op de tweede bijzondere richtlijn 89/655/EEG van 30 november 1989 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats, gewijzigd bij de richtlijn 95/63/EG van 5 december 1995;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, inzonderheid op artikel 269, punt 4, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1980 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 september 1983, artikel 269bis, punt 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 september 1983, de artikelen 275, 276 en 277 alsook op artikel 279, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april 1958, 20 juni 1962 en 26 februari 1975;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk gegeven op 28 januari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de richtlijn 95/63/EG uiterlijk op 5 december 1998 in Belgisch recht diende omgezet te zijn; dat het derhalve dringend noodzakelijk is zonder uitstel de nodige maatregelen te treffen om te vermijden dat de aansprakelijkheid van de Belgische staat in het gedrang zou komen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Onderafdeling I. - Algemene beginselen.

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers en op de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten.

Art. 3.De bepalingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen en zijn bijlagen zijn van toepassing op arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten.

Art. 4.Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen, moeten de arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten die ter beschikking van de werknemers zijn gesteld in de onderneming of inrichting, voldoen aan de bepalingen van de besluiten genomen in uitvoering van de communautaire richtlijnen die op deze arbeidsmiddelen van toepassing zijn.

Art. 5.Voor zover de bepalingen bedoeld in artikel 4 niet of slechts ten dele van toepassing zijn moeten de arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten die ter beschikking van de werknemers zijn gesteld in de onderneming of inrichting voldoen aan de bepalingen van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming die er op van toepassing zijn, aan de bepalingen van bijlage I van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen en in voorkomend geval aan de bepalingen betreffende het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen alsook aan de specifieke minimumvoorschriften bedoeld in de artikelen 6 tot 11.

Onverminderd de bepalingen van artikel 4 moeten de arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds ter beschikking van de werknemers staan in de onderneming of inrichting, uiterlijk op 5 december 2002 voldoen aan de bepalingen van artikel 6.

Onderafdeling II. - Specifieke minimumvoorschriften van toepassing op arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten

Art. 6.De minimumvoorschriften van deze onderafdeling zijn van toepassing met inachtname van de voorschriften van de artikelen 4 en 5.

Art. 7.Voor zover van toepassing op arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten die in gebruik zijn, vergen deze voorschriften niet noodzakelijkerwijs dezelfde maatregelen als de fundamentele eisen die van toepassing zijn op nieuwe arbeidsmiddelen.

Art. 8.Wanneer arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten vast worden opgesteld, moet er worden gezorgd voor hun stevigheid en stabiliteit tijdens het gebruik, met name rekening houdend met de te hijsen of te heffen lasten en de belastingen waaraan de ophangings- of bevestigingspunten aan de draagconstructies worden onderworpen.

Art. 9.Op machines voor het hijsen of heffen van lasten moet de nominale last op een duidelijk zichtbare wijze worden aangegeven en, in voorkomend geval, moet op een plaat de nominale last voor elke configuratie van de machine worden vermeld.

Hijs- en hefhulpstukken moeten zodanig worden gemarkeerd dat de voor een veilig gebruik essentiële kenmerken daarvan kunnen worden geïdentificeerd.

Wanneer een arbeidsmiddel niet bestemd is voor het hijsen of heffen van werknemers en er een mogelijkheid tot verwarring bestaat, moet een passende signalering op zichtbare wijze worden aangebracht.

Art. 10.Vast opgestelde arbeidsmiddelen moeten zodanig worden opgesteld dat het risico beperkt wordt dat de lasten : a) de werknemers raken;b) ongewild, op gevaarlijke wijze uit hun baan of in vrije val geraken, of c) ongewild losraken.

Art. 11.Arbeidsmiddelen voor het hijsen, heffen of verplaatsen van werknemers, moeten zodanig worden uitgerust dat : a) met behulp van passende voorzieningen wordt voorkomen dat de kooi, indien aanwezig, naar beneden valt;b) wordt voorkomen dat de gebruiker uit de eventuele kooi valt;c) wordt voorkomen dat de gebruiker wordt verpletterd, beklemd geraakt of wordt aangestoten, met name als gevolg van een onopzettelijk contact met een voorwerp;d) de veiligheid van de bij een ongeval in de kooi opgesloten werknemers wordt gegarandeerd en hun bevrijding mogelijk wordt gemaakt. Wanneer de in het eerste lid, onder a) vermelde risico's om redenen in verband met de terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een veiligheidsvoorziening kunnen worden vermeden, moet een kabel met een verhoogde veiligheidscoëfficiënt worden geïnstalleerd en moet de goede staat daarvan elke werkdag worden gecontroleerd.

Onderafdeling III. - Algemene bepalingen betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten.

Art. 12.De werkgever treft de nodige maatregelen opdat de arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten worden gebruikt in overeenstemming met de bepalingen van de onderafdelingen III tot VI.

Art. 13.Demonteerbare of mobiele arbeidsmiddelen die dienen voor het hijsen of heffen van lasten moeten zodanig worden gebruikt dat de stabiliteit van het arbeidsmiddel tijdens het gebruik onder alle voorzienbare omstandigheden, rekening houdend met de aard van de bodem, wordt gewaarborgd.

Art. 14.Het hijsen of heffen van werknemers is uitsluitend toegestaan met behulp van speciaal daarvoor bestemde arbeidsmiddelen.

Bij wijze van uitzondering mogen niet daarvoor bestemde arbeidsmiddelen worden gebruikt voor het hijsen of heffen van werknemers, mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen, overeenkomstig de bepalingen van de onderafdelingen V en VI.

Art. 15.Er moeten maatregelen worden getroffen opdat werknemers zich niet ophouden onder hangende lasten, tenzij zulks is vereist voor het goede verloop van de werkzaamheden.

Het is niet toegestaan hangende lasten te verplaatsen boven niet beschermde werkplekken waar zich gewoonlijk werknemers bevinden.

Indien het goede verloop van de werkzaamheden anders niet kan worden gewaarborgd, moeten passende procedures worden vastgesteld en toegepast.

Art. 16.De hijs- en hefhulpstukken moeten worden gekozen op grond van de te hanteren lasten, de aanvatpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening houdend met de wijze van aanslaan van de last en het gebruikte soort hijs- of hefmiddel.

De tot een geheel samengevoegde hijs- en hefhulpstukken moeten duidelijk worden gemarkeerd om de gebruiker in staat te stellen de kenmerken daarvan te kennen, wanneer zij na gebruik niet worden losgemaakt.

Art. 17.De hijs- en hefhulpstukken moeten zodanig worden opgeslagen dat zij niet kunnen worden beschadigd of aangetast.

Onderafdeling IV. - Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van niet-geleide lasten

Art. 18.Wanneer twee of meer arbeidsmiddelen die dienen voor het hijsen of heffen van niet-geleide lasten zodanig op een werkplek worden geïnstalleerd of gemonteerd dat hun werkgebieden elkaar overlappen, moeten passende maatregelen worden genomen om botsingen tussen de lasten en/of delen van de arbeidsmiddelen zelf te voorkomen.

Art. 19.Tijdens het gebruik van een mobiel arbeidsmiddel dat dient voor het hijsen/heffen van niet-geleide lasten moeten maatregelen worden genomen om te vermijden dat het arbeidsmiddel kantelt, omkipt en eventueel in beweging komt of wegglijdt. Er moet op worden toegezien dat de maatregelen naar behoren worden uitgevoerd.

Art. 20.Wanneer de bediener van een arbeidsmiddel dat dient voor het hijsen of heffen van niet-geleide lasten noch rechtstreeks noch door middel van de nodige informatie verstrekkende hulpmiddelen de volledige baan van de last kan volgen, moet een met de bediener in verbinding staande seingever worden aangewezen om hem te leiden en moeten organisatorische maatregelen worden genomen om botsingen van de last te voorkomen die de werknemers in gevaar kunnen brengen.

Art. 21.De werkzaamheden moeten zodanig worden georganiseerd dat, wanneer een werknemer een last met de hand vast- of losmaakt, deze handelingen in alle veiligheid kunnen worden verricht, door er met name voor te zorgen dat de werknemer hierover direct of indirect de controle behoudt.

Art. 22.Alle handelingen voor het hijsen of heffen moeten correct gepland en onder adequaat toezicht worden uitgevoerd teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen.

Met name wanneer een last gelijktijdig moet worden gehesen/geheven door twee of meer arbeidsmiddelen die dienen voor het hijsen/heffen van niet-geleide lasten moet een procedure worden opgesteld en toegepast om een goede coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen.

Art. 23.Wanneer arbeidsmiddelen die dienen voor het hijsen of heffen van niet-geleide lasten bij het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de energietoevoer de lasten niet meer kunnen houden, moeten passende maatregelen worden genomen om te vermijden dat de werknemers aan de daarmee gepaard gaande risico's worden blootgesteld.

De aan een hijs- of hefwerktuig hangende lasten mogen niet zonder toezicht blijven, tenzij de toegang tot de gevarenzone wordt verhinderd en de last volkomen veilig is vastgemaakt en wordt vastgehouden.

Art. 24.In de open lucht gebruikte arbeidsmiddelen die dienen voor het hijsen of heffen van niet-geleide lasten moeten worden stilgelegd zodra de weersomstandigheden zodanig verslechteren dat de bedrijfsveiligheid in gevaar wordt gebracht en de werknemers aan risico's worden blootgesteld. Er moeten adequate beschermingsmaatregelen, met name om te verhinderen dat het arbeidsmiddel omkantelt, worden genomen om risico's voor de werknemers te voorkomen.

Onderafdeling V. - Bepalingen betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen bestemd voor het hijsen of heffen van lasten die uitzonderlijk gebruikt worden voor het hijsen of heffen van personen

Art. 25.In toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen en van de voorschriften van artikel 14 moet vermeden worden arbeidsmiddelen te gebruiken voor het hijsen of heffen van personen die hiervoor niet ontworpen of bestemd zijn. Dit kan derhalve slechts worden toegepast voor uitzonderlijke situaties waarvoor de risicobeoordeling bovendien heeft aangetoond dat, mits naleving van de toepasselijke reglementaire bepalingen alsook van gepaste maatregelen en procedures, de veiligheid van de betrokken werknemers wordt verzekerd, in het bijzonder ten aanzien van het val- en knellingsrisico.

Alleen de volgende arbeidsmiddelen kunnen voor dit gebruik in aanmerking komen : de kranen, de vorkheftrucks, de teleporters, de mobiele kranen met telescopische giek en de hijswerktuigen van het type autolaadkraan.

Het gebruik van andere arbeidsmiddelen die niet bestemd zijn voor het hijsen of heffen van personen, inzonderheid van bouwterreinmachines, is verboden voor het hijsen of heffen van personen.

Art. 26.De arbeidsmiddelen bestemd voor het hijsen of heffen van lasten die door het gebruik van hulpmiddelen aangepast worden voor het hijsen of heffen van personen worden gelijkgesteld met hefwerktuigen zoals bedoeld in artikel 267.2.1. van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming. De reglementaire bepalingen inzake controle voor ingebruikname en periodieke controles zijn derhalve van toepassing op het geheel, arbeidsmiddel en werkbak, en moeten de aspecten van het vervoer van personen dekken.

De totale nuttige belasting van deze arbeidsmiddelen mag niet groter zijn dan de helft van de nuttige belasting voorzien voor het hijsen of heffen van lasten. Voor de bepaling van de nuttige last in de werkbak wordt rekening gehouden met een gewicht van 80 kg per persoon en van minstens 40 kg uitrusting en materieel per persoon.

Art. 27.Wanneer werknemers aanwezig zijn in een geheven werkbak moet de bedieningspost van het arbeidsmiddel permanent zijn bemand.

De werknemers die worden gehesen of geheven moeten over een geschikt communicatiemiddel beschikken.

De nodige voorzieningen worden getroffen om de werknemers veilig te kunnen evacueren.

Onderafdeling VI. - Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van werkbakken en werkplatformen opgehangen aan een kraan.

Art. 28.De bepalingen van artikel 453, inzonderheid artikel 453.1, van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, zijn van toepassing.

De bepalingen van artikel 453.12 inzake het maximaal aantal personen dat toegelaten is in de draaginrichting is niet van toepassing bij het louter vervoer van personen naar een hoger- of lagergelegen werkpost.

Aanbevolen wordt evenwel het aantal personen dat in eenmaal vervoerd wordt te beperken.

Onderafdeling VII. - Slotbepalingen

Art. 29.Worden opgeheven in het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947 : 1° artikel 269, punt 4, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1980 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 september 1983;2° artikel 269bis, punt 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 september 1983;3° de artikelen 275, 276 en 277;4° artikel 279 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april 1958, 20 juni 1962 en 26 februari 1975.

Art. 30.Zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit : a) de ingenieurs, industrieel ingenieurs, technisch ingenieurs en technisch controleurs van de Technische Inspectie van de Administratie van de arbeidsveiligheid;b) de geneesheren-arbeidsinspecteurs en de adjunct-inspecteurs-arbeidshygiëne van de Medische Inspectie van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.

Art. 31.De bepalingen van de artikelen 1 tot 28 van dit besluit vormen afdeling III van Titel VI, Hoofdstuk II van de Code over het welzijn op het werk met volgende opschriften : « TITEL VI. - Arbeidsmiddelen. » « HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen. » « Afdeling III. - Arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten. ».

Art. 32.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^