Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juni 2021
gepubliceerd op 21 juni 2021

Koninklijk besluit betreffende afval van schepen tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2020 inzake milieuvriendelijke scheepvaart

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2021042107
pub.
21/06/2021
prom.
04/06/2021
ELI
eli/besluit/2021/06/04/2021042107/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JUNI 2021. - Koninklijk besluit betreffende afval van schepen tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/07/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020042450 bron federale overheidsdienst economie,k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake milieuvriendelijke scheepvaart sluiten inzake milieuvriendelijke scheepvaart


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Belgisch Scheepvaartwetboek, de artikelen 2.5.3.2., 2.5.3.3. en 2.5.3.5;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/09/2004 pub. 24/09/2004 numac 2004014189 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de afgifte van scheepsafval en ladingresiduen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement sluiten besluit betreffende de afgifte van scheepsafval en ladingresiduen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/07/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020042450 bron federale overheidsdienst economie,k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake milieuvriendelijke scheepvaart sluiten inzake milieuvriendelijke scheepvaart;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 maart 2021;

Gelet op advies nr. 69.062/4 van de Raad van State, gegeven op 8 april 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Titel 3 van het koninklijk besluit van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/07/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020042450 bron federale overheidsdienst economie,k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake milieuvriendelijke scheepvaart sluiten inzake milieuvriendelijke scheepvaart wordt aangevuld met hoofdstukken 7 en 8, luidende: "HOOFDSTUK 7 - Afval van schepen Art. 7.1.1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk ter gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2019/883/EU inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG wordt verstaan onder: 1° "schip": elk zeegaand vaartuig, van eender welk type, dat in het mariene milieu opereert, waaronder vissersvaartuigen, pleziervaartuigen, draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen en drijvende vaartuigen;2° "afval van schepen": al het afval, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de Bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-Verdrag valt, evenals passief opgevist afval;3° "passief opgevist afval": afval dat tijdens visserijactiviteiten in netten terechtkomt;4° "ladingresiduen": de restanten van lading aan boord die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;5° "havenontvangstvoorziening": elke vaste, drijvende of mobiele voorziening die in staat is om als dienstverlening het afval van schepen in ontvangst te nemen;6° vissersvaartuig", elk schip dat is uitgerust of met commercieel oogmerk wordt gebruikt voor het vangen van vis of andere levende mariene hulpbronnen;7° "pleziervaartuig": elk schip met een romplengte van 2,5 meter of meer, ongeacht het type of de aandrijving, dat bestemd is voor sport- of recreatiedoeleinden en voor niet bedrijfs- of beroepsmatig doeleinden wordt gebruik;8° "haven": een plaats of geografisch gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die hoofdzakelijk zijn ontworpen om de ontvangst van schepen mogelijk te maken, met inbegrip van de ankerplaatsen binnen de jurisdictie van de haven;9° "toereikende opslagcapaciteit": voldoende capaciteit om het afval aan boord op te slaan vanaf het ogenblik van vertrek tot de volgende aanloophaven, met inbegrip van het afval dat waarschijnlijk zal ontstaan tijdens de reis;10° "GISIS": het Global Integrated Shipping Information System dat door de IMO is opgezet;11° "Richtlijn": richtlijn 2019/883/EU inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen. Art. 7.1.2. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle schepen, ongeacht hun vlag, die een Belgische haven aandoen of daar in bedrijf zijn, met uitzondering van schepen die havendiensten verrichten in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/352, en met uitzondering van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen in eigendom of onder beheer van een staat die, op dat moment, uitsluitend op niet-commerciële basis door de overheid worden gebruikt.

Art. 7.1.3. § 1. Een Belgisch schip moet tekortkomingen van havenontvangstvoorziening melden aan de Scheepvaartcontrole.

De Scheepvaartcontrole meldt vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen aan de IMO en de autoriteiten van de havenstaat via de IMO formulieren en procedures. § 2. De afgifte en ontvangst van afvalstoffen aan boord van schepen moeten met voldoende veiligheidsmaatregelen worden uitgevoerd om zowel persoonlijke als milieurisico's in Belgische havens te voorkomen.

Art. 7.1.4. § 1. De exploitant, agent of kapitein van een schip dat onder hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/09/2005 pub. 11/10/2005 numac 2005014166 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad sluiten tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad valt en op weg is naar een Belgische haven, vult het formulier voor afvalvooraanmelding, dat door het bevoegde gewest is vastgesteld, waarheidsgetrouw en nauwkeurig in en deelt alle daarin vervatte mee aan de autoriteit of instantie die door het bevoegde gewest voor dat doel is aangewezen: 1° ten minste 24 uur vóór aankomst, indien de aanloophaven bekend is;2° zodra de aanloophaven bekend is, indien die informatie minder dan 24 uur vóór aankomst beschikbaar is;of 3° uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, indien de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt. De informatie van afvalvooraanmelding wordt elektronisch gemeld in het in artikel 13 van de Richtlijn bedoelde gedeelte van het informatie-,monitoring- en handhavingssysteem. § 2. De afvalvooraanmelding blijft ten minste tot de volgende aanloophaven beschikbaar aan boord, bij voorkeur in elektronische vorm, en wordt desgevraagd ter beschikking gesteld van de Scheepvaartcontrole.

Art. 7.1.5. § 1. De kapitein van een schip dat een Belgische haven aandoet, geeft alvorens die haven te verlaten al zijn aan boord meegevoerde afval af aan een havenontvangstvoorziening overeenkomstig de toepasselijke lozingsnormen van het MARPOL-Verdrag. § 2. Bij de afgifte vult de exploitant van de havenontvangstvoorziening of de autoriteit van de haven waar het afval werd afgegeven het afvalontvangstbewijs dat door het bevoegde gewest is vastgesteld waarheidsgetrouw en nauwkeurig in en zorgt hij er zonder onnodige vertraging voor dat aan de kapitein van het schip een afvalontvangstbewijs wordt verstrekt.

Dit geldt niet voor kleine havens met onbemande voorzieningen of veraf gelegen havens, mits de naam en locatie van die havens door de autoriteit of instantie die door het bevoegde gewest voor dat doel is aangewezen elektronisch werd gemeld in het in artikel 13 van de Richtlijn bedoelde gedeelte van het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem. § 3. De exploitant, agent of kapitein van een schip dat onder hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/09/2005 pub. 11/10/2005 numac 2005014166 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad sluiten tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad valt, moet de informatie van het afvalontvangstbewijs melden vóór vertrek of zodra het afvalontvangstbewijs is ontvangen, elektronisch in het in artikel 13 van deze Richtlijn bedoelde gedeelte van het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem.

De informatie uit het afvalontvangstbewijs is gedurende ten minste twee jaar, in voorkomend geval samen met het passende oliejournaal, ladingjournaal, afvalstoffenjournaal of afvalbeheersplan, beschikbaar aan boord en wordt op verzoek ter beschikking gesteld aan de Scheepvaartcontrole.

Belgische schepen houden het afvalontvangstbewijs gedurende ten minste twee jaar, in voorkomend geval samen met het passende oliejournaal, ladingjournaal, afvalstoffenjournaal of afvalbeheersplan, beschikbaar aan boord en houden het ter beschikking op verzoek van de Scheepvaartcontrole. § 4. Onverminderd paragraaf 1 mag een schip doorvaren naar de volgende aanloophaven zonder zijn afval af te geven, indien: 1° uit in de afvalvooraanmelding en afvalontvangstbewijs verstrekte informatie blijkt dat er aan boord van het schip voldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor alle afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven;2° uit de informatie aan boord van schepen die buiten het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/09/2005 pub. 11/10/2005 numac 2005014166 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad sluiten tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad vallen, blijkt dat er aan boord van het schip voldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor alle afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven;of 3° het schip minder dan 24 uur of in slechte weersomstandigheden voor anker gaat, tenzij de ankerplaats buiten het toepassingsgebied ten aanzien van havens valt. De methoden die moeten worden gebruikt om de voldoende toegewezen capaciteit te berekenen zijn vastgelegd door de Europese Commissie in uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van de Richtlijn. § 5. De Scheepvaartcontrole verplicht een schip om al zijn afval vóór vertrek af te geven indien: 1° op basis van de beschikbare informatie, waaronder informatie die elektronisch beschikbaar is in het in artikel 13 bedoelde informatie-, monitoring- en handhavingssysteem of in Gisis is gemeld, niet kan worden vastgesteld of er in de volgende aanloophaven toereikende havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn;of 2° de volgende aanloophaven niet bekend is. Art . 7.1.6. Een schip dat een Belgische haven aandoet kan enkel vrijgesteld zijn van de verplichtingen opgenomen in de artikelen 7.1.4. en 7.1.5. als het in het bezit is van een vrijstellingscertificaat afgegeven door de autoriteit of instantie die door het bevoegde gewest voor dat doel is aangewezen.

Niettegenstaande de verleende vrijstelling vaart een schip niet door naar de volgende aanloophaven indien er onvoldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven zal ontstaan.

Art. 7.1.7. De Scheepvaartcontrole kan elk schip inspecteren om na te gaan of het voldoet aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 7.1.8. § 1. De Scheepvaartcontrole voert inspecties uit op schepen die Belgische havens aandoen bij ten minste 15 procent van het totale afzonderlijke schepen dat jaarlijks de Belgische havens aandoen.

Het totale aantal afzonderlijke schepen dat een Belgische haven aandoet, wordt berekend als het gemiddelde aantal afzonderlijke schepen over de drie voorgaande jaren, zoals gemeld via het in artikel 13 van de Richtlijn bedoelde informatie-, monitoring- en handhavingssysteem. § 2. De Scheepvaartcontrole voldoet aan paragraaf 1 door schepen te selecteren op basis van het risicogebaseerde selectiemechanisme zoals vastgelegd door de Europese Commissie in uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van de Richtlijn. § 3. Schepen die buiten het toepassingsgebied van richtlijn 2002/59/EG vallen kunnen door de Scheepvaartcontrole worden gecontroleerd, voor zover praktisch uitvoerbaar.

De Scheepvaartcontrole kan hiervoor het risicogebaseerde selectiemechanisme zoals vastgelegd door de Europese Commissie in uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van de Richtlijn voor hanteren. § 4. Wanneer de Scheepvaartcontrole niet tevreden is met de resultaten van de inspectie kan zij het schip verbieden om de haven te verlaten tot het zijn afval heeft afgegeven aan een havenontvangstvoorziening overeenkomstig artikel 7.1.5., zulk onverminderd de toepassing van andere sancties.

Art. 7.1.9. De Scheepvaartcontrole ziet erop toe dat de informatie over inspecties in het kader van dit besluit, met inbegrip van informatie over gevallen van niet-naleving en opgelegde uitvaarverboden, onverwijld wordt doorgestuurd naar de inspectiedatabank die ter beschikking gesteld wordt door de Europese Commissie zodra: 1° het inspectieverslag is voltooid;2° het uitvaarverbod is opgeheven;of 3° een vrijstelling is toegekend. HOOFDSTUK 8 - Sanitair afval van schepen Art. 8.1.1. Bijlage IV bij het MARPOL-Verdrag is van toepassing op schepen die vallen onder het toepassingsgebied van Bijlage IV van het MARPOL-Verdrag.

De Scheepvaartcontrole wordt aangeduid als administratie bedoeld in Bijlage IV bij het MARPOL-Verdrag.

Art. 8.1.2. De Scheepvaartcontrole is belast met de inspectie bedoeld in voorschrift 14 van Bijlage IV bij het MARPOL-Verdrag.

Art. 8.1.3. Dit hoofdstuk is eveneens van toepassing op alle gecertificeerde schepen die in overeenstemming met Bijlage IV bij het MARPOL-Verdrag in polaire wateren varen, zoals bepaald door het MARPOL-Verdrag.

Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, moet een schip als bedoeld in het eerste lid van dit artikel voldoen aan de milieubepalingen uit de inleiding en hoofdstuk 4 van deel II-A van de Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied, zoals bepaald in het MARPOL-Verdrag, naast alle andere toepasselijke voorschriften van dit hoofdstuk.".

Art. 2.Het koninklijk besluit van 1 september 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/09/2004 pub. 24/09/2004 numac 2004014189 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de afgifte van scheepsafval en ladingresiduen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement sluiten betreffende de afgifte van scheepsafval en ladingresiduen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement wordt opgeheven.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 28 juni 2021.

Art. 4.De minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 juni 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE

^