Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 oktober 2007
gepubliceerd op 23 oktober 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012591
pub.
23/10/2007
prom.
03/10/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 oktober 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007 Sectoraal akkoord 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82707/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen. § 2. In afwijking op § 1 zijn de artikelen 9, 10, 11, 26 en 27 van deze overeenkomst enkel toepasselijk op de bedienden waarvan de functie beantwoordt aan de criteria van één van de zes categorieën waarvan sprake in de functieclassificatie voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de invoering van de herziene en geactualiseerde functieclassificatie en de eraan gekoppelde weddeschaal. § 3. In afwijking op § 1 zijn enkel de bepalingen van de artikelen 2 tot en met 8 en van de artikelen 15 tot en met 25 van toepassing op de firma N.V. Celanese en op haar bedienden. HOOFDSTUK II. - Tewerkstellingsverbintenissen

Art. 2.De bepalingen inzake tewerkstelling, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 1983, verlengd en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 4 maart 1985, van 24 februari 1987, van 13 maart 1989, van 8 maart 1991, van 24 maart 1993, van 15 mei 1995, van 25 april 1997, van 2 april 1999, van 10 mei 2001, van 25 april 2003 en van 20 juni 2005 worden verlengd voor de jaren 2007 en 2008.

Art. 3.De hierboven vermelde verlenging van 2 jaren van de tewerkstellingsverbintenissen behelst volgende principes : a) De bediende die wordt afgedankt moet binnen de drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst door een bediende worden vervangen, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 1991;b) Er kan van voormeld principe worden afgeweken overeenkomstig de modaliteiten voorzien in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 1991. HOOFDSTUK III. - Tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking

Art. 4.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis d.d. 19 december 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77quater van 30 maart 2007, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 5 tot en met 8 overeengekomen.

Art. 5.In uitvoering van artikel 2, § 3 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de bedienden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Art. 6.In uitvoering van artikel 3, § 2 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het 1ste jaar gebeurt per periode van 12 maanden.

Art. 7.In uitvoering van artikel 6, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr.77bis wordt voor de bedienden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan bedienden die in ploegen werken.

Art. 8.In uitvoering van artikel 9, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt het recht op 1/5 loopbaanvermindering voor de bedienden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan bedienden die in ploegen werken. HOOFDSTUK IV. - Maaltijdcheques

Art. 9.De toekenning van de maaltijdcheques wordt geregeld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007 houdende toekenning van maaltijdcheques, rekening houdende met de bepalingen van artikel 10 hierna.

Art. 10.Vanaf 1 april 2007 worden aan de bedienden, bedoeld in artikel 1, § 2, maaltijdcheques toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Ondernemingen die beschikken over een bedrijfsrestaurant toegankelijk voor de bedienden bedoeld in artikel 1, § 2, en ondernemingen waar reeds maaltijdcheques toegekend worden aan de bedienden bedoeld in artikel 1, § 2, al of niet voor het maximale bedrag, dienen op ondernemingsvlak een gelijkwaardig voordeel toe te kennen, dat voor de onderneming kostenneutraal is ten aanzien van de sectorale regeling met betrekking tot maaltijdcheques, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007 houdende toekenning van maaltijdcheques. Deze regeling dient uiterlijk ingevoerd te worden op 30 september 2007, maar met uitwerking vanaf 1 april 2007.

Ondertekenende partijen bevelen deze ondernemingen aan om de beschikbare ruimte voor de maaltijdcheques maximaal in te vullen. HOOFDSTUK V. - Eenmalige premie

Art. 11.Aan de bedienden, bedoeld in artikel 1, § 2, die op 1 januari 2008 in dienst zijn, wordt samen met de maandwedde van de maand januari 2008 een éénmalige forfaitaire premie betaald van 70 EUR bruto.

Deze éénmalige forfaitaire premie wordt aan de deeltijds tewerkgestelde bedienden toegekend in verhouding tot hun arbeidsduur op 1 januari 2008. HOOFDSTUK VI. - Vorming en opleiding

Art. 12.De sector doet gedurende de jaren 2007 en 2008 een inspanning op het vlak van vorming en opleiding, die wordt gerealiseerd door een werkgeversbijdrage van 0,10 pct. berekend op het volledige loon van de bedienden zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, te storten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Aldus levert de sector een inspanning op het vlak van permanente vorming. Over de aanwending van deze 0,10 pct. bijdrage zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast doet de sector gedurende de jaren 2007 en 2008 een inspanning van 0,20 pct. berekend op het volledige loon van de bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Deze werkgeversbijdrage wordt eveneens gestort aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die vóór 1 juli 2007 zal neergelegd worden op de Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bijgevolg zal voor de jaren 2007 en 2008 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale werkgeversbijdrage van 0,30 pct. berekend op het volledige loon van de bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, geïnd worden voor vorming en opleiding.

De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" zullen in die zin worden aangepast.

Art. 13.COBOT-Bedienden blijft de motor van het opleidings- en vormingsgebeuren in de sector. De opleidingsprojecten die door COBOT-Bedienden worden uitgevoerd, worden voorafgaandelijk goedgekeurd in de schoot van de permanente werkgroep van COBOT-Bedienden.

Art. 14.Een paritaire werkgroep, opgericht in de schoot van COBOT-Bedienden zal onderzoeken op welke wijze de participatiegraad aan opleiding kan verhoogd worden, zonder bijkomende verplichtingen voor de werkgevers en/of bijkomende rechten voor de bedienden. HOOFDSTUK VII. - Conventioneel voltijds brugpensioen

Art. 15.Ondertekenende partijen verbinden zich ertoe met het oog op de uitvoering van hoofdstuk VII van deze collectieve arbeidsovereenkomst en voor zover de reglementering dit toelaat, de nodige afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot de verschillende stelsels van conventioneel brugpensioen die in de textielsector zullen toegepast worden.

Het betreft de volgende stelsels : - algemeen stelsel : 58 jaar en minimum 25 jaar beroepsverleden als loontrekkende in 2007; 60 jaar en respectievelijk minimum 30 jaar beroepsverleden als loontrekkende voor de mannen en minimum 26 jaar voor de vrouwen vanaf 2008 : collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2010 met betrekking tot de voorwaarden van solidarisering van het stelsel zoals bepaald in artikel 16 hierna; - specifiek stelsel lange loopbanen : 58 jaar en respectievelijk minimum 35 jaar beroepsverleden als loontrekkende voor de mannen en minimum 30 jaar voor de vrouwen vanaf 2008 : collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2009; - specifiek stelsel nacht : 56 jaar, minimum 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende waarvan minimum 20 jaar nachtarbeid : collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008; - specifiek interprofessioneel stelsel voor 40 jaar effectieve prestaties en op 14, 15 of 16 jaar RSZ-bijdragen betaald hebben : collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2009 met betrekking tot de voorwaarden van solidarisering van het stelsel zoals bepaald in artikel 16 hierna.

Art. 16.Voor de 4 stelsels, bedoeld in artikel 15 hiervoor geldt : - het behoud van de bestaande conventionele anciënniteitsvoorwaarden, zoals vermeld in artikel 15, littera b) van de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005; - de solidarisering van de aanvullende vergoeding en de bijzondere werkgeversbijdragen; voor de intreders vanaf 1 juli 2007 : rechtstreekse betaling van de aanvullende vergoeding en de bijzondere werkgeversbijdragen door de werkgever, die het bedrag van de aanvullende vergoeding, beperkt tot het bedrag berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad en de bijzondere werkgeversbijdragen, verschuldigd op het bedrag van de aanvullende vergoeding, berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, kan terugvorderen bij het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk"; de raad van beheer van het fonds bepaalt de modaliteiten van de terugvordering door de werkgevers en de terugbetaling door het fonds; - de doorbetaling van de aanvullende vergoeding bij werkhervatting, conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad; - de uitdrukkelijke vermelding in de collectieve arbeidsovereenkomsten van de berekening van de aanvullende vergoeding voor het voltijds brugpensioen op de voltijdse wedde na loopbaanvermindering, vermindering van de arbeidsprestaties en halftijds brugpensioen.

Art. 17.De regeling inzake overstap van het vervroegd (ondernemings-) brugpensioen naar het algemeen sectoraal stelsel brugpensioen wordt voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2010 verder gezet, evenwel met uitzondering van de minimumleeftijd waarop de overstap kan gebeuren, en die vanaf 1 juli 2007 vastgesteld wordt op 60 jaar.

Art. 18.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK VIII. - Conventioneel halftijds brugpensioen

Art. 19.Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers ingeval van halvering van de arbeidsprestaties. De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is 56 jaar.

Art. 20.§ 1. Aan de bedienden die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Het fonds betaalt eveneens de eventuele bijzondere werkgeversbijdragen. § 2. Aan de bedienden die in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2008 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding rechtstreeks uitbetaald door de werkgever, die het bedrag van de aanvullende vergoeding, beperkt tot het bedrag voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad, bij het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" kan terugvorderen. De werkgever kan eveneens de kost van de eventuele bijzondere werkgeversbijdragen bij het fonds terugvorderen.

De raad van beheer van het fonds bepaalt de modaliteiten van de terugvordering door de werkgevers en de terugbetaling door het fonds.

Art. 21.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK IX. - Het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 22.Met ingang van 1 januari 2007 wordt de werkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 14, littera c) van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk", verminderd met 0,30 pct. en aldus van 1,45 pct. op 1,15 pct. gebracht.

Art. 23.Met ingang van 1 januari 2007 wordt de werkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 14, littera c) van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk", geschorst gedurende 8 kwartalen ten belope van 0,15 pct..

Gelet op de vermindering bedoeld in artikel 22 hiervoor en de schorsing bedoeld in voorgaande alinea bedraagt de werkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 14, littera c) van de statuten van het fonds, gedurende de jaren 2007 en 2008, 1 pct..

Art. 24.Met ingang van 1 januari 2007 wordt de werkgeversbijdrage van 3,72 EUR per bediende en per jaar, bedoeld in artikel 16 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk", geschorst gedurende 8 kwartalen.

Art. 25.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk", worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK X. - Getrouwheid aan de onderneming

Art. 26.De bepalingen van artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de anciënniteitsdag(en) worden voor onbepaalde tijd verder gezet voor de bedienden, bedoeld in artikel 1, § 2. HOOFDSTUK XI. - Mobiliteit

Art. 27.De bediende, bedoeld in artikel 1, § 2, die zich ten aanzien van de werkgever in een schriftelijke verklaring engageert om gedurende een aaneengesloten periode van minstens drie maanden de woon-werkverplaatsing met de fiets te doen en ook daadwerkelijk minstens 50 pct. van de dagen van de betrokken maand de woon-werkverplaatsing met de fiets doet, heeft gedurende deze maand ten laste van de werkgever recht op een fietsvergoeding. Deze vergoeding bedraagt 0,15 EUR per kilometer reële afstand (zowel heen als terug) tussen de woonplaats en de werkplaats en is beperkt tot maximum 20 kilometer per dag. Deze fietsvergoeding kan voor de met de fiets afgelegde kilometers niet worden gecumuleerd met andere werkgeverstussenkomsten in het woon-werkverkeer. HOOFDSTUK XII. - Diversiteit

Art. 28.In aansluiting op de oproep die in het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 werd geformuleerd, bevelen de ondertekenende partijen de ondernemingen aan om in hun personeelsbeleid aandacht te hebben voor diversiteit. Zij bevelen de ondernemingen tevens aan om daarbij af te stemmen met en in te spelen op de initiatieven ter bevordering van de diversiteit en ter bestrijding van de discriminatie die door de respectievelijke overheden, met inbegrip van de Gewesten en Gemeenschappen, werden of worden genomen in overleg met de sociale partners. HOOFDSTUK XIII. - Sociale vrede

Art. 29.De ondertekenende partijen engageren zich de sociale vrede te respecteren gedurende de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2009. HOOFDSTUK XIV. - Eindbepalingen

Art. 30.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en is gesloten voor de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, met uitzondering van de : - artikelen 4 tot en met 10, 22 en 26 die voor onbepaalde duur gelden; - artikelen 15 tot en met 21 en 29 die gelden voor de erin vermelde specifieke duur.

Deze overeenkomst kan door elke partij opgezegd worden per aangetekend schrijven overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen, mits een opzeggingstermijn van tenminste zes maanden.

Art. 31.De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^