gepubliceerd op 30 april 2003
Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken
4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid op artikel 56;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken;
Overwegende dat bij het bepalen van tarieven voor kopiëren voor eigen gebruik rekening dient te worden gehouden met de technologische ontwikkeling en derhalve in etappes dient gewerkt te worden; dat deze technologische evolutie het mogelijk maakt dat bepaalde dragers en apparaten na verloop van tijd een reële markt vinden; dat de adviescommissie, zoals bedoeld in artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken, slechts na inachtneming van alle relevante gegevens tot een tariefvoorstel kan overgaan; dat de digitale videodrager (DVD) op het tijdstip van het advies van voormelde adviescommissie met betrekking tot de toepasselijke tarieven op de CD-R audio en de CD-R Data, net op de Belgische markt gelanceerd was; dat de besprekingen betreffende de DVD thans worden gevoerd binnen deze adviescommissie;
Overwegende dat het huidige besluit met betrekking tot de informatica-apparaten geen wijzigingen aanbrengt aan het bestaande 0 % tarief, vervat in artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken; dat het onderzoek van het statuut van deze apparatuur binnen de commissie zoals bedoeld in artikel 11 van voormeld koninklijk besluit van 28 maart 1996 wordt voortgezet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 mei 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 december 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 10 januari 2003 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 34.780/2 van de Raad van State, gegeven op 18 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken, wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.§ 1. De vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik wordt vastgesteld op : - 3 percent van de verkoopprijs aangerekend door de fabrikant, de intracommunautaire aankoper of de invoerder van de apparaten waarmee de beschermde werken kunnen worden gereproduceerd; - 0,1 euro per uur op analoge geluidsdragers; - 0,1 euro per uur op analoge audiovisuele dragers; - 0,23 euro per uur op uitsluitend numerieke geluidsdragers die specifiek bestemd zijn voor de reproductie van geluidswerken; - 0,12 euro per eenheid op de numerieke dragers van het type Compact Disc, schrijfbaar of herschrijfbaar, tot 700 Megabyte. § 2. Voor apparaten die geïntegreerde systemen vormen, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 1,5 percent van de verkoopprijs aangerekend door de fabrikant, de intracommunautaire aankoper of de invoerder van die apparaten. § 3. De vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik betreffende informatica-apparatuur die kan worden aangewend voor de reproductie van geluidswerken en audiovisuele werken, wordt vastgesteld op 0 percent van de verkoopprijs aangerekend door de fabrikant, de intracommunautaire aankoper of de invoerder van die dragers of apparaten. § 4. Ingeval het in de handel brengen op het nationale grondgebied van één of meer apparaten geschiedt ter uitvoering van een overeenkomst die voorziet in periodieke betalingen, wordt de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik vastgesteld op 3 percent van het bedrag dat aan de verkoopprijs gelijk zou zijn voor die apparaten indien het in de handel brengen op het nationale grondgebied plaatsvindt ter uitvoering van een verkoopovereenkomst wanneer de prijs is betaald zonder uitstel, of op 1,5 percent van dat bedrag indien het gaat om een geïntegreerd systeem. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2003.
Art. 3.Onze minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE