gepubliceerd op 07 juli 2001
Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van waardevervoer
21 JUNI 2001. - Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van waardevervoer
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997 en 9 juni 1999 inzonderheid op de artikelen 1, 2, § 1, 8, §§ 4 en 5, en 9;
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus, gewijzigd bij de wet van 2 april 2001, inzonderheid artikel 115, § 2;
Gelet op de opmerkingen die door de Europese Commissie zijn gemaakt met toepassing van richtlijn 98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EEG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998, inzonderheid op het artikel 9, 7°;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de hoogdringendheid die gemotiveerd is door het feit dat de wijziging van de regelgeving in hoofdorde beoogt de Minister van Binnenlandse Zaken een afdoende wettelijke basis te bieden om specifieke maatregelen te nemen teneinde de waardetransporten tijdens de nakende euro-omschakelingsoperatie optimaal te beveiligen en de veiligheid van de waardetransporten, uitgevoerd op het grondgebied van de luchthavens, te bevorderen;
Dat de recente overvallen op waardetransporten, uitgevoerd op het grondgebied van de nationale luchthaven, uitgewezen hebben dat er dringend bijzondere veiligheidsmaatregelen, aangepast aan de specifieke organisatie van de waardetransporten uitgevoerd op de tarmac van de luchthavens, moeten kunnen uitgevaardigd worden;
Dat de periode voorafgaand en tijdens de omwisseling van de euro een bijzonder veiligheidsrisico inhoudt, die noopt tot buitengewone veiligheidsmaatregelen teneinde de veiligheid van de waardetransporteurs en de bevolking te verzekeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, worden beschouwd als : 1° bewakingsagent : het personeel zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, belast met de uitvoering van de activiteit, bepaald in artikel 1, § 1, 3° van die wet;2° beveiligd vervoer : de activiteit bedoeld in artikel 1, § 1, 3° van de voornoemde wet;3° detailvervoer : het beveiligd vervoer tussen twee stoppunten, die niet beiden uitgerust zijn met een beveiligde zone;4° zonevervoer : het beveiligd vervoer tussen twee stoppunten, die beiden uitgerust zijn met een beveiligde zone;5° container : houder van waarden bestemd voor beveiligd vervoer;6° stoeprisico : het veiligheidsrisico waaraan bewakingsagenten tijdens de afstand tussen het voertuig en de beveiligde ruimte blootgesteld zijn, voor zover het beveiligd vervoer niet uitgevoerd wordt met een neutralisatiesysteem, beschreven in artikel 5;7° manipulatierisico : het veiligheidsrisico waaraan bewakingsagenten, voor zover zij de container dienen te openen teneinde waarden er in of uit te halen, blootgesteld zijn. HOOFDSTUK II. - Stoppunten
Art. 2.§ 1. Een stoppunt is de plaats van ophaling en/of van aflevering van waarden. § 2. Elk stoppunt dat een manipulatierisico inhoudt, moet uitgerust zijn met een beveiligde ruimte of een beveiligde zone.
Een beveiligde zone is een zone in een gebouw waartoe een voertuig voor het waardevervoer toegang heeft en waarin het op een beschermde wijze kan worden in- en/of uitgeladen.
Een beveiligde ruimte is een ruimte in een gebouw waarin de waarden op een beschermde wijze in of uit een container kunnen worden gehaald.
Een beveiligde ruimte of zone bestaan uit een afzonderlijk afgesloten lokaal of een lokaal dat zich bevindt in een afzonderlijk afgesloten deel van een gebouw. Dit lokaal of dit deel van een gebouw is gedurende de tijd dat de bewakingsagenten er toegang toe hebben niet publiek toegankelijk en is er op voorzien dat de manipulatiehandelingen door bewakingsagenten enkel buiten het zicht van het publiek kunnen gebeuren. De wanden, ramen en deuren ervan bestaan uit inbraakwerende materialen. § 3. De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de voorwaarden nader waaraan de beveiligde ruimtes en beveiligde zones moeten voldoen en de wijze waarop de beheerders van de stoppunten de naleving van de bepalingen, vervat in dit hoofdstuk, dienen aan te tonen.
Art. 3.§ 1. Een bewakingsagent krijgt slechts toegang tot de beveiligde ruimte of zone nadat de beheerder van het stoppunt of de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst waartoe de bewakingsagent behoort : 1° hem heeft geïdentificeerd;2° er zich heeft van vergewist dat de bewakingsagent op een veilige wijze de beveiligde ruimte of zone kan betreden, hetzij visueel door een persoon in de beveiligde ruimte of beveiligde zone, hetzij visueel via een systeem van telebewaking, hetzij via een andere door de Minister van Binnenlandse Zaken bepaalde wijze. § 2. De waarden mogen, met het oog op beveiligd vervoer, slechts uit de beveiligde ruimte verwijderd worden, indien zij geplaatst zijn in een container.
Ze kunnen, met het oog op beveiligd vervoer, slechts uit de beveiligde zone verwijderd worden, indien zij geplaatst zijn in een voertuig voor waardevervoer.
Art. 4.§ 1. De beheerders van de stoppunten treffen alle nodige maatregelen om de aanvang van de aflevering en/of de ophaling van de waarden tijdens de openingsuren van het stoppunt, mogelijk te maken binnen de tien minuten na de aankomst van het voertuig voor waardetransport.
Ze treffen deze maatregelen eveneens tussen de openingsuren van het stoppunt, begrepen tussen 12 tot 14 uur, zo het transport zich, ingevolge een onvoorziene tijdsafwijking, niet tijdens de openingsuren kan aanmelden. In dit geval verwittigt de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst die het transport verzekert, de beheerder van het stoppunt ten minste twintig minuten voor de voorziene sluiting van het stoppunt. § 2. De beheerders van de stoppunten treffen de nodige maatregelen om het stoeprisico tot een minimum te beperken en veiligheidrisico's in voor publiek toegankelijke plaatsen te voorkomen. § 3. De beheerders van de stoppunten verstrekken aan de bevoegde overheid, telkens als deze erom verzoekt, alle inlichtingen nuttig voor het garanderen van de maximale veiligheid. HOOFDSTUK III. - Neutralisatiesystemen
Art. 5.§ 1. Een neutralisatiesysteem bestaat uit een goedgekeurd technologisch systeem dat een beveiliging biedt tegen pogingen tot ongeoorloofd openen van de container doordat het systeem het beveiligd vervoer, tijdens de trajecten voorzien in § 2, voortdurend opvolgt en toelaat abnormale situaties op te sporen en, in voorkomend geval, de waarden te neutraliseren of onbruikbaar te maken. § 2. Een neutralisatiesysteem type A beveiligt de waarden over het gehele transporttraject, dit wil zeggen van stoppunt tot stoppunt.
Een neutralisatiesysteem type B beveiligt de waarden over de stoeptraject, dit wil zeggen op de afstand tussen het voertuig voor waardetransport en het stoppunt en omgekeerd.
Art. 6.§ 1. De container voor het beveiligd vervoer die deel uitmaakt van een neutralisatiesysteem, voldoet aan de voorwaarden van dit besluit. § 2. De container van een neutralisatiesysteem type A kan slechts geopend, gesloten en geprogrammeerd worden, in een beveiligde ruimte of een beveiligde zone.
De container van een neutralisatiesysteem type B kan slechts geopend, gesloten en geprogrammeerd worden, in een beveiligde ruimte, een beveiligde zone of een voertuig voor waardetransport. § 3. De container moet voorzien zijn van een besturingssysteem dat in staat is de onderrichtingen betreffende de toegangsvoorwaarden en de voorwaarden voor het waardevervoer op te slaan, de naleving van deze onderrichtingen na te gaan en, in geval van niet-naleving ervan, onmiddellijk een mechanisme in werking te stellen dat de waarden vernietigt of ongeschikt maakt voor gebruik. § 4. De onderrichtingen, bedoeld in § 3, moeten de container, steeds, beschermen tegen : 1° een poging tot openbreken;2° in geval van het neutralisatiesysteem type A, de container te openen buiten de beveiligde ruimtes of zones, bepaald in de geregistreerde onderrichtingen;3° in geval van het neutralisatiesysteem type B, de container te openen buiten de beveiligde ruimtes, zones of voertuig voor waardetransport, bepaald in de geregistreerde onderrichtingen;4° het blootstellen aan extreme voorwaarden die het buitenwerkingstellen of de beschadiging van de container, van het besturingssysteem of van haar mechanisme ter neutralisatie of markering van de waarden, kan veroorzaken;5° een ongeoorloofde overschrijding van de voor de aflevering van de waarden voorziene termijn. Het besturingssysteem voorziet in een vertragingsmechanisme, dat de bewakingsagent, indien dit noodzakelijk is, toelaat de termijn voor de aflevering van waarden met een bepaalde duur en een beperkt aantal keren te verlengen.
Buiten de beveiligde ruimte of de beveiligde zone, voor de beveiligingssystemen type A, en tevens buiten het voertuig voor waardevervoer, voor de beveiligingssystemen type B, mag de bewakingsagent in geen geval beschikken over middelen die hem de mogelijkheid zouden geven de registratie van de onderrichtingen, bedoeld in artikel 6, § 3 en § 4 en de verificatie door het systeem van de naleving van deze verrichtingen, te kunnen beïnvloeden, noch over middelen om de container, in welke omstandigheden dan ook, te openen.
Art. 7.§ 1. De beveiligingssystemen bedoeld in hoofdstuk III moeten voor hun eerste ingebruikname worden goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken na advies van de Commissie betreffende het waardevervoer. De goedkeuring wordt verleend voor een periode van drie jaar en kan voor gelijke termijnen vernieuwd worden. De goedkeuring kan het gebruik van het systeem aan specifieke voorwaarden onderwerpen. § 2. De Minister van Binnenlandse Zaken stelt de goedkeuringsprocedure, bedoeld in § 1, vast. HOOFDSTUK IV. - De categorieën beveiligd vervoer Titel I. - Beveiligd vervoer categorie 1
Art. 8.§ 1. Het beveiligd vervoer categorie 1 omvat het transport : 1° van waardepapieren die vatbaar zijn voor wettelijk verzet of andere veiligheidsmaatregelen die het onmogelijk maken ze te innen en die gedurende de tijd die nodig is om verzet te plegen niet in baar geld in een financiële instelling kunnen worden geïnd;2° van andere waarden dan deze, bedoeld in categorie 2, 3 of 4, gemengd met de waarden zoals bedoeld onder 1°. § 2. Het beveiligd vervoer categorie 1 wordt uitgevoerd : 1° met een bewakingsploeg bestaande uit minstens één bewakingsagent;2° met een voertuig voor waardetransport, dat voldoet aan de technische kenmerken van voertuigen categorie 1a. Titel II. - Het beveiligd vervoer categorie 2
Art. 9.§ 1. Het beveiligd vervoer categorie 2 omvat het transport van : 1° metaalgeld, edelstenen en edele metalen afzonderlijk of gemengd;2° gemengde waarden bestaande uit waarden, voorzien in 1° en/of met waarden voorzien in artikel 8, § 1, 1° en/of 2°;3° waarden die vervoerd worden met een neutralisatiesysteem type A. § 2. Het beveiligd vervoer type 2 wordt uitgevoerd : 1° met een bewakingsploeg bestaande uit minstens twee bewakingsagenten;2° met een voertuig voor waardetransport, dat voldoet aan de technische kenmerken van voertuigen categorie 2a indien het beveiligd vervoer betreft, zoals bedoeld in § 1, 1° en 2° en met een voertuig voor waardetransport, dat voldoet aan de technische kenmerken van voertuigen categorie 2b indien het beveiligd vervoer betreft, zoals bedoeld in § 1, 3°. In afwijking van het eerste lid, 1° van deze paragraaf gebeurt het transport, bedoeld in § 1, 3°, met drie bewakingsagenten gedurende een periode van zes maanden nadat de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst voor de eerste maal met een neutralisatiesysteem werkt.
Titel III. - Het beveiligd vervoer categorie 3
Art. 10.§ 1. Het beveiligd vervoer categorie 3 bestaat uit, voor zover per rit, de afstand van meer dan twintig kilometer langs wegen, buiten de agglomeraties en bestaande uit meer dan drie rijstroken, niet wordt overschreden, het detailvervoer, uitgevoerd zonder neutralisatiesysteem type A, van volgende waarden : 1° papiergeld en waardepapieren waarvoor geen wettelijk verzet zoals bepaald in artikel 8, § 1, 1°, mogelijk is;2° gemengde waarden, bestaande uit waarden voorzien in § 1, 1° en artikel 8, § 1, 1°. § 2. Het beveiligd vervoer categorie 3 wordt uitgevoerd : 1° met een bewakingsploeg bestaande uit minstens drie bewakingsagenten;2° volgens een patroon waarbij vanuit een beveiligde zone ritten worden samengesteld in lusvorm;3° door toepassing van een systeem van geplande variabiliteit, die als volgt wordt georganiseerd : a) per rit worden minstens drie variaties van deze rit samengesteld;b) iedere variatie houdt een combinatie in van specifieke reiswegen en een specifieke volgorde van stoppunten;c) de volgorde waarin de variaties worden uitgevoerd is van deze aard dat eenzelfde variatie achtereenvolgens maximaal tweemaal wordt benut;d) de bewakingsagenten, belast met de uitvoering van de rit worden slechts van de variatie op de hoogte gebracht maximum één uur voor de aanvang van de rit;4° met een voertuig voor waardetransport dat voldoet aan de technische kenmerken van de voertuigen categorie 3. § 3. Bij de uitoefening van het beveiligd vervoer categorie 3, is het verboden : 1° per bewakingsploeg en per dag meer dan 30 stoppunten te organiseren indien het beveiligd vervoer niet begeleid wordt met een escortevoertuig of meer dan 50 stoppunten te organiseren indien het beveiligd vervoer begeleid wordt met een escortevoertuig;2° met uitzondering van het beveiligd vervoer uitgevoerd met een neutralisatiesysteem type B, stoppunten te voorzien, waar de bewakingsagenten abnormaal lange stoepafstanden dienen te doorlopen; dit is het geval indien het voertuig voor waardetransport de onmiddellijke omgeving van de toegang van het stoppunt niet kan bereiken of indien de beveiligde ruimte zich niet in de onmiddellijke omgeving van de toegang van het stoppunt bevindt.
Titel V. - Het beveiligd vervoer categorie 4
Art. 11.§ 1. Het beveiligd vervoer categorie 4 omvat het zonevervoer van waarden zoals bedoeld in artikel 10, § 1, 1° en 2°, waarvan de beide stoppunten zich bevinden in dezelfde stad of agglomeratie. § 2. Het beveiligd vervoer categorie 4 wordt uitgevoerd met een bewakingsploeg bestaande uit minstens twee bewakingsagenten en voor het overige volgens de voorwaarden bepaald in artikel 10, § 2, 2°, 3°, 4°, § 3.
Titel VI. - Het beveiligd vervoer categorie 5
Art. 12.§ 1. Het beveiligd vervoer categorie 5 omvat : 1° het zonevervoer van waarden zoals bedoeld in artikel 10, § 1, 1° of 2°;2° het detailvervoer van waarden zoals bedoeld in artikel 10, § 1, 1° en 2°, voor zover per rit de afstand van meer dan twintig kilometer langs wegen buiten de agglomeraties en bestaande uit meer dan drie rijstroken, wordt overschreden. § 2. Het beveiligd vervoer categorie 5 wordt uitgevoerd : 1° ofwel met een voertuig voor waardevervoer, bemand door twee gewapende bewakingsagenten, en met twee escortewagens, telkens bemand door drie bewakingsagenten, voorzien van wapens, zoals bepaald in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 mei 1991 betreffende de wapens die gebruikt worden door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten;2° ofwel met een voertuig voor waardevervoer, bemand door twee bewakingsagenten, dat begeleid wordt door de federale politie. HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 13.Elk beveiligd vervoer, met uitzondering van het transport bedoeld in artikel 8, § 1, 1° van dit besluit, is verboden op geheel het Belgisch grondgebied tussen 22 uur en 6 uur.
Art. 14.Elk gemengd vervoer van waarden is verboden, met uitzondering van het gemengd vervoer voorzien in hoofdstuk IV van dit besluit.
Art. 15.De bewakingsagenten dragen een kogelvrije vest, indien zij een opdracht van beveiligd vervoer : 1° op een gewapende wijze uitvoeren;2° van het type 3, 4 of 5 uitvoeren.
Art. 16.De bewakingsagenten die zich in het transportvoertuig bevinden nemen, tijdens de verplaatsingen, plaats in de bestuurderscabine.
Art. 17.Bij het beveiligd vervoer categorie 2 en 3 en zo het stoppunt geen beveiligde zone omvat, evalueert een bewakingsagent voorafgaand aan het in- en uitladen, het stoeprisico.
Art. 18.De bijzondere meldingsplicht vanwege de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst aan de federale politie omvat het vertrek- en aankomstuur van de rit, de namen en adressen van de opeenvolgende stoppunten en het uur van aankomst aan deze stoppunten.
De melding, bedoeld in het eerste lid, geschiedt uiterlijk om 16 uur. : 1° de dag voor de dag waarop elke rit wordt uitgevoerd voor het beveiligd transport categorie 3;2° de derde dag voor de dag waarop elke rit wordt uitgevoerd voor het beveiligd transport categorie 5;3° de dag voor de dag waarop een rit voor de eerste maal wordt uitgevoerd voor het ander dan in punt 1° en 2° bedoelde beveiligd transport. In geval van beveiligd transport categorie 3 en 4 meldt de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst elke gebeurtenis die een tijdsafwijking kan opleveren van minstens dertig minuten ten opzichte van de laatst gemelde planning, zonder verwijl aan de federale politie.
Art. 19.§ 1. De Minister van Binnenlandse Zaken kan : 1° om redenen van openbare orde bepalen dat bepaalde categorieën van beveiligd vervoer of het vervoer van bepaalde waarden voor het gehele grondgebied of voor geografisch beperkte plaatsen, aan strengere veiligheidsvoorschriften wordt onderworpen dan hetgeen voorzien is in hoofdstuk IV van dit besluit;2° gezien de bijzondere omstandigheden waarbij het beveiligd vervoer moet worden uitgevoerd of de specifieke aard van een stoppunt, voor geografisch beperkte plaatsen of een beperkte periode specifieke voorwaarden bepalen die afwijken van de bepalingen van dit besluit;3° op voorstel van de federale politie, de nadere detailregeling goedkeuren waarop de meldingsplicht, zoals bepaald in dit besluit, geschiedt. § 2. Tenzij de Minister van Binnenlandse Zaken anders beslist, geschiedt het politietoezicht en de politiebegeleiding bij het beveiligd waardevervoer op aanvraag van de rechtspersonen, vergund als bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst. Dit toezicht wordt beschouwd als een uitzonderlijke taak van bestuurlijke politie zoals bedoeld in artikel 115, § 2 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en het wordt uitgevoerd voor zover de organisatie van de dienst het toelaat.
De Minister van Binnenlandse Zaken kan, op voorstel van de federale politie, de wijze bepalen waarop de politiebegeleiding bij het beveiligd vervoer verloopt. HOOFDSTUK VI. - Commissie beveiligd vervoer
Art. 20.De "Commissie beveiligd vervoer" brengt advies uit aan de Minister van Binnenlandse Zaken met betrekking tot : 1° de regelgeving inzake beveiligd vervoer, de toepassing ervan alsmede alle aangelegenheden inzake de veiligheid bij het beveiligd vervoer, met inbegrip de evolutie van de risico's;2° de regelgeving in uitvoering van artikel 8, § 4 van voornoemde wet en de goedkeuring van voertuigen voor waardetransport.
Art. 21.§ 1. Deze commissie, voorgezeten door de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, wordt samengesteld als volgt : - 2 vertegenwoordigers van de Algemene Rijkspolitie, waaronder de voorzitter; - 1 vertegenwoordiger van de federale politie; - 1 vertegenwoordiger van de lokale politie; - 1 vertegenwoordiger van de Nationale Bank; - 1 vertegenwoordiger van de Belgische Vereniging der Banken; - 1 vertegenwoordiger van de Belgische Federatie van de Distributieondernemingen; - 2 vertegenwoordigers van de Vereniging van Bewakingsondernemingen.
Voor elke vertegenwoordiger wordt een plaatsvervanger aangewezen. § 2. Zo zij zetelt in uitvoering van artikel 20, 1° van dit besluit, wordt de Commissie aangevuld met twee vertegenwoordigers van de werknemers uit de bewakingssector.
Zo zij zetelt in uitvoering van artikel 7, § 1 van dit besluit, wordt de Commissie aangevuld met een vertegenwoordiger van de Nationale Vereniging voor de Beveiliging tegen Brand en Binnendringing v.z.w.
Zo zij vergadert in uitvoering van artikel 20, 2° van dit besluit, zetelt de Commissie zonder de vertegenwoordiger van de Belgische Vereniging der Banken en van de vertegenwoordiger van de Belgische Federatie van de Distributieondernemingen en wordt zij aangevuld met : - een deskundige in veiligheidstransporten; - een vertegenwoordiger van het Belgisch Instituut voor Normalisatie; - een vertegenwoordiger van het Nationaal Instituut van Criminalistiek en Criminologie van het Ministerie van Justitie. HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 22.Het koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van het waardevervoer wordt opgeheven.
Art. 23.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van artikel 2, § 3, dat in werking treedt op 1 maart 2002, en van artikel 10, § 3, 2°, dat in werking treedt op 1 januari 2002.
Art. 24.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 juni 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE