Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 november 2001
gepubliceerd op 15 november 2001

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels betreffende het aanvragen en de betaling van door de federale politie uitgevoerde uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001137
pub.
15/11/2001
prom.
03/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/03/2001001137/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels betreffende het aanvragen en de betaling van door de federale politie uitgevoerde uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 115, § 2;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 september 2001;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 18 oktober 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Dat het toenemend aantal drieste overvallen op waardetransporten, uitgevoerd op het grondgebied van de nationale luchthaven, hebben geleid tot grote sociale onrust; dat de sociale onrust van die aard is dat diverse luchtvaartmaatschappijen een embargo op de waardetransporten hebben afgekondigd; dat de Ministerraad op 19 juli 2001 beslist heeft dat er dringend bijkomende veiligheidsmaatregelen moeten genomen worden teneinde de veiligheid te waarborgen en de sociale rust te herstellen;

Dat de belangrijkste bijkomende veiligheidsmaatregel berust op artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 21 juni 2001 houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van het waardevervoer, dat verwijst naar artikel 115, § 2, van de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (bijzondere politiebescherming);

Dat artikel 115, § 2, nadere uitvoering door de Koning behoeft;

Dat de Koning immers de nadere regels betreffende de aanvragen en de betaling van deze prestaties, uitgevoerd door de federale politie dient te bepalen;

Dat dit koninklijk besluit dan ook bij uiterste hoogdringendheid dient genomen te worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Behoudens andersluidende specifieke bepalingen, richten de rechtspersonen hun verzoeken met betrekking tot de prestaties van uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie, bedoeld in artikel 115, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Zij vermelden daarbij de wettelijke grondslag van hun verzoek.

Dit verzoek kan betrekking hebben op eenmalige opdrachten of opdrachten van terugkerende aard.

Art. 2.Als de Minister van oordeel is dat hij het verzoek kan inwilligen, bepaalt hij, na advies van de commissaris-generaal van de federale politie, de aard en de omvang van het in te zetten personeel en materiaal.

Hij gelast de commissaris-generaal van de federale politie om in zijn naam en overeenkomstig zijn richtlijnen een ontwerp van overeenkomst op te stellen in overleg met de verzoekende rechtspersoon.

Art. 3.Het ter uitvoering van artikel 2 op te stellen ontwerp van overeenkomst omvat tenminste de volgende gegevens : 1° de beschrijving van de prestaties en de daarvoor benodigde mankracht;2° de beschrijving van de bij de facturering aan te rekenen kosten;3° de beschrijving van het materiaal en de onroerende goederen die in voorkomend geval worden aangewend bij de uitvoering van de prestaties;4° de duur van de overeenkomst en de opzeggingstermijn;5° de nadere regels inzake de betaling : periodiciteit, termijnen en betalingswijze.

Art. 4.Voor de facturering van de prestaties wordt onder meer met de volgende kosten rekening gehouden : 1° de personeelskosten : de wedden, toelagen en vergoedingen die verschuldigd zijn aan de personeelsleden van de federale politie die voor de uitvoering van de prestaties zijn ingezet;2° de beheerskosten gebonden aan de inzet van personeelsleden en het aanwenden van materiaal;3° de kosten van gebruik, verbruik en afschrijving van de roerende en onroerende goederen die de federale politie in het raam van de prestaties aanwendt. Wanneer de prestaties niet of niet volledig kunnen worden uitgevoerd om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de federale politie, worden de kosten bedoeld in het eerste lid, die werkelijk zijn gemaakt naar aanleiding van de voorbereiding van de prestaties, aangerekend.

Art. 5.Het in artikel 2 bedoelde ontwerp van overeenkomst wordt voor voorafgaand akkoord aan de Minister van Begroting voorgelegd. Na diens akkoord bepaalt de commissaris-generaal van de federale politie, met akkoord van de verzoekende rechtspersoon, het ogenblik van inwerkingtreding van de overeenkomst.

Art. 6.In geval van wanbetaling kan de Minister van Binnenlandse Zaken de uitvoering van de prestaties opschorten zolang de schulden niet vereffend zijn.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001.

Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit en inzonderheid met de bepaling van de tarieven die dienen aangerekend te worden per personeelslid en voor het gebruik van specifieke middelen.

Gegeven te Brussel, 3 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^