gepubliceerd op 20 februari 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het geweld tegen politiepersoneelsleden
3 FEBRUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het geweld tegen politiepersoneelsleden
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Gelet op de gewelddaden, de bedreigingen, het geweld met vuurwapens,... ten opzichte van de politiepersoneelsleden, werden een aantal werkgroepen in plaats gesteld om maatregelen uit te werken om aan die problematiek te verhelpen.
Ingevolge de werkzaamheden van die werkgroepen, zijn 13 concrete engagementen getroffen. Eén van die engagementen is het voorzien van statutaire verbeteringen voor de politiepersoneelsleden die het slachtoffer zijn van gewelddaden. Dit besluit beoogt de uitvoering van dat engagement.
Enerzijds biedt het besluit de mogelijkheid aan de personeelsleden van de politiediensten die, hetzij in de uitoefening van hun functie, hetzij omwille van hun loutere hoedanigheid van politiepersoneelslid, slachtoffer werden van een ernstige gewelddaad, om te worden herplaatst in een andere betrekking, zelfs in een ander korps dan het korps waarvan zij deel uitmaken op het ogenblik van de beslissing tot herplaatsing. Thans is het immers niet mogelijk een personeelslid te herplaatsen in een ander korps dan het korps waarvan het deel uitmaakt.
De notie van ernstige gewelddaad werd gedefinieerd om gevolg te geven aan de opmerkingen ter zake van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, de Minister van Begroting en de Raad van State.
Overeenkomstig die definitie, beperkt het geweld zich in ieder geval niet tot fysiek geweld, maar omvat het eveneens alle andere vormen van geweld waaronder met name ernstige bedreigingen ten aanzien van personeelsleden die psychische gevolgen met zich meebrengen.
Anderzijds verduidelijkt het besluit, naar analogie met het openbaar ambt, wat dient begrepen te worden onder "administratieve procedurekosten" in het raam van een arbeidsongeval en voorziet daarenboven in een rechtstreekse tenlasteneming van die kosten door de overheid om te vermijden dat het personeelslid die dient voor te schieten.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM
ADVIES 54.592/2 VAN 16 DECEMBER 2013 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 30 MAART 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN HET PERSONEEL VAN DE POLITIEDIENSTEN BETREFFENDE HET GEWELD TEGEN POLITIEPERSONEELSLEDEN" Op 27 november 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het geweld tegen politiepersoneelsleden'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 16 december 2013.
De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Christian Behrendt en Jacques Englebert, assessoren, en Bernadette Vigneron, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Laurence Vancrayebeck, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 16 december 2013.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerking.
Onderzoek van het ontwerp De akkoordbevinding van de minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort en die van de staatssecretaris tot wiens bevoegdheid het Algemeen Bestuur behoort, zijn gegeven onder voorbehoud dat het begrip "ernstige" gewelddaad juridisch omschreven wordt.
Artikel 1 van het ontwerp is evenwel niet herwerkt teneinde rekening te houden met deze opmerking, zodat ervan uitgegaan moet worden dat deze akkoordbevindingen thans ontbreken.
Artikel 1 van het ontwerp moet bijgevolg ofwel worden herzien om te voldoen aan de voorwaarde waaraan de voornoemde akkoordbevindingen verbonden waren, ofwel voorgelegd worden aan de Ministerraad zoals bepaald wordt in artikel 8 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole', indien de steller van het ontwerp voornemens is de redactie onveranderd te laten.
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, Y. Kreins.
3 FEBRUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het geweld tegen politiepersoneelsleden FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol");
Gelet op de protocollen van onderhandelingen nr 309/1 en nr 314/4b van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op respectievelijk 15 oktober 2012 en 25 september 2013;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 27 februari 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d. 10 juli 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 15 oktober 2013;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op advies nr. 54.592/2 van de Raad van State, gegeven op 16 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel I.I.1 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/12/2005 pub. 30/01/2006 numac 2005000681 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van verschillende teksten betreffende de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten en het koninklijk besluit van 3 april 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 29° luidende : "29° "een ernstige gewelddaad" : een gewelddaad die ernstige fysieke en/of psychische gevolgen met zich meebrengt.".
Art. 2.In artikel VI.II.85 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2010, wordt de bepaling onder 2°, ingevoegd, luidende : "2° daarom verzoekt omdat het, hetzij in de uitoefening van zijn functie hetzij omwille van zijn loutere hoedanigheid van politiepersoneelslid, slachtoffer is van een ernstige gewelddaad;".
Art. 3.Artikel VI.II.86 RPPol wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid geschiedt de herplaatsing bedoeld in artikel VI.II.85, 2°, op beslissing van de minister indien het personeelslid herplaatst wordt in een ander korps dan het korps waarvan het op het ogenblik van de beslissing tot herplaatsing deel uitmaakt.".
Art. 4.Artikel VI.II.88 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/2005 pub. 08/07/2005 numac 2005000536 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten en het koninklijk besluit van 12 januari 2010, wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid kan de herplaatsing van een personeelslid bedoeld in artikel VI.II.85, 2°, geschieden in een ander korps dan het korps waarvan het op het ogenblik van de beslissing tot herplaatsing deel uitmaakt. Dergelijke herplaatsing is enkel mogelijk mits het akkoord van de betrokken korpsen wordt bekomen. Dit akkoord wordt verleend door de commissaris-generaal voor wat de federale politie betreft of door de korpschef voor wat de lokale politie betreft.".
Art. 5.Artikel X.III.36 RPPol wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onder administratieve procedurekosten moet onder meer worden verstaan de kosten van alle ter post aangetekende zendingen, de administratieve kosten die verbonden zijn aan het opstellen en afleveren van medische verslagen, het drukken van de formulieren voor aangifte van ongeval alsmede de erelonen van de arts die het slachtoffer bijstaat bij het verschijnen voor de gerechtelijk geneeskundige dienst.
Indien het personeelslid voorafgaand aan het verschijnen voor de gerechtelijk geneeskundige dienst aan de in artikel X.III.7 bedoelde dienst kenbaar heeft gemaakt een beroep te zullen doen op een arts die hem zal bijstaan tijdens de procedure bij de gerechtelijk geneeskundige dienst, wordt het ereloon rechtstreeks betaald aan de betrokken arts door de overheid waaronder de in artikel X.III.7 bedoelde dienst ressorteert. Daartoe bezorgt het personeelslid of de arts aan de betrokken overheid de staat van erelonen.".
Art. 6.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 februari 2014.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM