Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2007
gepubliceerd op 13 juni 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien
numac
2007003311
pub.
13/06/2007
prom.
03/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/03/2007003311/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, inzonderheid op artikel 14quinquies, ingevoegd bij de programmawet van 27 april 2007;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2007;

Gelet op het advies 43.030/2 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2007 bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, gewijzigd bij de wet van 8 september 1997 en vervangen bij de wet van 2 april 2003;

Gelet op de hoogdringendheid, verantwoord doordat de goede werking van het preventief anti-witwasstelsel ernstig nadeel zou kunnen ondervinden indien de instellingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 niet snel over een lijst beschikken van indicatoren van ernstige en georganiseerde fiscale fraude die aan de basis kan liggen van verdachte verrichtingen inzake witwassen, dat zijn toepassing zal leiden tot meer rechtszekerheid, maar tevens tot een toename van het aantal meldingen aan de Cel voor financiële informatieverwerking;

Gelet op de hoogdringendheid, verantwoord doordat de mededeling van informatie aan de Minister van Financiën betreffende de geviseerde fraude zich geenszins beperkt tot de « BTW-carrousels » maar ook kan worden gerelateerd aan typologieën zoals frauduleuze kasgeldvennootschapsconstructies, frauduleus gebruik van patrimoniumvennootschappen of buitenlandse rechtspersonen, constructies inzake douane en accijnzen in fraudegevoelige sectoren en facturenzwendel;

Gelet op de hoogdringendheid, verantwoord doordat de Ministerraad van 18 maart 2007 besliste dat de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in 2007 34 miljoen EUR inkomsten dient op te leveren;

Overwegende dat de instellingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme krachtens artikel 14quinquies van deze wet gehouden zijn onmiddellijk de Cel voor financiële informatieverwerking in te lichten van elk feit of elke verrichting waarvan ze weten of vermoeden dat het verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend, inclusief van zodra zij minstens één van de indicatoren opsporen die de Koning bij koninklijk besluit vastlegt;

Overwegende dat het aangewezen is de preventieve aanpak ter opsporing van een ernstige en georganiseerde fiscale fraude die aan de basis ligt van de verdachte verrichtingen te vervolledigen, door het gebruik van een lijst van indicatoren die toelaat relevante verrichtingen terzake beter aan te duiden;

Gelet inderdaad op de moeilijkheid om de gevallen van ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend af te lijnen, is het opstellen van een lijst met indicatoren van die aard de instellingen en personen vermeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 bij hun analyse te helpen wanneer zij het bestaan van een ernstige en georganiseerde fiscale fraude vermoeden aan de basis van verdachte verrichtingen inzake witwassen;

Overwegende dat het rechtstreekse doel dat door deze maatregel wordt nagestreefd in hoofdzaak betrekking heeft op de omkadering van de uitvoering van de verplichtingen opgelegd aan de melders door hen toe te laten te verwijzen naar een lijst met indicatoren die de weergave is van verschillende situaties uit de praktijk waarmee de instellingen en personen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 worden geconfronteerd;

Overwegende dat het noch denkbaar noch wenselijk is deze indicatoren te beperkend te definiëren en dit opdat ze precies de verschillende hypotheses kunnen dekken waarmee de melders kunnen worden geconfronteerd en dus belangrijke verrichtingen en feiten inzake het witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude kunnen onderscheiden en beogen;

Overwegende dat de aanwezigheid van één van de indicatoren in deze context de instellingen en personen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 ertoe verplicht een melding te verrichten aan de Cel voor financiële informatieverwerking;

Overwegende dat het opstellen van zo'n lijst dus dringend en noodzakelijk is voor de goede werking van het preventief antiwitwasstelsel;

Overwegende dat de aldus gedefinieerde indicatoren de twee weerhouden criteria zullen moeten verduidelijken die de fiscale fraude kenmerken wanneer ze beschouwd wordt als een onderliggend misdrijf voor witwassen in de zin van de wet van 11 januari 1993;

Overwegende dat het eerste criterium slaat op het ernstig karakter van de fraude, d.i. vooral de aanmaak en/of het gebruik van valse stukken, alsook het hoge bedrag van de verrichting en het abnormaal karakter van dit bedrag gelet op de activiteiten of het vermogen van de cliënt;

Overwegende dat het tweede criterium slaat op de organisatie van de fraude waarbij een constructie wordt gebruikt met opeenvolgende verrichtingen en/of de tussenkomst van één of meerdere tussenpersonen en waarbij hetzij procédés van internationale omvang, hetzij ingewikkelde simulatie- of verhullingsmechanismen met vennootschapstructuren of juridische constructies worden aangewend;

Overwegende dat de indicatoren bedoeld in artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 elke twee jaar worden geëvalueerd in overleg met de Cel voor financiële informatieverwerking, de Commissie voor het Bank-, Financie en Assurantiewezen en de Belgische federatie van de financiële sector.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « wet » : de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

Art. 2.De in artikel 14quinquies van de wet bedoelde indicatoren zijn de volgende : 1° de tussenkomst van opgerichte of overgenomen schermvennootschappen met maatschappelijke zetel in een fiscaal paradijs of offshorecentrum of op het privé-adres van een stroman, of die atypische verrichtingen uitvoeren gelet op hun maatschappelijk doel, of die een onzeker of incoherent maatschappelijk doel hebben;2° het gebruik van vennootschappen waarin kort voor het uitvoeren van de verdachte financiële verrichtingen verscheidene statutaire wijzigingen zijn opgetreden zoals het aanduiden van een nieuwe bestuurder, de wijziging van de maatschappelijke benaming, de uitbreiding of wijziging van het maatschappelijk doel of de verplaatsing van de maatschappelijke zetel;3° de tussenkomst van tussenpersonen (stromannen) die optreden voor rekening van vennootschappen betrokken bij de financiële verrichtingen;4° het uitvoeren van financiële verrichtingen die verdacht of atypisch zijn gelet op de gewoonlijke uitoefening van de activiteiten van de onderneming, in sectoren die zeer concurrentieel zijn of bijzonder gevoelig voor BTW-carrousel fraude, zoals bijvoorbeeld de sectoren voor computerapparatuur, voertuigen, telefonie (GSMs), textiel, hi-fi, video en electronica;5° de zeer forse stijging in een korte tijdspanne van de omzet op recent geopende bankrekening(en) die tot dan toe weinig of niet gebruikt werden, door een exponentiële toename van het aantal verrichtingen en hun omvang;6° de vaststelling van onregelmatigheden in de facturen die worden voorgelegd ter rechtvaardiging van de financiële verrichtingen, zoals het ontbreken van een BTW-nummer, nummer van een financiële rekening, factuurnummer, adres of data of wanneer deze gegevens niet kunnen worden verstrekt;7° het gebruik van doorsluisrekeningen en de opeenvolging van meerdere verrichtingen, waaronder desgevallend zelfs beperkte opnames in contanten (afhouden van commissies), voor een omvangrijk totaal bedrag, terwijl er vaak nauwelijks enig positief saldo op de rekeningen staat;8° het gebruik van tussenrekeningen of rekeningen van titularissen van niet-financiële beroepen als doorsluisrekening waardoor de identificatie van de werkelijke economische begunstigde en van de banden tussen de oorsprong en de bestemming van de fondsen wordt bemoeilijkt.Dit gebruik kan ook worden gekenmerkt door het aanwenden van complexe vennootschapstructuren en juridische en financiële constructies die de beheers- en bestuurmechanismen weinig transparant maken; 9° de internationale dimensie van de financiële verrichtingen waardoor hun economische en financiële rechtvaardiging moeilijk kan worden begrepen daar ze zich meestal beperken tot het louter transiteren van fondsen die uit het buitenland komen en er weer naar vertrekken;10° de weigering van de cliënt of zijn onmogelijkheid om onderliggende stukken voor te leggen aangaande de herkomst van de ontvangen fondsen of voorgehouden grondslag van de betaling;11° het organiseren van insolvabiliteit door de snelle verkoop van activa aan verbonden natuurlijke of rechtspersonen of aan niet-marktconforme voorwaarden;12° het gebruik van back-to-back leningen die erin bestaan fondsen naar het buitenland te transfereren voor een kredietaanvraag bij een bankinstelling in dat land waarbij de fondsen als garantie in bewaring worden gegeven om de geleende fondsen daarna naar het land van oorsprong te repatriëren, waardoor het proces wordt voltooid daar de vennootschap in werkelijkheid aan zichzelf leent;13° de betaling van commissielonen aan buitenlandse vennootschappen zonder commerciële activiteit evenals de storting of overschrijving naar België vanuit dergelijke vennootschappen.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.

Art. 4.Onze minister bevoegd voor Financiën en Onze minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit Besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en minister van Financiën, D. REYNDERS De Staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de Fiscale Fraude, H. JAMAR

^