gepubliceerd op 22 februari 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de verdelingswijze van de administratiekosten onder de landsbonden
4 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de verdelingswijze van de administratiekosten onder de landsbonden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 195, § 1, 2°, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 maart 1997 en gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 18 september 1996;
Gelet op het advies van de Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 18 september 2000;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 4 september 2000;
Gelet op het advies 31.708/1 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2001;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De administratiekosten van de vijf landsbonden bedoeld in artikel 195, § 1, 2°, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden verdeeld over deze landsbonden naar rato van hun theoretisch ledental.
Art. 2.Het theoretisch ledental wordt berekend uitgaande van de som van drie groepen van gerechtigden. De eerste groep bestaat uit het aantal primaire uitkeringsgerechtigden, de tweede groep uit het aantal minder-validen, niet beschermde personen en leden van de kloostergemeenschappen en de derde groep wordt bekomen na vermenigvuldiging van het aantal weduwen, invaliden, gepensioneerden en werklozen met een correctiefactor. Deze correctiefactor is het resultaat van een breuk, waarin de teller bestaat uit het aantal weduwen, 1,5 maal het aantal invaliden, het aantal gepensioneerden en 0,8 maal het aantal werklozen, en de noemer uit het aantal primaire uitkeringsgerechtigden.
Art. 3.Het aantal werklozen wordt bekomen door het gemiddeld aantal werkloosheidsdagen, vermeld op de bewijzen van werkloosheid van de drie laatste jaren gekend op 1 januari van het betrokken dienstjaar, te delen door 313.
Voor de andere gerechtigden wordt het gemiddeld ledental genomen op 30 juni van de drie jaren die het betrokken dienstjaar voorafgaan. Voor de administratiekosten van 1996 evenwel wordt het gemiddeld ledental op 31 december 1994 en 30 juni 1995 in aanmerking genomen en voor 1997 het gemiddeld ledental op 31 december 1994, 30 juni 1995 en 30 juni 1996.
Art. 4.Voor het vaststellen van het theoretisch ledental wordt het aldus berekend aantal gerechtigden vermenigvuldigd met : 0,0780 voor de eerste 50 000 gerechtigden; 0,0745 voor de tweede schijf van 350 000 gerechtigden; 0,0686 voor de derde schijf van 1 500 000 gerechtigden; 0,0570 voor het aantal gerechtigden boven 1 900 000.
Art. 5.Dit besluit is voor de eerste maal van toepassing op de rekeningen van het dienstjaar 1996.
Art. 6.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE