Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 september 2005
gepubliceerd op 11 oktober 2005

Koninklijk besluit tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2005014166
pub.
11/10/2005
prom.
17/09/2005
ELI
eli/besluit/2005/09/17/2005014166/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999;

Gelet op de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn bijlagen, opgemaakt te Londen op 20 oktober 1972, inzonderheid op artikel 2, § 4;

Gelet op de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van de verontreiniging van de zee door schepen, inzonderheid op de artikelen 9 en 11;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 juni 1975, 20 juni 1977, 24 november 1978, 10 juli 1981, 28 maart 1984, 2 mei 1984, 7 mei 1984, 12 juni 1996, 20 januari 1997, 7 januari 1998, 13 juli 1998, 13 september 1998, 23 december 1998, 3 mei 1999, 23 oktober 2001, 11 maart 2002, 31 januari 2003, 29 februari 2004, 19 maart 2004 en 1 september 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 juni 1987, 9 februari 1996, 9 december 1998, 3 mei 1999, 4 mei 1999, 4 juni 1999, 31 mei 2001 en 25 juni 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998, 3 mei 1999 en 21 januari 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998, 3 mei 1999 en 21 januari 2000;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 29, eerste lid, van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad, bepaalt dat de lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 5 februari 2004 aan de richtlijn te voldoen;

Overwegende dat, aangezien België zijn verplichtingen niet tijdig is nagekomen, de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 7 juli 2004 een gemotiveerd advies krachtens artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft uitgebracht; dat België zich onverwijld dient te conformeren aan dit advies door omzetting van de richtlijn in nationaal recht om alsnog een veroordeling door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te voorkomen;

Gelet op advies 38.395/4 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad wat betreft aangelegenheden die tot de federale bevoegdheid behoren omgezet wordt in nationaal recht door onderhavig besluit;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Monitoring van schepen die een potentieel gevaar vormen voor de scheepvaart en interventie op zee

Artikel 1.Voor de toepassing van dit hoofdstuk ter omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad wat betreft aangelegenheden die tot de federale bevoegdheid behoren wordt verstaan onder : 1° « MARPOL-verdrag » : het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 en het bijbehorende protocol van 1978;2° « SOLAS-verdrag » : het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en bijhorende protocollen en wijzigingen;3° « maatschappij » : een maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag; 4° « ISM-code » : de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993 en verplicht gesteld krachtens het hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag; 5° « BC-code » : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van lading;6° « IMDG-code » : de internationale maritieme code voor gevaarlijke goederen van de IMO;7° « IBC-code » : de internationale IMO-code voor de bouw en de uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren;8° « IGC-code » : de internationale IMO-code voor de bouw en de uitrusting van schepen die vloeibaar gas in bulk vervoeren;9° « gevaarlijke stoffen » : - stoffen als omschreven in de IMDG-code, - gevaarlijke vloeistoffen opgenomen in hoofdstuk 17 van de IBC-code, - vloeibare gassen opgenomen in hoofdstuk 19 van de IGC-code, - vaste stoffen als bedoeld in aanhangsel B van de BC-code. Inbegrepen zijn ook de stoffen voor het vervoer waarvan passende preliminaire voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de IBC-code of paragraaf 1.1.6 van de IGC-code; 10° « verontreinigende stoffen » : - oliesoorten als omschreven in bijlage I van het MARPOL-verdrag, - schadelijke vloeistoffen als omschreven in bijlage II van het MARPOL-verdrag, - schadelijke stoffen als omschreven in bijlage III van het MARPOL-verdrag;11° « scheepsrouteringssysteem » : een systeem van één of meer routes of routeringsmaatregelen om het risico van scheepsongevallen te verkleinen dat bestaat uit verkeersscheidingsstelsels, vaarwegen voor tweerichtingsverkeer, aanbevolen koerslijnen, gebieden die dienen te worden gemeden, zones voor kustverkeer, rotondes, voorzorgsgebieden en diepwaterroutes;12° « verkeersbegeleidingssysteem (VBS) » : een dienst die is opgezet om de veiligheid en de efficiëntie van het scheepverkeer te verbeteren en het milieu te beschermen en dus in het verkeer kan interveniëren en op verkeerssituaties die zich in het VBS-gebied voordoen, kan reageren;13° « federale overheid met bevoegdheid op zee » : elke met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is, elke met de politie te water belaste federale politieambtenaar, elke gezagvoerder van een patrouillevaartuig, elke ambtenaar of agent van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, elke daartoe door zijn hiërarchische overste gemandateerde officier of onderofficier van de Marine en elke door de minister aangewezen beëdigde ambtenaar;14° « schip » : zeeschip of -vaartuig of een ander vaartuig dat zich op zee bevindt of zich naar zee begeeft;15° « lid-Staat » : een lid-Staat van de Europese Unie;16° « kuststation » : een door de lid-Staten uit hoofde van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad aangewezen verkeersbegeleidingssysteem, walinstallatie belast met een door de IMO goedgekeurd systeem van verplichte melding of organisatie belast met de coördinatie van zoek- of reddingsoperaties of van de bestrijding van verontreiniging op zee; 17° « resolutie A.851 (20) van de IMO » : resolutie A.851 (20) van de Internationale Maritieme Organisatie, getiteld : « General principles for ship reporting systems and ship reporting requirements, including guidelines for reporting incidents involving dangerous goods, harmful substances and/or marine pollutants »; 18° « exploitant » : de reder of beheerder van een schip.

Art. 2.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, tenzij anders vermeld.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.

Art. 3.Als een potentieel gevaar voor de scheepvaart of als een bedreiging voor de veiligheid ter zee, voor de veiligheid van personen of voor het milieu worden beschouwd, schepen waarop onderstaande criteria van toepassing zijn : a) schepen die in de loop van hun reis : - betrokken zijn geweest bij incidenten of ongevallen op zee als bedoeld in het artikel 4 van dit besluit;of - in gebreke zijn gebleven ten aanzien van de verplichte melding en rapportering voorgeschreven bij richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad; of - de toepasselijke regels van de scheepsrouteringssystemen en de verkeersbegeleidingssystemen die onder de verantwoordelijkheid van een lid-Staat vallen, hebben overtreden; b) schepen waartegen bewijzen of vermoedens bestaan van moedwillige lozing van olie, of andere inbreuken op het MARPOL-verdrag, in wateren die onder de jurisdictie van een lid-Staat vallen;c) schepen waaraan de toegang tot havens van de lid-Staten is geweigerd of waarover een rapport is uitgebracht of een melding van een lid-Staat is verricht overeenkomstig hoofdstuk I, deel I van bijlage I bij het koninklijk besluit van 13 september 1998 houdende havenstaatcontrole en wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. Relevante informatie met betrekking tot de in het eerste lid, c), bedoelde schepen wordt door de met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer meegedeeld aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest.

Voorzover er personeel beschikbaar is, verricht de met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer in de havens hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van een andere lid-Staat alle passende inspecties of verificaties onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de havenstaatcontrole zoals bepaald in het koninklijk besluit van 13 september 1998 houdende havenstaatcontrole en wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. Hij stelt alle betrokken lid-Staten op de hoogte van de resultaten van de ondernomen actie.

De met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer stelt de vlaggenstaat en elke andere betrokken staat onverwijld in kennis van de maatregelen die uit hoofde van dit artikel werden getroffen tegen schepen die niet de Belgische vlag voeren.

Art. 4.Onverminderd het internationaal recht en teneinde ieder aanmerkelijk risico voor de veiligheid ter zee, de veiligheid van personen of het milieu te voorkomen of te beperken, maakt de kapitein van een schip dat vaart in de territoriale zee, de exclusieve economische zone van België in de Noordzee of in de Belgische wateren die in verbinding staan met de zee en voor zeeschepen toegankelijk zijn onmiddellijk melding van : a) ieder incident of ongeval dat gevolgen heeft voor de veiligheid van het schip, zoals een aanvaring, stranding, averij, een defect of storing, binnenstromend water of schuivende lading, alle gebreken aan de romp of verzwakkingen van de constructie;b) ieder incident of ongeval dat gevolgen heeft voor de veiligheid van de scheepvaart, zoals gebreken die de manoeuvreerbaarheid of zeewaardigheid van het schip kunnen aantasten, gebreken aan het voortstuwingssysteem of de stuurinrichting, de krachtbronnen, de navigatie of communicatieapparatuur;c) iedere situatie die tot verontreiniging van de wateren en de Belgische kust kan leiden, zoals lozing of de kans op lozing van verontreinigende stoffen in zee;d) iedere vlek van verontreinigende stoffen, in zee drijvende containers of stukgoederen die worden waargenomen. De melding overeenkomstig het eerste lid wordt gedaan aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest en omvat minstens informatie betreffende de identiteit van het schip, de positie, de haven van afvaart, de haven van bestemming, het adres waar informatie kan worden verkregen over de gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord, het aantal opvarenden, bijzonderheden over het incident en alle relevante informatie als bedoeld in resolutie A.851 (20) van de IMO.

Art. 5.In geval van incidenten of ongevallen op zee als bedoeld in artikel 4, eerste lid, neemt de federale overheid met bevoegdheid op zee, in overeenstemming met het internationaal recht, alle passende maatregelen om, waar nodig, een veilige vaart en de veiligheid van personen te verzekeren en het mariene milieu te beschermen. De betrokken overheid kan, binnen het kader van de hem toegewezen taken en verantwoordelijkheden, onder meer : a) de bewegingen van het schip beperken of het schip gelasten een bepaalde koers te volgen.Deze eis laat de verantwoordelijkheid van de kapitein voor een veilige behandeling van zijn schip onverlet; b) de kapitein van het schip gelasten een einde te maken aan de bedreiging van het milieu of van de maritieme veiligheid;c) een evaluatieteam aan boord brengen om de omvang van het risico vast te stellen, de kapitein bij te staan bij het zoeken naar een oplossing en de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest van een en ander op de hoogte te houden;d) de kapitein gelasten een toevluchtsoord te zoeken in geval van direct gevaar, dan wel bewerkstelligen dat het schip wordt geloodst of gesleept. De exploitant, de kapitein van het schip en de eigenaar van gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord verlenen, desgevraagd, in overeenstemming met het nationaal en internationaal recht, hun volledige medewerking aan de federale overheid met bevoegdheid op zee teneinde de gevolgen van een incident of ongeval op zee tot het minimum te beperken.

De kapitein van een schip waarop de ISM-code van toepassing is, licht in overeenstemming met de code de maatschappij in over ieder incident of ongeval als bedoeld in artikel 4, eerste lid. Meteen nadat zij van een dergelijke situatie op de hoogte is gesteld, neemt de maatschappij contact op met de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest en houdt zij zich voorzover nodig te zijner beschikking.

De betrokken federale overheid met bevoegdheid op zee stelt de vlaggenstaat en elke andere betrokken staat onverwijld in kennis van de maatregelen die uit hoofde van dit artikel werden getroffen tegen schepen die niet de Belgische vlag voeren.

Art. 6.Wanneer in geval van uitzonderlijk slecht weer of ruwe zee de met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van mening is dat er groot gevaar bestaat voor verontreiniging van de Belgische zeegebieden of die van andere lid-Staten of dat de veiligheid van mensenlevens bedreigd wordt : a) zou hij er moeten voor zorgen dat de kapitein van een schip dat zich in het betrokken havengebied bevindt en de Belgische haven wil binnen- of uitvaren, zo mogelijk alle informatie wordt gegeven over de zeegang en de weersomstandigheden en, indien relevant en mogelijk, over het gevaar voor zijn schip, de lading, de bemanning en de passagiers;b) kan hij passende maatregelen nemen waaronder een aanbeveling of een verbod voor een bepaald schip of voor schepen in het algemeen om de haven in de betrokken gebieden binnen of uit te varen, totdat vastgesteld is dat er geen gevaar meer bestaat voor mensenlevens of het milieu;c) neemt hij passende maatregelen om het bunkeren van schepen in de territoriale wateren zo veel mogelijk te beperken of zo nodig te verbieden. De kapitein stelt de maatschappij in kennis van de passende maatregelen of aanbevelingen als bedoeld in het eerste lid. Deze laten evenwel de beslissing van de kapitein op basis van zijn deskundig oordeel onverlet, overeenkomstig het SOLAS-verdrag. De kapitein stelt de met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer in kennis van de redenen van zijn beslissing, indien deze niet in overeenstemming is met de maatregelen als bedoeld in het eerste lid.

Voor de in het eerste lid bedoelde passende maatregelen of aanbevelingen wordt uitgegaan van een voorspelling van de omstandigheden op zee en de weersgesteldheid van een door België erkende gekwalificeerde meteorologische dienst.

Art. 7.De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, stellen de vlaggenstaat en elke andere betrokken staat onverwijld in kennis van de sancties die wegens de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit worden getroffen tegen schepen die niet onder de Belgische vlag varen. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust

Art. 8.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust wordt aangevuld als volgt : « Dit reglement bevat bepalingen ter omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad. »

Art. 9.In artikel 3 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998 en 25 juni 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt : « 11° exploitant : eigenaars, reders, charteraars, beheerders of agenten van een vaartuig, daaronder mede begrepen de kapitein;»; 2° de bepaling onder 12° wordt vervangen als volgt : « 12° vaartuig dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoert : ieder vaartuig dat de volgende stoffen vervoert : - stoffen als omschreven in de I.M.D.G.-Code, gevaarlijke vloeistoffen opgenomen in hoofdstuk 17 van de I.M.O. Bulk Chemical Code, vloeibare gassen opgenomen in hoofdstuk 19 van de I.M.O. Gas Carrier Code en vaste stoffen als bedoeld in aanhangsel B van de BC-code; - stoffen voor het vervoer waarvan passende voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de I.M.O. Bulk Chemical Code of paragraaf 1.1.6 van de I.M.O. Gas Carrier Code; - oliesoorten als omschreven in bijlage I van het Marpol Verdrag, schadelijke vloeistoffen als omschreven in bijlage II van het Marpol Verdrag, schadelijke stoffen als omschreven in bijlage III van het Marpol Verdrag; »; 3° in de bepaling onder 14° vervallen de woorden « laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 mei 1985 »;4° in de bepaling onder 16° vervallen de woorden « laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 april 1983 »;5° de tekst wordt aangevuld als volgt : « 20° verlader : de persoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder;21° adres : naam en communicatieverbindingen via welke, indien nodig, contact kan worden gelegd met de reder of beheerder van een vaartuig, de agent, de havenautoriteit, de bevoegde instantie of iedere andere gemachtigde persoon of organisatie die beschikt over gedetailleerde gegevens betreffende de lading van het vaartuig;22° traditionele schepen : historische schepen en replica's daarvan, met inbegrip van schepen die ontworpen zijn om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen, die als levende cultuurmonumenten volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek worden bestuurd;23° ongeval : een ongeval in de zin van de IMO-code voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee;24° maatschappij : een maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag;25° SOLAS-verdrag : het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en bijhorende protocollen en wijzigingen; 26° ISM-code : de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993 en verplicht gesteld krachtens het hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag; 27° BC-code : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van lading;28° verkeersbegeleidingssysteem (VBS) : een dienst die is opgezet om de veiligheid en de efficiëntie van het scheepverkeer te verbeteren en het milieu te beschermen en dus in het verkeer kan interveniëren en op verkeerssituaties die zich in het VBS-gebied voordoen, kan reageren;29° scheepsrouteringssysteem : een systeem van één of meer routes of routeringsmaatregelen om het risico van scheepsongevallen te verkleinen dat bestaat uit verkeersscheidingsstelsels, vaarwegen voor tweerichtingsverkeer, aanbevolen koerslijnen, gebieden die dienen te worden gemeden, zones voor kustverkeer, rotondes, voorzorgsgebieden en diepwaterroutes;30° agent : de persoon die opdracht of toestemming heeft om namens de exploitant van een vaartuig informatie te verstrekken;31° de Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren.»

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «

Art. 7bis.De reder of beheerder van een vaartuig met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat op weg is naar een haven van de Belgische kust, deelt ten minste vierentwintig uur voor aankomst of uiterlijk op het tijdstip waarop het vaartuig de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of zodra de aanloophaven bekend is, indien zij nog niet bekend zou zijn of tijdens de reis wordt gewijzigd, aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest de in bijlage 8 bedoelde informatie mee.

Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7ter ingevoegd, luidende : «

Art. 7ter.Ieder vaartuig met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich op zee bevindt of zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrapportagesysteem dat overeenkomstig voorschrift 11 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag door de IMO is goedgekeurd en overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, voldoet aan dat systeem en verstrekt dus de vereiste informatie, onverminderd de aanvullende informatie die wordt verlangd overeenkomstig IMO-resolutie A.851 (20).

Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marineschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7quater ingevoegd, luidende : «

Art. 7quater.§ 1. Bepalingen inzake automatische identificatiesystemen voor vaartuigen gebouwd op of na 1 juli 2002 : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle op of na 1 juli 2002 gebouwde vaartuigen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die een Belgische haven aandoen, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen. § 2. Bepalingen inzake automatische identificatiesystemen voor vaartuigen gebouwd vóór 1 juli 2002 : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle vóór 1 juli 2002 gebouwde vaartuigen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die een Belgische haven aandoen, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen volgens onderstaand tijdschema : a) passagiersschepen : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) tankschepen : uiterlijk bij de eerste inspectie van de veiligheidsuitrusting na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) vaartuigen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 50 000 of meer : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) vaartuigen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 10 000 of meer, maar minder dan 50 000 : uiterlijk 1 juli 2005 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;e) vaartuigen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, maar minder dan 10 000 : uiterlijk 1 juli 2006 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;f) vaartuigen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, maar minder dan 3 000 : uiterlijk op 1 juli 2007 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten. § 3. Passagiersschepen met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die worden gebruikt voor binnenlands verkeer worden vrijgesteld van de toepassing van de voorschriften inzake automatische identificatiesystemen. § 4. Elk vaartuig dat is uitgerust met een automatisch identificatiesysteem houdt dit te allen tijde operationeel tenzij internationale overeenkomsten, regels of normen voorzien in de bescherming van navigatiegegevens. § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 7quinquies.Ieder vaartuig met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich op zee bevindt of zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrouteringssysteem dat overeenkomstig voorschrift 10 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag door de IMO is goedgekeurd en dat mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, maakt van het systeem gebruik overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO. Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 14.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 7sexies.Ieder vaartuig met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich op zee bevindt of zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart waar een verkeersbegeleidingssysteem wordt toegepast dat mede door het Vlaamse Gewest wordt geëxploiteerd, neemt deel aan dit verkeersbegeleidingssysteem en voldoet aan de regels ervan, overeenkomstig de richtsnoeren van de IMO. Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7septies ingevoegd, luidende : «

Art. 7septies.Vaartuigen van de onderstaande klassen met een brutotonnenmaat van 300 of meer moeten wanneer zij naar zee varen of zich op zee bevinden of een haven van de Belgische kust aandoen, uitgerust zijn met een reisgegevensrecordersysteem dat voldoet aan de prestatienormen van IMO-resolutie A.861 (20) en aan de testnormen zoals vastgelegd in norm nr. 61996 van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) overeenkomstig het volgende tijdsschema : a) passagiersschepen die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk bij de eerste inspectie op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) passagiersschepen, anders dan ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) vaartuigen, anders dan passagiersschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Vaartuigen van de onderstaande klassen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, moeten wanneer zij naar zee varen of zich op zee bevinden of een haven van de Belgische kust aandoen, zijn uitgerust met een reisgegevensrecordersysteem dat beantwoordt aan de desbetreffende geldende IMO-normen : a) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 20 000 en meer, uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of, bij ontstentenis van een besluit van de IMO, uiterlijk op 1 januari 2007;b) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer maar minder dan 20 000, uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of bij ontstentenis van een besluit van de IMO, uiterlijk op 1 januari 2008. Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor binnenlandse reizen in zeegebieden, anders dan die welke onder klasse A vallen zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement worden vrijgesteld van de eisen met betrekking tot de reisgegevensrecorder.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 16.In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Vaartuigen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren » en de woorden « bij de afvaart uit de vertrekhaven » door de woorden « uiterlijk bij de afvaart uit de haven van belading of althans zodra de haven van bestemming of ankerplaats bekend is, zo deze niet bij de afvaart bekend zou zijn »;2° in § 3, b), wordt het woord « bunkers » vervangen door de woorden « bunkers van minder dan 5 000 ton » en het woord « proviand » door het woord « scheepsvoorraden »;3° § 3 wordt aangevuld als volgt : « c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.»

Art. 17.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende goederen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Vaartuigen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren »;2° in § 2, b), wordt het woord « bunkers » vervangen door de woorden « bunkers van minder dan 5 000 ton » en het woord « proviand » door het woord « scheepsvoorraden »;3° § 2 wordt aangevuld als volgt : « c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.»

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende : «

Art. 22bis.§ 1. Vrijstelling van de verplichting tot aanmelding overeenkomstig de artikelen 21 en 22 kan worden verleend voor lijndiensten tussen de havens van de Belgische kust indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : a) de maatschappij die de hierboven bedoelde lijndiensten exploiteert, stelt een lijst van de betrokken vaartuigen op, houdt deze up-to-date en deelt deze mee aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest;b) telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de in bijlage 5 vermelde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest die erom verzoekt.De maatschappij zet een intern systeem op waarmee deze informatie 24 uur op 24 langs elektronische weg aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest kan worden gestuurd onmiddellijk nadat deze daarom heeft verzocht.

Die vrijstelling wordt toegekend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn. § 2. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, controleren regelmatig of aan de voorwaarden van § 1 is voldaan. Wanneer aan ten minste één van deze voorwaarden niet langer wordt voldaan, trekken de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn het voorrecht van de vrijstelling voor de betrokken maatschappij onmiddellijk in. ».

Art. 19.In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996, wordt het woord « schepen » telkens vervangen door het woord « vaartuigen » en het woord « schip » door het woord « vaartuig ».

Art. 20.In artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996, worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Vaartuigen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren ».

Art. 21.In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996, worden de woorden « schip dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoert » vervangen door de woorden « vaartuig dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoert ».

Art. 22.In hetzelfde besluit wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidende : «

Art. 26bis.§ 1. Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in een haven van de Belgische kust niet voor vervoer worden aangeboden of aan boord van een vaartuig, ongeacht de grootte, worden genomen voordat de kapitein of de reder of beheerder van een vaartuig een verklaring met de in bijlage 9 vermelde informatie heeft ontvangen.

Het is de taak van de verlader om deze verklaring aan de kapitein, de reder of beheerder van een vaartuig te bezorgen en ervoor te zorgen dat de voor vervoer aangeboden lading werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid verklaring werd afgelegd. § 2. § 1 is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.».

Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een artikel 48bis ingevoegd, luidende : «

Art. 48bis.Voor binnenschepen die in de Belgische territoriale zee varen treden de artikelen 7quater en 7septies in werking op 1 juli 2007. » Art.24. In bijlage 5 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « schepen » wordt vervangen door het woord « vaartuigen » en het woord « schip » wordt telkens vervangen door het woord « vaartuig »;2° punt 1 wordt vervangen als volgt : « 1.Naam en roepnaam van het vaartuig en eventueel IMO-identificatienummer of MMSI-nummer. »; 3° punt 5 wordt vervangen als volgt : « 5.Voor een vaartuig dat een haven van de Belgische kust verlaat : verwachte tijd van afvaart uit de haven van vertrek of het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming. »; 4° punt 6 wordt vervangen als volgt : « 6.Voor een vaartuig dat vanuit een buiten de Europese Gemeenschap gelegen haven komt en naar een haven van de Belgische kust vaart : verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie. »; 5° in punt 8 worden de woorden « de klasse van het schip als omschreven in de INF-code, de hoeveelheden van die goederen en hun plaats aan boord en, wanneer zij zich in transporttanks of vrachtcontainers bevinden » vervangen door de woorden « de klasse van het vaartuig volgens de INF-code, de hoeveelheden van die stoffen en hun plaats aan boord en, indien zij worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde transporteenheden, behalve tanks »;6° punt 10 wordt vervangen als volgt : « 10.Totaal aantal opvarenden. »; 7° de tekst wordt aangevuld met het volgende punt 11 : « 11.Adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen. »

Art. 25.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage 8 : « Bijlage 8. Gegevens die de reder, beheerder, agent of kapitein van een vaartuig op weg naar een haven van de Belgische kust meedeelt : 1. Identificatie van het vaartuig (naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer);2. Haven van bestemming;3. Verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation zoals verlangd door de bevoegde instantie en verwachte tijd van afvaart uit die haven;4. Totaal aantal opvarenden.»

Art. 26.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage 9 : « Bijlage 9. De verlader moet de volgende informatie over de lading verstrekken : a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, de identificatienummers van de Verenigde Naties (UN), indien van toepassing;de IMO-risicoklassen overeenkomstig de I.M.D.G.-Code, de I.M.O. Bulk Chemical Code en de I.M.O. Gas Carrier Code en, in voorkomend geval, de klasse van het vaartuig die voor INF-ladingen als bedoeld in voorschrift VII/14.2 vereist is, de hoeveelheden van dergelijke stoffen en, wanneer zij worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan; b) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen.» HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen

Art. 27.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen wordt vóór de eerste zin de volgende zin toegevoegd luidend als volgt : « Dit reglement bevat bepalingen ter omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad. »

Art. 28.In artikel 2, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998 en 3 mei 1999 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder p) wordt vervangen als volgt : « p) exploitant : eigenaars, reders, charteraars, beheerders of agenten van een schip, daaronder mede begrepen de kapitein;»; 2° de bepaling onder q) wordt vervangen als volgt : « q) schip dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoert : ieder schip dat de volgende stoffen vervoert : - stoffen als omschreven in de I.M.D.G.-Code, gevaarlijke vloeistoffen opgenomen in hoofdstuk 17 van de IBC-Code, vloeibare gassen opgenomen in hoofdstuk 19 van de IGC-Code en vaste stoffen als bedoeld in aanhangsel B van de BC-code; - stoffen voor het vervoer waarvan passende voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de IBC-Code of paragraaf 1.1.6 van de IGC-Code; - oliesoorten als omschreven in bijlage I van het MARPOL-Verdrag, schadelijke vloeistoffen als omschreven in bijlage II van het MARPOL-Verdrag, schadelijke stoffen als omschreven in bijlage III van het MARPOL-Verdrag; »; 3° de tekst wordt aangevuld als volgt : « t) verlader : de persoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder;u) adres : naam en communicatieverbindingen via welke, indien nodig, contact kan worden gelegd met de reder of beheerder van een schip, de agent, de havenautoriteit, de bevoegde instantie of iedere andere gemachtigde persoon of organisatie die beschikt over gedetailleerde gegevens betreffende de lading van het schip;v) traditionele schepen : historische schepen en replica's daarvan, met inbegrip van schepen die ontworpen zijn om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen, die als levende cultuurmonumenten volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek worden bestuurd;w) ongeval : een ongeval in de zin van de IMO-code voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee;x) maatschappij : een maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag;y) SOLAS-verdrag : het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en bijhorende protocollen en wijzigingen; z) ISM-code : de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993 en verplicht gesteld krachtens het hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag; zbis) BC-code : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van lading; zter) verkeersbegeleidingssysteem (VBS) : een dienst die is opgezet om de veiligheid en de efficiëntie van het scheepsverkeer te verbeteren en het milieu te beschermen en dus in het verkeer kan interveniëren en op verkeerssituaties die zich in het VBS-gebied voordoen, kan reageren; zquater) scheepsrouteringssysteem : een systeem van één of meer routes of routeringsmaatregelen om het risico van scheepsongevallen te verkleinen dat bestaat uit verkeersscheidingsstelsels, vaarwegen voor tweerichtingsverkeer, aanbevolen koerslijnen, gebieden die dienen te worden gemeden, zones voor kustverkeer, rotondes, voorzorgsgebieden en diepwaterroutes; zquinquies) agent : de persoon die opdracht of toestemming heeft om namens de exploitant van een schip informatie te verstrekken; zsexies) de Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren. »

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt onder de titel « Meldingsplicht » een artikel 42bis ingevoegd, luidende : «

Art. 42bis.De reder of beheerder van een schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat op weg is naar de Gentse zeehaven, deelt ten minste vierentwintig uur voor aankomst of uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of zodra de aanloophaven bekend is, indien zij nog niet bekend zou zijn of tijdens de reis wordt gewijzigd aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest de in bijlage 4 bedoelde informatie mee.

Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 30.In artikel 43bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren » en de woorden « bij de afvaart uit de vertrekhaven » door de woorden « uiterlijk bij de afvaart uit de haven van belading of althans zodra de haven van bestemming of ankerplaats bekend is, zo deze niet bij de afvaart bekend zou zijn »;2° in § 3, b), wordt het woord « bunkers » vervangen door de woorden « bunkers van minder dan 5 000 ton » en het woord « proviand » door het woord « scheepsvoorraden »;3° § 3 wordt aangevuld als volgt : « c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.»

Art. 31.In artikel 43ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 mei 1999 en 21 januari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vanuit de Gentse zeehaven vervoeren » vervangen door de woorden « Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vanuit de Gentse zeehaven vervoeren »;2° in § 4, b), wordt het woord « bunkers » vervangen door de woorden « bunkers van minder dan 5 000 ton » en het woord « proviand » door het woord « scheepsvoorraden »;3° § 4 wordt aangevuld als volgt : « c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.»

Art. 32.In artikel 43quater van hetzelfde besluit ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2000, worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren ».

Art. 33.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43sexies ingevoegd luidende : «

Art. 43sexies.§ 1. Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in de Gentse zeehaven niet voor vervoer worden aangeboden of aan boord van een schip, ongeacht de grootte, worden genomen voordat de kapitein, de reder of beheerder van een schip een verklaring met de in bijlage 5 vermelde informatie heeft ontvangen.

Het is de taak van de verlader om deze verklaring aan de kapitein of exploitant te bezorgen en ervoor te zorgen dat de voor vervoer aangeboden lading werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid verklaring werd afgelegd. § 2. § 1 is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 34.In hetzelfde besluit wordt na het artikel 43sexies een titel ingevoegd, luidende : « Scheepsrapportagesystemen, scheepsrouteringssystemen, verkeersbegeleidingssystemen, automatische identificatiesystemen en reisgegevensrecordersystemen. ».

Art. 35.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43septies ingevoegd, luidende : «

Art. 43septies.Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrapportagesysteem dat overeenkomstig voorschrift 11 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag door de IMO is goedgekeurd en overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, voldoet aan dat systeem en verstrekt dus de vereiste informatie, onverminderd de aanvullende informatie die wordt verlangd overeenkomstig IMO-resolutie A.851 (20).

Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 36.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43octies ingevoegd, luidende : «

Art. 43octies.Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrouteringssysteem dat overeenkomstig voorschrift 10 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag door de IMO is goedgekeurd en dat mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, maakt van het systeem gebruik overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO. Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 37.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43nonies ingevoegd, luidende : «

Art. 43nonies.Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart waar een verkeersbegeleidingssysteem wordt toegepast dat mede door het Vlaamse Gewest wordt geëxploiteerd, neemt deel aan dit verkeersbegeleidingssysteem en voldoet aan de regels ervan, overeenkomstig de richtsnoeren van de IMO. Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 38.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43decies ingevoegd, luidende : «

Art. 43decies.§ 1. Bepalingen inzake automatische identificatiesystemen voor schepen gebouwd op of na 1 juli 2002 die naar zee varen of de Gentse zeehaven aandoen : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle op of na 1 juli 2002 gebouwde schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen. § 2. Bepalingen inzake automatische identificatiesystemen voor schepen gebouwd vóór 1 juli 2002 die naar zee varen of de Gentse haven aandoen : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle vóór 1 juli 2002 gebouwde schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen volgens onderstaand schema : a) passagiersschepen : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) tankschepen : uiterlijk bij de eerste inspectie van de veiligheidsuitrusting na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 50 000 of meer : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 10 000 of meer maar minder dan 50 000 : uiterlijk 1 juli 2005 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;e) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer maar minder dan 10 000 : uiterlijk 1 juli 2006 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;f) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, maar minder dan 3 000 : uiterlijk 1 juli 2007 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten. § 3. Passagiersschepen met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die worden gebruikt voor binnenlands verkeer worden vrijgesteld van de toepassing van de voorschriften inzake automatische identificatiesystemen. § 4. Elk schip dat is uitgerust met een automatisch identificatiesysteem houdt dit te allen tijde operationeel tenzij internationale overeenkomsten, regels of normen voorzien in de bescherming van navigatiegegevens. § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 39.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43undecies ingevoegd, luidende : «

Art. 43undecies.Schepen van de onderstaande klassen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, wanneer ze naar zee varen of de Gentse zeehaven aandoen, moeten uitgerust zijn met een reisgegevensrecordersysteem dat voldoet aan de prestatienormen van IMO-resolutie A. 861 (20) en aan de testnormen zoals vastgelegd in norm nr. 61996 van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) overeenkomstig het volgende tijdschema : a) passagiersschepen die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk bij de eerste inspectie op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) passagiersschepen, anders dan ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) schepen, anders dan passagiersschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Schepen van de onderstaande klassen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, moeten wanneer zij naar zee varen of de Gentse zeehaven aandoen, zijn uitgerust met een reisgegevensrecordersysteem dat beantwoordt aan de desbetreffende geldende IMO-normen : a) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 20 000 of meer : uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of, bij ontstentenis van een besluit van de IMO : uiterlijk op 1 januari 2007;b) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer maar minder dan 20 000 : uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of, bij ontstentenis van een besluit van de IMO : uiterlijk op 1 januari 2008. Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor binnenlandse reizen in zeegebieden, anders dan die welke onder klasse A vallen zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement worden vrijgesteld van de eisen met betrekking tot de reisgegevensrecorder.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 40.In hetzelfde besluit wordt een artikel 59bis ingevoegd, luidende : «

Art. 59bis.Voor binnenschepen die in de Belgische territoriale zee varen treden de artikelen 43decies en 43undecies in werking op 1 juli 2007. » Art.41. In bijlage 2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 december 1998 en hernummerd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1 wordt vervangen als volgt : « 1.Naam en roepnaam van het schip en, eventueel, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer. »; 2° punt 5 wordt vervangen als volgt : « 5.Voor een schip dat de Gentse zeehaven verlaat : verwachte tijd van afvaart uit de haven van vertrek of het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming. »; 3° punt 6 wordt vervangen als volgt : « 6.Voor een schip dat vanuit een buiten de Europese Gemeenschap gelegen haven komt en naar de Gentse zeehaven vaart : verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie. »; 4° in punt 8 worden de woorden « en, wanneer zij zich in transporttanks of vrachtcontainers bevinden » vervangen door de woorden « en indien zij worden vervoerd in voor vervoer bestemde landeenheden, behalve tanks »;5° punt 10 wordt vervangen als volgt : « 10.Totaal aantal opvarenden. »; 6° de tekst wordt aangevuld met het volgende punt 11 : « 11.Adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen. »

Art. 42.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage 4 : « Bijlage 4. Gegevens die de reder, beheerder, agent of kapitein van een schip op weg naar de Gentse zeehaven meedeelt : 1. Identificatie van het schip (naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer);2. Haven van bestemming;3. Verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van afvaart uit die haven;4. Totaal aantal opvarenden.»

Art. 43.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage 5 : « Bijlage 5. De verlader moet de volgende informatie over de lading verstrekken : a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, de identificatienummers van de Verenigde Naties (UN), indien van toepassing, de IMO-risicoklassen overeenkomstig de I.M.D.G.-Code, de IBC Code en de IGC Code en, in voorkomend geval, de klasse van het schip die voor INF-ladingen als bedoeld in voorschrift VII/14.2 vereist is, de hoeveelheden van dergelijke stoffen en, wanneer zij worden vervoerd in voor vervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan; b) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen.» HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde

Art. 44.In artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde, wordt vóór de eerste zin een zin toegevoegd die luidt als volgt : « Dit reglement bevat bepalingen ter omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad. »

Art. 45.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996 en 9 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 19° wordt vervangen als volgt : « 19° exploitant : eigenaars, reders, charteraars, beheerders of agenten van een schip, daaronder mede begrepen de kapitein;»; 2° de bepaling onder 20° wordt vervangen als volgt : « 20° schip dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoert : ieder schip dat de volgende stoffen vervoert : - stoffen als omschreven in de I.M.D.G. code, gevaarlijke vloeistoffen opgenomen in hoofdstuk 17 van de I.M.O. Bulk Chemical Code, vloeibare gassen opgenomen in hoofdstuk 19 van de I.M.O. Gas Carrier Code en vaste stoffen als bedoeld in aanhangsel B van de BC-code; - stoffen voor het vervoer waarvan passende voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de I.M.O. Bulk Chemical Code of paragraaf 1.1.6 van de I.M.O. Gas Carrier Code; - oliesoorten als omschreven in bijlage I van het MARPOL-Verdrag, schadelijke vloeistoffen als omschreven in bijlage II van het MARPOL-Verdrag, schadelijke stoffen als omschreven in bijlage III van het MARPOL-Verdrag; »; 3° de tekst wordt aangevuld als volgt : « 23° verlader : de persoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder;24° adres : naam en communicatieverbindingen via welke, indien nodig, contact kan worden gelegd met de reder of beheerder van een schip, de agent, de havenautoriteit, de bevoegde instantie of iedere andere gemachtigde persoon of organisatie die beschikt over gedetailleerde gegevens betreffende de lading van het schip;25° traditionele schepen : historische schepen en replica's daarvan, met inbegrip van schepen die ontworpen zijn om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen, die als levende cultuurmonumenten volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek worden bestuurd;26° ongeval : een ongeval in de zin van de IMO-code voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee; 27° maatschappij : een maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van S.O.L.A.S.; 28° ISM-code : de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993 en verplicht gesteld krachtens het hoofdstuk IX van S.O.L.A.S.; 29° BC-code : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van lading;30° verkeersbegeleidingssysteem (VBS) : een dienst die is opgezet om de veiligheid en de efficiëntie van het scheepverkeer te verbeteren en het milieu te beschermen en dus in het verkeer kan interveniëren en op verkeerssituaties die zich in het VBS-gebied voordoen, kan reageren;31° scheepsrouteringssysteem : een systeem van één of meer routes of routeringsmaatregelen om het risico van scheepsongevallen te verkleinen dat bestaat uit verkeersscheidingsstelsels, vaarwegen voor tweerichtingsverkeer, aanbevolen koerslijnen, gebieden die dienen te worden gemeden, zones voor kustverkeer, rotondes, voorzorgsgebieden en diepwaterroutes;32° agent : de persoon die opdracht of toestemming heeft om namens de exploitant van een schip informatie te verstrekken;33° de Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren.»

Art. 46.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende : «

Art. 3bis.De reder of beheerder van een schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat op weg is naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik, deelt ten minste vierentwintig uur voor aankomst of uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of zodra de aanloophaven bekend is, indien zij nog niet bekend zou zijn of tijdens de reis wordt gewijzigd aan de bevoegde dienst van het Gewest de in bijlage 3 bedoelde informatie mee.

Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 47.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3ter ingevoegd luidende : «

Art. 3ter.Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrapportagesysteem dat overeenkomstig voorschrift 11 van hoofdstuk V van S.O.L.A.S. door de IMO is goedgekeurd en overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, voldoet aan dat systeem en verstrekt dus de vereiste informatie, onverminderd de aanvullende informatie die kan worden verlangd overeenkomstig IMO-resolutie A.851 (20).

Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) visserschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 48.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3quater ingevoegd, luidende : «

Art. 3quater.§ 1. Bepalingen inzake automatische identificatiesystemen voor schepen gebouwd op of na 1 juli 2002 die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle op of na 1 juli 2002 gebouwde schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen. § 2. Bepalingen inzake automatische identificatiesystemen voor schepen gebouwd vóór 1 juli 2002 die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle vóór 1 juli 2002 gebouwde schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen volgens onderstaand tijdschema : a) passagiersschepen : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) tankschepen : uiterlijk bij de eerste inspectie van de veiligheidsuitrusting na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 50 000 of meer : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 10 000 of meer, maar minder dan 50 000 : uiterlijk 1 juli 2005 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;e) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer maar minder dan 10 000 : uiterlijk 1 juli 2006 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;f) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer maar minder dan 3 000 : uiterlijk 1 juli 2007 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten. § 3. Passagiersschepen met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die worden gebruikt voor binnenlands verkeer worden vrijgesteld van de toepassing van deze voorschriften inzake automatische identificatiesystemen. § 4. Elk schip dat is uitgerust met een automatisch identificatiesysteem houdt dit te allen tijde operationeel tenzij internationale overeenkomsten, regels of normen voorzien in de bescherming van navigatiegegevens. § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 49.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 3quinquies.Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrouteringssysteem dat overeenkomstig voorschrift 10 van hoofdstuk V van S.O.L.A.S. door de IMO is goedgekeurd en dat mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, maakt van het systeem gebruik overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO. Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 50.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 3sexies.Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart waar een verkeersbegeleidingssysteem wordt toegepast dat mede door het bevoegde Gewest wordt geëxploiteerd, neemt deel aan dit verkeersbegeleidingssysteem en voldoet aan de regels ervan, overeenkomstig de richtsnoeren van de IMO. Het eerste lid is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.»

Art. 51.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3septies ingevoegd, luidende : «

Art. 3septies.Schepen van de onderstaande klassen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, wanneer ze naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, moeten uitgerust zijn met een reisgegevensrecordersysteem dat voldoet aan de prestatienormen van IMO-resolutie A. 861 (20) en aan de testnormen zoals vastgelegd in norm nr. 61996 van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) overeenkomstig het volgende tijdschema : a) passagiersschepen die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk bij de eerste inspectie op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) passagiersschepen, anders dan ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) schepen, anders dan passagiersschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Schepen van de onderstaande klassen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, moeten wanneer zij naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, zijn uitgerust met een reisgegevensrecordersysteem dat beantwoordt aan de desbetreffende geldende IMO-normen : a) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 20 000 of meer, uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of, bij ontstentenis van een besluit van de IMO, uiterlijk op 1 januari 2007;b) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer maar minder dan 20 000, uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of bij ontstentenis van een besluit van de IMO, uiterlijk op 1 januari 2008. Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor binnenlandse reizen in zeegebieden, anders dan die welke onder klasse A vallen zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement worden vrijgsteld van de eisen met betrekking tot de reisgegevensrecorder.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.».

Art. 52.In hetzelfde besluit wordt een artikel 36bis ingevoegd, luidende : «

Art. 36bis.§ 1. Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in de haven van Antwerpen, Brussel of Luik niet voor vervoer worden aangeboden of aan boord van een schip, ongeacht de grootte, worden genomen voordat de kapitein of de exploitant een verklaring met de in bijlage 4 vermelde informatie heeft ontvangen.

Het is de taak van de verlader om deze verklaring aan de kapitein, de reder of beheerder van een schip te bezorgen en er voor te zorgen dat de voor vervoer aangeboden lading werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid verklaring werd afgelegd. § 2. § 1 is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord.».

Art. 53.In artikel 27 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren » en de woorden « bij de afvaart uit de vertrekhaven » vervangen door de woorden « uiterlijk bij de afvaart uit de haven van belading of althans zodra de haven van bestemming of ankerplaats bekend is, zo deze niet bij de afvaart bekend zou zijn »;2° in § 3, b), wordt het woord « bunkers » vervangen door de woorden « bunkers van minder dan 5 000 ton » en het woord « proviand » door het woord « scheepsvoorraden »;3° § 3 wordt aangevuld als volgt : « c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.»

Art. 54.In artikel 28 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vanuit de haven van Antwerpen, Brussel of Luik vervoeren » vervangen door de woorden « Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vanuit de haven van Antwerpen, Brussel of Luik vervoeren »;2° in § 3 worden de woorden « schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren »;3° in § 4, b), wordt het woord « bunkers » vervangen door de woorden « bunkers van minder dan 5 000 ton » en het woord « proviand » door het woord « scheepsvoorraden »;4° § 4 wordt aangevuld als volgt : « c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.»

Art. 55.In artikel 29, § 1, van hetzelfde besluit vervangen bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996, worden de woorden « Schepen die bepaalde gevaarlijke of verontreinigende stoffen in bulk of in verpakte vorm vervoeren » vervangen door de woorden « Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren ».

Art. 56.In hetzelfde besluit wordt een artikel 47bis ingevoegd, luidende : «

Art. 47bis.Voor binnenschepen die in de Belgische territoriale zee varen treden de artikelen 3quater en 3septies in werking op 1 juli 2007. » Art.57. In bijlage 1 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 december 1998 en hernummerd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1 wordt vervangen als volgt : « 1.Naam en roepnaam van het schip en, eventueel, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer. »; 2° punt 5 wordt vervangen als volgt : « 5.Voor een schip dat de haven van Antwerpen, Brussel of Luik verlaat : verwachte tijd van afvaart uit de haven van vertrek of het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming. »; 3° punt 6 wordt vervangen als volgt : « 6.Voor een schip dat vanuit een buiten de Europese Gemeenschap gelegen haven komt en naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik vaart : verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie. »; 4° in punt 8 worden de woorden « en, wanneer zij zich in transporttanks of vrachtcontainers bevinden » vervangen door de woorden « en, indien zij worden vervoerd in voor vervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks »;5° punt 10 wordt vervangen als volgt : « 10.Totaal aantal opvarenden. »; 6° de tekst wordt aangevuld met het volgende punt 11 : « 11.Adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen. »

Art. 58.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage 3 : « Bijlage 3. Gegevens die de reder, beheerder, agent of kapitein van een schip op weg naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik meedeelt : 1. Identificatie van het schip (naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer);2. Haven van bestemming;3. Verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van afvaart uit die haven;4. Totaal aantal opvarenden.»

Art. 59.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage 4 : « Bijlage 4. De verlader moet de volgende informatie over de lading verstrekken : a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, de identificatienummers van de Verenigde Naties (UN), indien van toepassing, de IMO-risicoklassen overeenkomstig de I.M.D.G. Code, de I.M.O. Bulk Chemical Code en de I.M.O. Gas Carrier Code en, in voorkomend geval, de klasse van het schip die voor INF-ladingen als bedoeld in voorschrift VII/14.2 vereist is, de hoeveelheden van dergelijke stoffen en, wanneer zij worden vervoerd in voor vervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan; b) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen.» HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement

Art. 60.Artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 maart 1984 en 29 februari 2004, wordt aangevuld met het volgende punt 7 : « 7. Wanneer de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, bij een incident of ongeval op zee als bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad, vaststellen dat de maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag van 1974, niet in staat is geweest contact op te nemen en te onderhouden met het schip of de betrokken kuststations te weten het verkeersbegeleidingssysteem, de walinstallatie belast met een door de IMO goedgekeurd systeem van verplichte melding of de organisatie belast met de coördinatie van zoek- of reddingsoperaties of van de bestrijding van verontreiniging van de zee, aangewezen door de lid-Staten van de Europese Unie uit hoofde van dezelfde richtlijn 2002/59/EG, stellen zij de staat die het document betreffende de conformiteit met de internationale veiligheidscode (ISM) en het bijbehorende veiligheidsbeleidscertificaat heeft afgegeven of in naam waarvan deze zijn afgegeven, daarvan in kennis.

Is het probleem van dien aard dat er sprake is van een ernstig geval van niet-conformiteit van de werking van het veiligheidsbeleidssysteem binnen een in een lid-Staat van de Europese Unie gevestigde maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van het SOLAS-verdrag van 1974, dan treffen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn die het conformiteitsdocument of het veiligheidsbeleidscertificaat voor het schip hebben afgegeven, onverwijld tegen de betrokken maatschappij de nodige maatregelen voor de intrekking van het conformiteitsdocument en het bijbehorende veiligheidscertificaat. »

Art. 61.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bijlage XXV : « Bijlage XXV - Voorschriften betreffende automatische identificatiesystemen, reisgegevenser cordersystemen en verkeersbegeleidingssystemen Deze bijlage is niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;c) bunkers van minder dan 5 000 ton, scheepsvoorraden en scheepsuitrusting voor gebruik aan boord. I - AUTOMATISCHE IDENTIFICATIESYSTEMEN 1. Voorschriften inzake automatische identificatiesystemen voor schepen gebouwd op of na 1 juli 2002 die een Belgische haven aandoen : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle op of na 1 juli 2002 gebouwde schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen.2. Voorschriften inzake automatische identificatiesystemen voor schepen gebouwd vóór 1 juli 2002 die een Belgische haven aandoen : Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle vóór 1 juli 2002 gebouwde schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen volgens onderstaand tijdschema : a) passagiersschepen : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) tankschepen : uiterlijk bij de eerste inspectie van de veiligheidsuitrusting na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 50 000 of meer : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 10 000 of meer, maar minder dan 50 000 : uiterlijk 1 juli 2005 of, voor schepen op internationale reizen op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;e) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, maar minder dan 10 000 : uiterlijk 1 juli 2006 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten;f) schepen, anders dan passagiersschepen en tankschepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer maar minder dan 3 000 : uiterlijk 1 juli 2007 of, voor schepen op internationale reizen, op een eerdere datum waartoe in het kader van de IMO is besloten.3. Passagiersschepen met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die worden gebruikt voor binnenlands verkeer worden vrijgesteld van de toepassing van deze voorschriften inzake automatische identificatiesystemen.4. Elk schip dat is uitgerust met een automatisch identificatiesysteem houdt dit te allen tijde operationeel tenzij internationale overeenkomsten, regels of normen voorzien in de bescherming van navigatiegegevens. II - REISGEGEVENSRECORDERSYSTEMEN 1. Schepen van de onderstaande klassen met een brutotonnenmaat van 300 of meer die een Belgische haven aandoen, moeten uitgerust zijn met een reisgegevensrecordersysteem dat voldoet aan de prestatienormen van IMO-resolutie A.861 (20) en aan de testnormen zoals vastgelegd in norm nr. 61996 van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) overeenkomstig het volgende tijdschema : a) passagiersschepen die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;b) ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk bij de eerste inspectie op of na op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;c) passagiersschepen, anders dan ro-ro-passagiersschepen, die zijn gebouwd vóór 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;d) schepen, anders dan passagiersschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die zijn gebouwd op of na 1 juli 2002 : uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.2. Schepen van de onderstaande klassen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, moeten wanneer zij een Belgische haven aandoen, zijn uitgerust met een reisgegevensrecordersysteem dat beantwoordt aan de desbetreffende geldende IMO-normen : a) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 20 000 of meer : uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of, bij ontstentenis van een besluit van de IMO, uiterlijk op 1 januari 2007;b) vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer maar minder dan 20 000 : uiterlijk op de door de IMO vastgestelde datum, of bij ontstentenis van een besluit van de IMO, uiterlijk op 1 januari 2008.3. Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor binnenlandse reizen in zeegebieden, anders dan die welke onder klasse A vallen zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement worden vrijgesteld van de eisen met betrekking tot de reisgegevensrecorder. III - VERKEERSBEGELEIDINGSSYSTEMEN Belgische schepen en schepen die op weg zijn naar een Belgische haven met een brutotonnenmaat van 300 of meer die het gebied binnenvaren waar een verkeersbegeleidingssysteem wordt toegepast dat door een of meer staten, waarvan ten minste één, een lid-Staat van de Europese Unie is, wordt geëxploiteerd, buiten de Belgische territoriale wateren, voldoen aan de regels van dat verkeersbegeleidingssysteem overeenkomstig de richtsnoeren van de IMO. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 62.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 63.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Vice-Eerste Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De vice-eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^