gepubliceerd op 03 juli 2001
Koninklijk besluit tot financiering van de inschakeling van werkzoekenden naar startbanen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiëring van het begeleidingsplan
4 APRIL 2001. - Koninklijk besluit tot financiering van de inschakeling van werkzoekenden naar startbanen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiëring van het begeleidingsplan (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op Hoofdstuk III, afdeling VII, artikel 122, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001, artikel 48;
Gelet op de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, inzonderheid op Hoofdstuk VIII, Afdeling 1, onderafdeling 1, artikelen 23 en 28;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar startbanen;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het begeleidingsplan, inzonderheid op de artikelen 15 en 21;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 maart 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 26 januari 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de bevoegde organismen die het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 hebben uitgevoerd, de uitgaven moeten terugbetaald krijgen die zij deden overeenkomstig het samenwerkingsakkoord.
Anderzijds kon dit ontwerp van koninklijk financieringsbesluit slechts uitgevoerd worden na de stemming door het Parlement van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen.
Artikel 48 van deze wet voorziet inderdaad : « Vanaf 1 januari 2000 en tot 31 december 2000, wordt de inschakelingsovereenkomst, bedoeld in Titel I van het Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de inschakeling van werkzoekenden naar startbanen, gelijkgesteld aan een individueel begeleidingsplan bedoeld in § 1. » Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 februari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat het noodzakelijk is, onverwijld, de nodige maatregelen te treffen met betrekking tot de financiering van de instellingen belast met de uitvoering van het inschakelingsparcours voor 2000;
Overwegende dat het voornoemde inschakelingsparcours de mogelijkheid kan geven aan de jongere om in dienst te treden met een startbaanovereenkomst, bedoeld in de wet van 24 december 1999, inzonderheid Hoofdstuk VIII, artikel 23;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en op advies van Onze in Raad Vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° Het Samenwerkingsakkoord : het Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de inschakeling van werkzoekenden naar de startbanen;2° het inschakelingsparcours : het inschakelingsparcours bedoeld in Titel I van het Samenwerkingsakkoord;3° de module : de modules bedoeld in artikel 8 van het Samenwerkingsakkoord;4° het Evaluatiecomité : het Comité bedoeld in artikel 24 van het Samenwerkingsakkoord;5° de wet : de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op Hoofdstuk III, Afdeling VII, artikel 122;6° de Minister : de Minister van Werkgelegenheid;7° de bijdragen : de bijdragen bedoeld in artikel 122 van de wet;8° de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging : de Directie Inschakeling in het arbeidsproces van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; 9° de R.V.A. : de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; 10° de V.D.A.B. : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding; 11° de FOREm : "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi"; 12° de B.G.D.A. : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling; 13° het I.B.F.F.P. : "l'Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle"; 14° de Arbeitsamt : de Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft.
Art. 2.Dit besluit bepaalt de nadere regels voor de aanwending en de verdeling van de opbrengst van de bijdragen aan de openbare instellingen belast met de arbeidsbemiddeling en aan de openbare instellingen belast met de beroepsopleiding. HOOFDSTUK II. - Aanwending en verdeling van de financiële middelen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3.De Minister verdeelt volgens de bijzondere regels voorzien in dit hoofdstuk, per kwartaal, de opbrengst van de bijdragen tussen de V.D.A.B., de FOREm, de B.G.D.A., het I.B.F.F.P. en de Arbeitsamt.
De uitbetalingen komen op jaarbasis overeen met de volgende bedragen : - maximum 423,623 miljoen BEF als kosten voor het inschakelingsparcours en kosten voor modules voor de V.D.A.B.; - maximum 412,423 miljoen BEF als kosten voor het inschakelingsparcours en kosten voor modules voor de FOREm; - maximum 12,649 miljoen BEF als kosten voor het inschakelingsparcours en kosten voor modules voor de Arbeitsamt; - maximum 84,600 miljoen BEF als kosten voor het inschakelingsparcours en kosten voor modules voor de B.G.D.A.; - maximum 66,705 miljoen BEF als begeleidingskosten voor de I.B.F.F.P. Indien de opbrengst van de per kwartaal geïnde bijdragen lager is dan de bedragen die nodig zijn voor de per kwartaal overeengekomen uitbetalingen, worden de uitbetalingen proportioneel verminderd ten belope van het tekort. Het overblijvende saldo wordt toegevoegd aan de uitbetalingen van de volgende kwartalen.
Art. 4.§ 1. De Minister verdeelt volgens de bijzondere regels voorzien in dit hoofdstuk, per kwartaal, de middelen die bepaald zijn in Hoofdstuk III, afdeling VII, artikel 122 van de wet en voorzien zijn voor de federale diensten belast met het toezicht, de opvolging en de omkadering van het inschakelingsparcours voor werklozen. § 2. De uitbetalingen komen op jaarbasis overeen met de volgende bedragen : - maximum 5 miljoen BEF voor de openbare dienst belast met de controle en de opvolging van het inschakelingsparcours; - maximum 155 miljoen BEF voor de opvolgingskosten van het inschakelingsparcours van de R.V.A.. Afdeling 2. - Kosten betreffende het inschakelingsparcours
Art. 5.Voor de toepassing van deze afdeling moet verstaan worden onder begeleiding : de begeleiding bedoeld in Titel I, Hoofdstuk II van het Samenwerkingsakkoord.
Art. 6.§ 1. Aan de V.D.A.B., de FOREm, de B.G.D.A. en de Arbeitsamt wordt een bedrag van 10 000 BEF toegekend per jongere die : - hetzij een inschakelingsparcours gevolgd heeft die aanleiding gegeven heeft tot een evaluatie; - hetzij dit inschakelingsparcours onderbroken heeft; en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde gewestelijke dienst aan de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging. § 2. Het totaal toegekend jaarbedrag ligt per Gemeenschap en per Gewest binnen de grenzen van de begroting bedoeld in artikel 3 van dit besluit. Afdeling 3. - Kosten betreffende de modules
Art. 7.Voor de toepassing van deze afdeling moet verstaan worden onder modules, de modules bedoeld in artikel 8 van het Samenwerkingsakkoord.
Art. 8.§ 1. Aan de V.D.A.B., de FOREm, de B.G.D.A., het I.B.F.F.P. en de Arbeitsamt wordt een bedrag van 150 BEF per uur voor elke actie bedoeld in artikel 7 van dit besluit toegekend en per jongere die : - hetzij een module gevolgd heeft die aanleiding gegeven heeft tot een evaluatie; - hetzij deze module onderbroken heeft; en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde gewestelijke diensten aan de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging. § 2. Het totaal toegekend jaarbedrag per jongere bedoeld in § 1 van dit besluit is 90 000 BEF. § 3. Het totaal toegekend jaarbedrag per Gemeenschap en Gewest is binnen de grenzen van de begroting bedoeld in artikel 3 van dit besluit. Afdeling 4. - Toewijzing van de budgettaire marges
Art. 9.Voor de toepassing van deze afdeling moet verstaan worden onder werklozen zoals bedoeld in artikel 17 van het Samenwerkingsakkoord.
Art. 10.§ 1. Indien er een budgettaire marge bestaat, binnen het kader van de verdeling voorzien in Hoofdstuk II, afdeling 2 van dit besluit, en indien alle jongeren bedoeld in Hoofdstuk II, afdeling 2 en 3 van dit besluit uitgenodigd werden te genieten van een inschakelingsparcours volgens de voorziene bepalingen, kunnen deze marges toegewezen worden aan de financiering van een begeleiding zoals voorzien in de artikelen 5 tot 7 van het Samenwerkingsakkoord. § 2. Aan de V.D.A.B., aan de FOREm en aan de B.G.D.A. wordt een bedrag toegekend van 10 000 BEF per werkloze die : - hetzij een inschakelingsparcours gevolgd heeft die aanleiding gegeven heeft tot een evaluatie; - hetzij het inschakelingsparcours onderbroken heeft; en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde gewestelijke dienst aan de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging. § 3. Het totaal toegekend jaarbedrag per Gemeenschap en Gewest is binnen de grenzen van de begroting bedoeld in artikel 3 van dit besluit en na aftrek van het bedrag dat werd aangewend voor actie bedoeld in Hoofdstuk II, afdelingen 2 en 3 van dit besluit voor de instellingen bedoeld in § 2.
Art. 11.§ 1. Indien er budgettaire marges bestaan, binnen het kader van de verdeling voorzien in Hoofdstuk II, afdeling 2 van dit besluit, en indien alle jongeren bedoeld in Hoofdstuk II, afdeling 2 en 3 van dit besluit uitgenodigd werden te genieten van een inschakelingsparcours volgens de voorziene bepalingen, kunnen deze marges toegewezen worden aan de financiering van een begeleiding zoals voorzien in de artikelen 8 tot 9 van het Samenwerkingsakkoord. § 2. Aan de V.D.A.B., de FOREm, de B.G.D.A., het I.B.F.F.P. en de Arbeitsamt wordt een bedrag van 150 BEF per uur voor elke actie bedoeld in artikel 7 van dit besluit toegekend en per jongere die : - hetzij een module gevolgd heeft die aanleiding gegeven heeft tot een tewerkstelling; - hetzij de module onderbroken heeft; en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde dienst aan de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging. § 3. Het totaal toegekend jaarbedrag per jongere bedoeld in § 1 van dit besluit is 90 000 BEF. § 4. Het totaal toegekend jaarbedrag per Gemeenschap en Gewest is binnen de grenzen van de begroting bedoeld in artikel 3 van dit besluit en na aftrek van het bedrag dat werd aangewend voor acties bedoeld in Hoofdstuk II, afdelingen 2 en 3 van dit besluit voor de instellingen bedoeld in § 2. HOOFDSTUK III. - Betaling Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 12.§ 1. De acties die verbonden zijn aan het inschakelingsparcours worden enkel betaald wanneer zij beëindigd zijn en beantwoorden aan de voorwaarden zoals vastgelegd in dit besluit. § 2. De acties die betrekking hebben op het maximum voorziene jaarbedrag voor elke instelling in dit Hoofdstuk en die niet beëindigd zijn, zijn toe te voegen aan het maximum bedrag van het jaar tijdens hetwelke zij zijn begonnen en voor zover zij beantwoorden aan de door dit besluit vastgelegde voorwaarden. Afdeling 2. - Trimesteriële betalingen
Art. 13.§ 1. De betalingen gebeuren driemaandelijks door de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het inschakelingsparcours, op basis van een driemaandelijks dossier dat minstens samengesteld is uit verantwoordingsstukken en documenten zoals bedoeld in de artikelen 5, 7 et 9 van het Samenwerkingsakkoord. § 2. De Minister bepaalt wat moet verstaan worden onder verantwoordingsstukken en bepaalt eveneens de nadere voorwaarden en/of modaliteiten noodzakelijk voor de goede uitvoering van dit besluit. § 3. Het dossier moet bij de Minister worden ingediend uiterlijk op de laatste kalenderdag van de maand volgend op het betreffende kwartaal overeenkomstig de voorwaarden opgelegd door dit besluit of in uitvoering van dit besluit. § 4. De betalingen zullen geschieden binnen de drie maanden die volgen op de ontvangst van het dossier zoals bedoeld in § 3. § 5. De openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging kan indien nodig eveneens een kopie opvragen van de rapporten zoals bedoeld in artikel 5, 2° van het Samenwerkingsakkoord.
Art. 14.§ 1. Vóór de uitbetaling dient het Evaluatiecomité het volgende overzicht goed te keuren : a) een stand van zaken betreffende de uitvoering van de gegevenstransfer inzake de weigering van werk, het volgen van een module evenals de gevallen van onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt;b) het aantal gerealiseerde inschakelingsparcours die aanleiding gegeven hebben tot een tewerkstelling;c) het aantal modules die aanleiding gegeven hebben tot een tewerkstelling;d) het aantal inschakelingsparcours, het aantal modules die niet hebben geleid tot een tewerkstelling, op vraag van de jongere. § 2. Indien het Evaluatiecomité geen overzicht goedkeurde zoals voorzien in § 1, kan de Minister de bedragen voorzien in Hoofdstuk II, afzonderlijk toekennen.
Art. 15.§ 1. De R.V.A. maakt binnen de maand die volgt op het kwartaal waarop de uitgaven betrekking hebben, alle verantwoordingsstukken, inclusief schuldvorderingen inzake de verrichte uitgaven over aan de Minister. De schuldvorderingen moeten eveneens vermelden dat de bedoelde uitgaven enkel betrekking hebben op supplementaire activiteiten die duidelijk verbonden zijn aan het inschakelingsparcours en die door geen enkele andere maatregel werden gefinancierd. § 2. De Minister bepaalt wat moet verstaan worden onder verantwoordingsstukken en kan ook de nadere voorwaarden en/of modaliteiten bepalen noodzakelijk voor de goede uitvoering van dit besluit. § 3. Elke overschrijding van de door dit artikel of in uitvoering van dit artikel voorziene indieningstermijnen zal aanleiding geven tot een minstens evengrote overschrijding van de betalingstermijn. Afdeling 3. - Voorlopige stand van zaken
Art. 16.§ 1. Op het einde van het eerste jaar delen alle in dit besluit bedoelde diensten een stand van zaken mee. § 2. Deze stand van zaken omvat voor elk trimester de uitgaven die in het kader van dit besluit gedaan werden voor wat betreft : - de reële verschuldigde bedragen overeenkomstig de beëindigde acties; - de bedragen met betrekking op de lopende, niet-beëindigde acties die zijn toe te schrijven aan de maximum voorziene bedragen voor het jaar tijdens hetwelke zij begonnen zijn. § 3. Vanaf het moment dat het bedrag voorzien in § 2 voor één van de instellingen zoals voorzien in dit besluit, het maximum voorziene jaarbedrag dat hen werd toegewezen overeenkomstig het artikel 3, bereikt of overschrijdt, zijn de acties verbonden aan het inschakelingsparcours ter zijner laste. § 4. Wanneer vastgesteld wordt dat een instelling zoals voorzien in dit besluit het maximum toegewezen jaarbedrag heeft of zal bereiken, stelt de openbare dienst, belast met het toezicht en de opvolging van het inschakelingsparcours, hen hiervan op de hoogte.
Art. 17.§ 1. Op het einde van het tweede trimester en op het einde van het jaar, deelt elke instelling die wordt voorzien in dit besluit een stand van zaken mee. § 2. Deze stand van zaken omvat voor elk trimester de uitgaven die in het kader van dit besluit gedaan werden voor wat betreft : - de reële verschuldigde bedragen overeenkomstig de beëindigde acties; - de bedragen met betrekking op de lopende, niet-beëindigde acties die zijn toe te schrijven aan de maximum voorziene bedragen voor het jaar tijdens hetwelke zij begonnen zijn. Afdeling 4. - Eindafrekening
Art. 18.§ 1. Ten laatste op het einde van het derde trimester wordt er overgegaan tot een volledige afrekening. § 2. Voor deze eindafrekening zal elke instelling aan de openbare dienst belast met de controle en de opvolging van het inschakelingsparcours het volgende overmaken : een volledige stand van zaken van de uitgaven die per trimester de uitgaven voor de beëindigde acties weergeven in het kader van dit besluit : 1. voor het inschakelingsparcours : - degenen die verwezenlijkt zijn of die al dan niet geleid hebben tot een tewerkstelling en betaald zijn volgens de modaliteiten voorzien in artikel 6 van dit besluit; - degenen die verbroken zijn ten gevolge van een tewerkstelling en betaald zijn volgens de modaliteiten voorzien in artikel 6 van dit besluit; - degenen die verbroken zijn op aanvraag van de jongere en betaald zijn volgens de modaliteiten voorzien in artikel 6 van dit besluit; 2. voor de modules : - degenen die verwezenlijkt zijn en die geleid hebben tot een tewerkstelling, degenen die niet geleid hebben tot een tewerkstelling en die betaald zijn volgens de voorwaarden voorzien in artikel 8, van dit besluit; - degenen die verbroken werden ten gevolge van een tewerkstelling en die betaald zijn volgens de voorwaarden voorzien in artikel 8 van dit besluit; - degenen die onderbroken zijn op vraag van de jongere en die betaald zijn volgens de voorwaarden voorzien in artikel 8 van dit besluit; 3. de verantwoordingsstukken voorzien in de artikelen 13 en 14 van dit besluit die betrekking hebben op de resterende bedragen voor de acties die zijn beëindigd of zullen beëindigd worden. Afdeling 5. - Intresten
Art. 19.De instellingen, bedoeld in artikel 3, kunnen intresten aanrekenen, berekend tegen de wettelijke rentevoet indien de verschuldigde bedragen in toepassing van dit besluit niet werden toegekend binnen de termijnen voorzien in ditzelfde besluit. Er zijn evenwel geen intresten verschuldigd zolang alle voorwaarden opgelegd door dit besluit of in uitvoering van dit besluit niet werden vervuld. HOOFDSTUK IV. - Slot- en wijzigingsbepalingen
Art. 20.§ 1. In artikel 15 van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het begeleidingsplan wordt het tweede lid van § 2 opgeheven. § 2. In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd die luidt als volgt : « § 3. Het eenmalig voorschot voorzien in § 1 is eveneens terugvorderbaar op de verschuldigde bedragen die worden voorzien in het koninklijk besluit van ........ tot financiering van de inschakeling van werkzoekenden naar startbanen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het Begeleidingsplan. »
Art. 21.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 22.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 april 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999. Wet van 24 december 1999, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2000.
Wet van 2 januari 2001, Belgisch Staatsblad van 3 januari 2001;
Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000, Belgisch Staatsblad van 9 december 2000.