gepubliceerd op 30 juni 1999
Koninklijk besluit houdende het organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking
3 JUNI 1999. - Koninklijk besluit houdende het organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, lid 2, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 1954 houdende organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 oktober 1965, 18 april 1967, 24 augustus 1971, 1 maart 1984, 15 maart 1985, 18 februari 1986, 29 april 1996, 8 september 1997, 27 oktober 1998, 4 februari 1999 en 28 februari 1999;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 28 januari 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 4 februari 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 4 februari 1999;
Gelet op de protocollen nrs. 86/4 van 9 maart 1999 en 91/2 van 27 mei 1999 waarin de conclusies van de onderhandelingen binnen het Sectorcomité I worden vermeld;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door, enerzijds, de wet tot oprichting van de Belgische Technische Coöperatie die aan deze exclusief de uitvoering van bepaalde taken van openbare dienst op het vlak van de directe bilaterale samenwerking toekent en, anderzijds, de Algemene Samenwerkingsakkoorden en de Bijzondere Vergelijken tussen de Belgische Staat en de partnerlanden, partners van Belgische Directe Bilaterale Samenwerking, die bepalen dat de uitvoering van deze taken wordt toevertrouwd aan het Algemeen Bestuur van de Ontwikkelingssamenwerking, en dat het dus past dat deze partnerlanden binnen de kortst mogelijke termijn op de hoogte kunnen worden gebracht van de modaliteiten dewelke de continuïteit van de verwezenlijking van de prestaties inzake de ontwikkelingssamenwerking dienen te garanderen, alsmede de omstandigheid dat elk verder uitstel met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de wetten en besluiten tot herinrichting van de Belgische Internationale Samenwerking middels, aanleiding kan geven tot verwarring bij de partners van de Belgische Internationale Samenwerking;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 26 maart 1999,met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister belast met Buitenlandse Handel en Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt voortaan genoemd « Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking ».
Art. 2.Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking omvat het hoofdbestuur en de diplomatieke zendingen en consulaire posten.
TITEL I. - Inrichting, bevoegheid en werking van de diensten van het hoofdbestuur
Art. 3.Het hoofdbestuur bestaat uit : 1° het Secretariaat-generaal;2° de Directie-generaal Administratie;3° de Directie-generaal van de Bilaterale Betrekkingen en de Internationale Economische Aangelegenheden;4° de Directie-generaal Consulaire Zaken;5° de Directie-generaal Juridische Zaken;6° de Directie-generaal van de Multilaterale Politieke Betrekkingen en Thematische Aangelegenheden;7° de Directie-generaal Internationale Samenwerking.
Art. 4.De Minister van Buitenlandse Zaken bepaalt de structuur van het Secretariaat-generaal en van elke directie-generaal.
Hij doet dit in overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de Buitenlandse Handel behoort voor de Directie-generaal van de Bilaterale Betrekkingen en de Internationale Economische Aangelegenheden en in overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort voor de Directie-generaal Internationale Samenwerking.
Art. 5.De Secretaris-generaal is het hiërarchisch hoofd van al de personeelsleden van het departement. Hij oefent de functies uit die hem door de reglementaire bepalingen zijn toegekend, inzonderheid door het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en door het koninklijk besluit van 6 september 1993 betreffende de bevoegdheden van de ambtenaren-generaal van de ministeries.
De Secretaris-generaal mag al de door het departement behandelde zaken aan zich trekken. Hij licht tegelijkertijd de bevoegde Minister hierover in. Hij behandelt de zaken die hem speciaal door de Minister toevertrouwd zijn.
Hij beslecht de bevoegdheidsgeschillen tussen de Directies-generaal.
Ingeval de Minister afwezig of verhinderd is mag de Secretaris-generaal voor de Minister al de stukken ondertekenen met uitzondering van die waarvoor de medeondertekening van de Minister vereist is. Hij neemt de beslissingen waarvoor de Minister hem volmacht heeft gegeven.
Art. 6.De Directeurs-generaal oefenen de bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit die het bovenvermeld koninklijk besluit van 6 september 1993 hen toekent. Zij mogen al de door hun Directie-generaal behandelde zaken aan zich trekken. Zij beslechten de bevoegdheidsgeschillen binnen hun Directie-generaal.
Art. 7.§ 1. Tot de bevoegdheid van het Secretariaat-generaal behoren de betrekkingen met de Gemeenschappen en de Gewesten, het crisiscentrum, de interne controle van het hoofdbestuur en de inspectie van de diplomatieke en consulaire posten, de persdienst, relaties met het publiek en de evaluatiedienst voor alle Belgische Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) aanrekenbare uitgaven. § 2. Tot de bevoegdheid van de Directie-generaal Administratie behoren alle aangelegen-heden betreffende personeel, vorming en onthaal, veiligheid, medisch centrum, sociale dienst, overzeese sociale zekerheid, begroting en boekhouding, betalingen aan derden in het kader van de internationale samenwerking, logistiek, communicatie en documentatie, bibliotheek, archief en geschiedkundige dienst, vertaaldienst, informatica en telecommunicatie, protocol, ridderorden en de adel. § 3. Tot de bevoegdheid van de Directie-generaal van de Bilaterale Betrekkingen en Internationale Economische Aangelegenheden behoren de aangelegenheden die betrekking hebben op het buitenlands beleid op het vlak van economie, handel en financiën en de bilaterale betrekkingen van België uitgezonderd de politieke betrekkingen zowel bilateraal als multilateraal met betrekking tot de Democratische Republiek Congo, Burundi en Rwanda. § 4. Tot de bevoegdheid van de Directie-generaal Consulaire zaken behoren met uitsluiting van economische en handelsbelangen, de aangelegenheden betreffende de bijstand zowel noodhulp als administratieve en consulaire bijstand aan Belgen in het buitenland en aan burgers van de Europese Unie buiten deze Unie, het statuut van personen en goederen van Belgen en gelijkgestelden in het buitenland, het verkeer en de vestiging van personen over de grenzen heen, de consulaire en rechterlijke internationale samenwerking, zowel bilateraal als multilateraal. § 5. Tot de bevoegdheid van de Directie-generaal Juridische Zaken behoren het verstrekken van advies over de rechtsvragen gesteld door de Minister of een dienst van het departement inzake nationaal en internationaal recht, het verdedigen van de belangen van het departement voor de nationale hoven, rechtbanken en de Raad van State, evenals het verdedigen van de belangen van de Belgische Staat voor de internationale hoven en rechtbanken en het behandelen van alle vraagstukken inzake internationaal publiekrecht en verdragsrecht en het verstrekken van advies bij het opstellen en wijzingen van algemene en bijzondere overeenkomsten met partnerlanden en van overeenkomsten met derden die belast worden met de uitvoering van de internationale samenwerking. § 6. Tot de bevoegdheid van de Directie-generaal van de Multilaterale Politieke Betrekkingen en Thematische Aangelegenheden behoren de kwesties die betrekking hebben op de multilaterale buitenlandse politiek van België, het veiligheidsbeleid, het europees beleid, het Afrikabeleid met uitzondering van de materies vermeld onder § 3, de nucleaire en wetenschappelijke vraagstukken, de bescherming van de mensenrechten en de wapenbeheersing alsook de problematiek betreffende het leefmilieu. § 7. Tot de bevoegdheid van de Directie-generaal Internationale Samenwerking behoren de werking van alle beleidsinstrumenten voor de internationale samenwerking, de coördinatie in het Ministerie inzake onderwerpen, thema's, projecten en programma's die de internationale samenwerking betreffen, het beheer van de nood- en rehabilitatiehulp, de samenwerking met indirecte actoren, het beheer, in coördinatie met andere betrokken diensten van het Ministerie, van de internationale samenwerking via de Europese Unie en via de organisaties van de Verenigde Naties, alsmede de informatie, de sensibilisering en de educatie inzake internationale samenwerking.
Art. 8.De directie- en diensthoofden staan in voor de goede werking van hun dienst. Te dien einde, zorgen zij voor de tenuitvoerlegging van de algemene en particuliere onderrichtingen, verdelen zij de taken onder hun medewerkers, houden zij persoonlijk toezicht op hun activiteit en hun rendement.
Art. 9.De Minister kan aan de Secretaris-generaal, de Directeurs-generaal en andere ambtenaren, een deel van zijn bevoegdheid overdragen en in dit verband de ondertekening van bepaalde stukken.
Art. 10.De hiërarchische rang volgt de orde zoals vermeld in de bij dit besluit gevoegde tabel en rekening houdend met de gelijkgestelde functies die er in voorkomen.
Bij gelijkwaardigheid van functies, hebben de ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur de voorrang boven de ambtenaren in de buitenlandse posten. De ambtenaren die officiële functies in een vreemd land uitoefenen hebben echter op het grondgebied van dit land de voorrang boven andere ambtenaren met dezelfde rang.
Bij gelijkwaardigheid van functies, wordt de hiërarchische rang bepaald door de klasse of de graad, en indien de ambtenaren tot dezelfde klasse behoren of dezelfde graad bezitten, door de rangorde, of bij gebrek aan rangorde door anciënniteit in graad.
Protocollair neemt de kabinetschef rang in onmiddellijk na de Directeurs-generaal. Voor het overige worden de protocollaire voorrang en de orde voor een tijdelijke plaatsvervanging bepaald op grond van bedoelde hiërarchische rang. Deze rang is zonder uitwerking op de bevorderingen.
Art. 11.Ingeval een leidend ambtenaar tijdelijk moet worden vervangen, worden de hem toegewezen functies van rechtswege waargenomen door een ambtenaar van de lagere administratieve rang in de orde van het bepaalde in artikel 10, tenzij de Minister anders beslist.
TITEL II. - Inrichting, bevoegdheid en werking van de diplomatieke zendingen en consulaire posten
Art. 12.De diplomatieke zendingen en consulaire posten worden ingedeeld in : 1. diplomatieke zendingen : ambassades, gezantschappen en permanente vertegenwoordigingen;2. consulaire posten : consulaten-generaal, consulaten, vice-consulaten.
Art. 13.Onverminderd artikel 23, eerste lid, voert het hoofd van een diplomatieke zending het gezag over zijn zending en de consulaire posten binnen zijn rechtsgebied. Hij is belast met de algemene leiding en coördinatie.
Hij heeft het recht op informatie en op evocatie voor alle dossiers.
In gevallen van hoogdringendheid of absolute noodzaak heeft hij ook het recht om schriftelijke instructies te geven.
Wanneer hij zijn evocatierecht en zijn recht om schriftelijke instructies uitoefent, licht hij tegelijkertijd de bevoegde Minister in.
Voor materies die tot de bevoegdheden van de Minister van Buitenlandse Zaken behoren kan hij alle instructies geven die hij nuttig acht of de alzo geëvoceerde dossiers zelf behandelen onder zijn volledige verantwoordelijkheid.
Art. 14.De voorschriften betreffende het materieel, het archief en de briefwisseling van de diplomatieke en consulaire posten evenals van de bijzondere zendingen maken het voorwerp uit van een besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Sectie 1. - Diplomatieke zendingen
Art. 15.De diplomatieke zendingen kunnen worden samengesteld uit ambtenaren die worden aangewezen voor de volgende ambten : hoofd van de zending, minister-raad, minister-raad voor internationale samenwerking, raad, raad voor internationale samenwerking, eerste secretaris, eerste secretaris voor internationale samenwerking, secretaris, secretaris voor internationale samenwerking, attaché, attaché voor internationale samenwerking.
Met het oog op het uitoefenen door diplomatieke zendingen van consulaire functies kunnen bij deze zendingen consulaire posten worden opgericht. Bij deze posten kunnen ambtenaren van de canselarijcarrière worden aangewezen voor de volgende ambten : hoofd van de consulaire post, consul, adjunct-consul, vice-consul.
Art. 16.Onverminderd de bevoegdheid van de Gewesten terzake en de bepalingen van het « Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de gewestelijke economische en handelsattachés en de modaliteiten op het vlak van de handelspromotie » van 17 juni 1994 kan de Minister van Buitenlandse Zaken één of meer van de ambtenaren die aan een diplomatieke zending zijn toegevoegd aanstellen om, onder de leiding en de verantwoordelijkheid van het posthoofd, de taken van commerciële aard te vervullen.
Art. 17.De Minister van Buitenlandse Zaken kan, op voorstel van een ander Minister, aan de diplomatieke zendingen, ambtenaren toevoegen die belast zijn met bijzondere bevoegdheden onder meer op militair en landbouwkundig gebied. Deze ambtenaren dragen de titel die overeenstemt met de functies welke zij uitoefenen.
Zij zijn aan de discipline van de zending en aan het gezag van het hoofd van de zending onderworpen. Zij mogen evenwel rechtstreeks in briefwisseling staan met het hoofd van het Ministerie waarvan zij afhangen, mits het hoofd van de zending over heel hun beroepsbedrijvigheid en inzonderheid over heel hun dienstcorrespondentie in te lichten.
Art. 18.De titel van ambassadeur kan bij koninklijk besluit toegekend worden aan de ambtenaar eerste of tweede administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst die met de leiding van een bijzondere zending belast wordt.
Wanneer personen die niet tot de loopbaan van de Buitenlandse Dienst behoren, door de Koning tot ambassadeur of buitengewoon gezant aangesteld worden of, in enige andere hoedanigheid, met een bijzondere zending in het buitenland belast worden, zullen de individuele benoemingsbesluiten bepalen met welke titels zij tijdens de duur van hun zending zullen bekleed worden.
Art. 19.Tenzij door de Minister van Buitenlandse Zaken anders wordt beslist, wordt de functie van tijdelijk zaakgelastigde uitgeoefend door de ambtenaar die de hoogste graad heeft, ongeacht de carrière waartoe hij behoort; bij gelijkheid van graad door de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit; bij gelijke graadanciënniteit door de ambtenaar die het langst werkzaam is bij de zending.
De graden van respectievelijk de carrière Buitenlandse Dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking worden onderling vergeleken aan de hand van de bij dit besluit gevoegde tabel.
Bij zendingen waar een Minister-Raad van de carrière Buitenlandse Dienst is aangesteld, wordt de functie van tijdelijk zaakgelastigde door deze ambtenaar uitgeoefend. In geval er twee Minister-Raden van de carrière Buitenlandse Dienst zijn, gelden de voorrangsregels bepaald in het eerste lid.
Art. 20.De Minister van Buitenlandse Zaken kan, op verzoek van de Regering van een Derde Staat, een Belgisch ambtenaar van de carrière Buitenlandse Dienst of van de Kanselarijcarrière belasten met het beheer van een diplomatieke of consulaire zending van deze Staat.
Hij kan een van onze ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst of van de Kanselarijcarrière in een vreemd land belasten met de vertegenwoordiging van de belangen van een derde Staat, indien deze geen geaccrediteerde zending in dat land heeft.
Hij kan aan een Derde Staat vragen te zorgen voor de vertegenwoordiging van onze belangen of voor het beheer van een onze diplomatieke of consulaire posten. Art. 21.De consulaire posten kunnen worden samengesteld uit ambtenaren die worden aangewezen voor de volgende ambten : hoofd van de consulaire post, consul, adjunct-consul, vice-consul. Art. 22.De besluiten tot benoeming van de hoofden der consulaire posten bepalen de uitgestrektheid van hun rechtsgebied. Het grondgebied van de vreemde Staat moet in zijn geheel binnen het consulaire rechtsgebied van beroepsambtenaren liggen, hetzij binnen dat van het hoofd der diplomatieke zending, hetzij binnen dat van de consuls-generaal of van de consuls. Art. 23.Alle in een vreemde Staat gevestigde consulaire posten staan onder het gezag van het bij deze Staat geaccrediteerde hoofd van de diplomatieke zending. De ereconsulaten gevestigd in het rechtsgebied van een beroepsconsul staan onder diens gezag. Het hoofd van de diplomatieke zending of, indien deze er niet is, de beroepsconsul, kan om gewichtige redenen, elke onder zijn gezag staande ere-ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt voorlopig schorsen, na hem vooraf gehoord te hebben. Art. 24.De beroepsambtenaar controleert en leidt de werkzaamheden van de ereconsuls die in zijn rechtsgebied gevestigd zijn : deze moeten de door hem gevraagde inlichtingen overmaken en zijn onderrichtingen uitvoeren. Art. 25.De beroepsambtenaar van het consulaire corps kan binnen de grenzen van zijn rechtsgebied alle consulaire functies uitoefenen, zelfs indien dit gebied door de rechtstreekse jurisdictie van ereconsuls gedekt is. Art. 26.De hoofden der consulaire posten zorgen voor de bescherming van de tot hun rechtsgebied behorende Belgische personen en belangen. Zij houden de Minister van Buitenlandse Zaken op de hoogte van alles wat betrekking heeft op de werking van de post en op de belangen van de Belgische handel, scheepvaart en nijverheid, alsmede van de maatregelen die het persoonlijk statuut en het regime der goederen van de Belgen in hun rechtsgebied zouden kunnen beïnvloeden. De vice-consuls hebben dezelfde bevoegdheid als de consuls, indien ze hun standplaats in een verschillende lokaliteit hebben. Indien de standplaats gemeenschappelijk is, vervult de vice-consul de functies welke de consul hem opdraagt. Art. 27.Wanneer het hoofd van een consulaire beroepspost afwezig of verhinderd is, wordt het beheer van het consulaat overeenkomstig artikel 19, eerste lid, waargenomen. Art. 28.De ereconsuls worden bij voorkeur gekozen onder de Belgen die ter plaatse van het Consulaat gevestigd zijn en die er een belangrijke sociale rang bekleden. Bij ontstentenis van geschikte Belgen, kunnen vreemdelingen tot ereconsuls worden benoemd. Personen die krachtens voornoemde criteria gekozen worden kunnen aan de ereconsuls als ere-vice-consuls toegevoegd worden. De betrokkenen worden bij koninklijk besluit benoemd. De persoonlijke titel van consul-generaal kan bij koninklijk besluit verleend worden aan de ereconsuls die buitengewone diensten hebben bewezen. De consulaire agenten worden benoemd door de consuls en door de vice-consuls die posthoofd zijn; vooraf moet langs hiërarchische weg, de toelating van de Minister van Buitenlandse Zaken gevraagd en bekomen worden. Alvorens in dienst te treden zal elke ere-consulaire ambtenaar, indien hij Belg is, de eed afleggen voorgeschreven bij artikel 3 van de wet van 31 december 1851 betreffende de consuls en de consulaire rechtsmacht, of indien hij vreemdeling is, de eed voorgeschreven bij artikel 4 van gezegde wet. Deze eed zal eigenhandig door de ambtenaar worden neergeschreven, gedagtekend en ondertekend en onverwijld naar de Minister van Buitenlandse Zaken worden gezonden. De ereconsuls en ere-vice-consuls welke twintig jaren dienst tellen, kunnen bij het besluit waardoor hun ontslag uit hun ambt wordt verleend, gemachtigd worden de eretitel er van te behouden. Art. 29.Geen enkel door de Koning benoemde ereconsul of ere-vice-consul kan, zonder de uitdrukkelijke toelating van de Koning, het consulaat van een derde staat aanvaarden. De door de consul benoemde consulaire agenten, kunnen de titel van ambtenaar van een andere Staat slechts aanvaarden indien het hiërarchisch hoofd waarvan zij afhangen de toelating van de Minister van Buitenlandse Zaken voor hen bekomen heeft. TITEL III. - Directieraden Art. 30.§ 1. In het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking zijn er twee directieraden. § 2. Een van de raden oefent ten aanzien van de ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking de ambtsbevoegdheden uit, die hem zijn toegewezen in de hoofdstukken I, III en VI van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel. De Minister of de Secretaris-generaal verzoekt hem voorstellen te doen inzake oprichting en afschaffing van posten in het buitenland en inzake toekenning aan de personeelsleden van de carrière Buitenlandse Dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking van openstaande betrekkingen bij het Hoofdbestuur en bij de zendingen en posten in het buitenland. § 3. De andere raad oefent ten aanzien van de ambtenaren van de carrière hoofdbestuur de ambtsbevoegdheden uit, die hem zijn toegewezen in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het Rijkspersoneel en het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen. § 4. Wanneer het erom gaat, de ambten van rang 16, voorzien bij artikel 34 § 4, die bij het hoofdbestuur vacant zijn toe te wijzen beraadslagen de twee directieraden afzonderlijk en leggen zij hun voorstellen voor aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Art. 31.§ 1. De Directieraad die bevoegd is voor de ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking omvat : - de ambtenaren die in vast verband benoemd zijn tot het ambt van Secretaris-generaal of Directeur-generaal, of die er werkelijk mee belast zijn of die als waarnemer zijn aangewezen om het uit te oefenen; - een door de Minister tot wiens bevoegdheid de internationale samenwerking behoort aangewezen ambtenaar met een graad die ten minste bij rang 15 van de carrière Hoofdbestuur is ingedeeld of die tenminste tot de eerste administratieve klasse van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking behoort. Maken eveneens deel uit van de Directieraad maar met raadgevende stem : - de chef van het buitenlands personeel; - een door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen postinspecteur met een graad die tenminste in rang 15 van de carrière Hoofdbestuur is ingedeeld of die tenminste tot de tweede administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst behoort. Behalve wanneer hun ambt door een waarnemer wordt uitgeoefend, worden de afwezige directeurs-generaal vervangen door hun plaatsvervangers, die door de Minister van Buitenlandse Zaken worden aangewezen; uitgezonderd de plaatsvervanger van de directeur-generaal van Internationale Samenwerking die door de Minister die de Internationale samenwerking in zijn bevoegdheid heeft wordt aangewezen. § 2. Een ambtenaar van niveau 1 van de dienst van het buitenlands personeel wordt door de Raad aangewezen om het ambt van secretaris uit te oefenen. Art. 32.§ 1. De Directieraad die bevoegd is voor de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur omvat : - de ambtenaren die in vast verband benoemd zijn tot het ambt van secretaris-generaal of directeur-generaal, of die er werkelijk mee belast zijn of die als waarnemer zijn aangewezen om het uit te oefenen; - de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur die een graad van ten minste rang 15 hebben. Behalve wanneer hun ambt door een waarnemer wordt uitgeoefend, worden de afwezige directeurs-generaal vervangen door hun plaatsvervangers, die door de Minister van Buitenlandse Zaken worden aangewezen; uitgezonderd de plaatsvervanger van de directeur-generaal van Internationale Samenwerking die door de Minister die de Internationale Samenwerking in zijn bevoegdheid heeft wordt aangewezen. § 2. De chef van de directie die bevoegd is voor het beheer van het personeel van de carrière hoofdbestuur of, bij diens ontstentenis, een door de raad aangewezen ambtenaar van de directie die tot niveau 1 behoort, wordt met de functie van secretaris van de directieraad belast. Art. 33.Elke raad wordt voorgezeten door de secretaris-generaal of, bij diens ontstentenis, door een door hem aan te wijzen lid van de directieraad. TITEL IV. - Toekenning van ambten Art. 34.§ 1. De Minister van Buitenlandse Zaken stelt het kader vast van de individuele ambten in elke dienst van het Hoofdbestuur van het Ministerie. Hij bepaalt de graad waarvan het personeelslid titularis moet zijn of de klasse waartoe hij moet behoren om ieder van die ambten te vervullen. Overeenkomstig deze regelen worden, binnen de grenzen van de daartoe bij koninklijk besluit vastgestelde personeelsformatie, de individuele ambten in het Hoofdbestuur toegekend aan de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur, aan de ambtenaren van de carrière Buitenlandse dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking. § 2. De Minister van Buitenlandse zaken doet hetgeen voorzien is in § 1 in overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de Buitenlandse Handel behoort voor de Directie-generaal van de Bilaterale Betrekkingen en de Internationale Economische Aangelegenheden en in overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort voor de Directie-generaal Internationale Samenwerking. § 3. De overeenstemming tussen de administratieve klassen van de carrière Buitenlandse Dienst, van de Kanselarijcarrière, van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking en de rangen van het Rijkspersoneel van niveau 1 en van niveau 2 is vastgesteld in de bij dit besluit gevoegde tabel. § 4. De ambten van secretaris-generaal en van directeur-generaal worden toegekend hetzij aan ambtenaren van de carrière Buitenlandse dienst van eerste en van tweede administratieve klasse, hetzij aan rijksambtenaren van tenminste rang 15, hetzij aan de ambtenaren van de eerste administratieve klasse van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking, volgens de geschiktheid waarvan deze ambtenaren blijk hebben gegeven. Art. 35.De Koning stelt het maximum aantal betrekkingen vast voor elke administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, van de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking. De Minister van Buitenlandse Zaken bepaalt voor elk semester en per taalrol het maximum aantal der vacante betrekkingen dat in elk van de administratieve klassen van de carrière Buitenlandse Dienst en de Kanselarijcarrière, verleend kan worden en stelt de data vast waarop deze betrekkingen vacant worden. De Minister van Buitenlandse Zaken bepaalt eveneens per taalrol het aantal betrekkingen dat vacant wordt voor een bevordering door verhoging in weddeschaal en stelt de data van de vacature vast. De Minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort bepaalt voor elk semester en per taalrol het maximum aantal der vacante betrekkingen dat in elk van de administratieve klassen van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking kan begeven worden en stelt de data vast waarop deze betrekkingen vacant worden. De Minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort bepaalt eveneens per taalrol het aantal betrekkingen van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking dat vacant wordt voor een bevordering door verhoging in weddeschaal en stelt de data van de vacature vast. B. De ambtenaren worden benoemd en bevorderd binnen de perken van elk dezer kaders, volgens de bepalingen van het Statuut en van het Organiek Reglement. C. Zij worden, overeenkomstig artikel 37 van dit Reglement, aangesteld voor de ambten die hen worden toegekend. D. § 1. Ambten bij diplomatieke zendingen. Het ambt van hoofd van een zending wordt uitgeoefend door ambtenaren van de eerste of de tweede administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, overeenkomstig de klassificatie van de zendingen vastgesteld door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het ambt van minister-raad wordt uitgeoefend door ambtenaren van de tweede administratieve klasse van de Buitenlandse Dienst in de door de Minister van Buitenlandse Zaken bepaalde zendingen. Het ambt van raad wordt uitgeoefend door ambtenaren van de derde administratieve klasse van de Buitenlandse Dienst. Het ambt van eerste secretaris wordt uitgeoefend door ambtenaren van de vierde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst die een graadanciënniteit hebben van ten minste zes jaar; de ambten van secretaris en attaché door ambtenaren van die klasse naargelang zij een graadanciënniteit hebben respectievelijk van ten minste drie jaar of minder dan drie jaar. Het ambt van minister-raad voor Internationale Samenwerking wordt uitgeoefend door ambtenaren van de eerste administratieve klasse van de carrière van de attachés voor Internationale Samenwerking in de door de Minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort bepaalde zendingen. Het ambt van raad voor Internationale Samenwerking wordt uitgeoefend door ambtenaren van de tweede klasse van de carrière van de attachés voor Internationale Samenwerking. Het ambt van eerste secretaris voor Internationale Samenwerking wordt uitgeoefend door ambtenaren van de derde administratieve klasse van de carrière van de attachés voor Internationale Samenwerking die een graadanciënniteit hebben van ten minste zes jaar; de ambten van secretaris voor Internationale Samenwerking en attaché voor Internationale Samenwerking door ambtenaren van die klasse naargelang zij een graadanciënniteit hebben respectievelijk van ten minste drie jaar of minder dan drie jaar. Bij de diplomatieke zendingen waaraan slechts één ambtenaar van de carrière van de attachés voor Internationale Samenwerking is toegevoegd, moet deze van de eerste of tweede administratieve klasse zijn. Bij de diplomatieke zendingen waaraan twee of meer ambtenaren van de carrière van de attachés voor Internationale Samenwerking zijn toegevoegd, zal tenminste één van hen behoren tot de eerste of tweede klasse § 2. Ambten bij consulaire posten. Het ambt van hoofd van een post wordt uitgeoefend door de volgende ambtenaren, overeenkomstig een classificatie van de posten vastgesteld door de Minister van Buitenlandse Zaken : consul-generaal : bij voorkeur ambtenaren van de tweede of van de derde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, of ambtenaren van de eerste of van de tweede administratieve klasse van de kanselarijcarrière; consul en vice-consul : ambtenaren van de kanselarijcarrière, ongeacht hun administratieve klasse. De overige ambten in een consulaire post worden uitgeoefend door de volgende ambtenaren : consul : hetzij ambtenaren van de vierde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, die minstens zes jaar graadanciënniteit tellen, hetzij ambtenaren van de eerste of van de tweede administratieve klasse van de Kanselarijcarrière; adjunct-consul : hetzij ambtenaren van de vierde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, die minder dan zes jaar graadanciënniteit tellen, hetzij ambtenaren van de eerste of van de tweede administratieve klasse van de Kanselarijcarrière; vice-consul : ambtenaren van de derde of de vierde administratieve klasse van de Kanselarijcarrière E. De Minister van Buitenlandse Zaken kan een ambtenaar met een hoger ambt belasten dan hem zou toegekend worden met toepassing van punt D, in het bijzonder met het oog op de uitvoering van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik der talen in bestuurszaken. Bij uitzonderingsmaatregel kunnen de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur, mits zij er in toestemmen, belast worden met het tijdelijk uitoefenen van functies in een diplomatieke zending of consulaire post of bij een internationale organisatie. Tijdens de periode dat de ambtenaren deze functies uitoefenen, worden ze op verlof gesteld; dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Tijdens de duur van hun opdracht, behouden de ambtenaren hun wedde, hun rechten op bevordering in wedde en hun aanspraken op een bevordering; ze worden voor het overige gelijkgesteld, rekening houdend met de hun toevertrouwde functies, met de ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst of de Kanselarijcarrière. De Minister van Buitenlandse Zaken kan, na een gemotiveerd advies van de directieraad van het Hoofdbestuur, twee betrekkingen van de met een opdracht van ten minste twee jaar belaste ambtenaren van de rangen 16 en 17 vacant verklaren. De ambtenaren die in hun betrekking niet definitief werden vervangen, bezetten deze betrekking wanneer zij hun activiteiten bij het Hoofdbestuur hervatten. De ambtenaren die definitief in hun betrekking werden vervangen, kunnen slechts bij het Hoofdbestuur worden teruggeroepen, op voorwaarde dat zij door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen worden voor een vacant geworden betrekking van hun rang. G. De Minister van Buitenlandse Zaken kan het nodige contractueel personeel in dienst nemen voor de diplomatieke zendingen en consulaire posten. H. De Minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort kan het nodige gespecialiseerd contractueel personeel in dienst nemen die de Attachés voor Internationale Samenwerking moeten bijstaan voor de uitvoering van hun specifieke opdrachten. Art. 36.Geen benoeming of bevordering kan worden gedaan als er geen vacature is in de personeelsformatie van de carrière waartoe de ambtenaar behoort. Art. 37.De aanstellingen in de ambten van Secretaris-generaal, van Directeur-generaal en van Hoofd der diplomatieke en consulaire posten maken het voorwerp uit van een koninklijk besluit; de andere aanstellingen worden gedaan bij ministerieel besluit. Art. 38.Indien het voor de dienst vereist is, kan een ambtenaar tijdelijk aangesteld worden tot een hoger ambt dat hem bij toepassing van artikel 34 zou zijn toegekend. TITEL V. - Diverse en slotbepalingen Art. 39.De Minister van Buitenlandse Zaken brengt elk jaar bij de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht verslag uit over de maatregelen die tijdens de afgelopen twaalf maanden werden genomen, alsook over het programma der voorgenomen verwezenlijkingen voor de komende twaalf maanden, met het oog op de toepassing van artikel 36 § 5, lid 2 en lid 3, van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik der talen in bestuurszaken : dit verslag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad binnen de maand na zijn verzending. Art. 40.De dienst evaluatie toegevoegd aan het Secretariaat-generaal gaat, voor alle Belgische Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) aanrekenbare uitgaven, na of de doelstellingen van de Belgische Internationale Samenwerking worden gerealiseerd en ze doet op grond daarvan aanbevelingen voor toekomstige acties. De aanbevelingen worden overgemaakt aan het Parlement via het regeringslid dat de Internationale Samenwerking onder zijn bevoegdheid heeft. Art. 41.Het koninklijk besluit van 14 januari 1954 houdende organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 oktober 1965, 18 april 1967, 24 augustus 1971, 1 maart 1984, 15 maart 1985, 18 februari 1986, 29 april 1992, 27 oktober 1998, 4 februari 1999 en 28 februari 1999 wordt opgeheven. Art. 42.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 43.Onze Minister van Buitenlandse Zaken Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel en Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van onderhavig besluit. Gegeven te Brussel, 3 juni 1999. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, MOREELS Bijlage Overeenstemming tussen de administratieve klassen van de carrière Buitenlandse Dienst, van de Kanselarijcarrière, van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking en de rangen van het Rijkspersoneel van niveau 1 en niveau 2. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 Juni 1999 houdende organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE Minister belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS