Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 februari 2003
gepubliceerd op 14 maart 2003

Koninklijk besluit houdende uitvoering van de programmawet van 24 december 2002 voor wat betreft het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003022248
pub.
14/03/2003
prom.
03/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/03/2003022248/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de programmawet (I) van 24 december 2002 voor wat betreft het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 7bis , ingevoegd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, en op artikel 11, § 2, laatst gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 9, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 maart 1996, op artikel 11, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1996, op artikel 37, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1996, op artikel 38, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 januari 1990, op artikel 40, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1996, en op artikel 91, § 1, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 1 juli 1992;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 december 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 10 januari 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat het nieuwe statuut reeds met ingang van 1 januari 2003 op de betrokkenen zal worden toegepast en het feit dat de nodige voorbereidingen dienen te worden getroffen om de betrokken actoren degelijk te informeren;

Op voordracht van Onze Minister belast met het Gelijke Kansenbeleid, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister belast met Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. In het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen wordt artikel 3 vervangen als volgt : «

Art. 3.§ 1. Behoudens bewijs van het tegendeel, worden, met uitzondering van de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde echtgenoten, de echtgenoten geacht afzonderlijke beroepsbezigheden als zelfstandige uit te oefenen wanneer ze, in die hoedanigheid, beroepsinkomsten aangeven bij de Administratie der Directe Belastingen. § 2. De verklaring op erewoord bedoeld in artikel 7bis , § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38, waarvan het model wordt vastgelegd door de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheden heeft, wordt bij ter post aangetekende brief gericht aan de sociale verzekeringskas van de betrokken zelfstandige.

De toezending van de verklaring op erewoord moet door de betrokken sociale verzekeringskas aan het Rijksinstituut worden meegedeeld.

Personen bedoeld in artikel 7bis , § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 moeten, indien de betrokken zelfstandige op 1 januari 2003 aan het koninklijk besluit nr. 38 onderworpen is, de verklaring op erewoord toesturen binnen een termijn van negentig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2003.

De in het vorig lid bedoelde personen moeten, indien de betrokken zelfstandige zijn activiteit opstart na 1 januari 2003, de verklaring op erewoord toesturen binnen een termijn van negentig dagen vanaf het begin van zijn zelfstandige activiteit.

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9ter ingevoegd, luidende als volgt : « Art. 9ter - Wanneer uit gegevens blijkt dat een persoon beantwoordt aan het vermoeden in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38, sluit het Rijksinstituut hem van ambtswege aan bij de kas van de geholpen zelfstandige. Indien deze gegevens door de aangeslotene worden betwist, is deze verplicht een in artikel 3, § 2, bedoelde verklaring op erewoord aan de voornoemde kas toe te sturen, ten laatste binnen de maand nadat deze kas hem een verzoek tot betaling van bijdragen heeft verzonden. » De ambtshalve aansluiting wordt vernietigd wanneer de kas elektronisch aan het Rijksinstituut de ontvangst van een verklaring op erewoord meedeelt. »

Art. 3.Artikel 11 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.§ 1. De in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper die enkel is onderworpen aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, richt een verklaring van aansluiting, waarvan het model wordt vastgelegd door de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheden heeft, aan de sociale verzekeringskas waarbij de geholpen zelfstandige is aangesloten. § 2. De in § 1 beoogde helper is verschuldigd : 1° de volgende jaarlijkse bijdrage : - 0,79 pct.op het gedeelte van de referteberoepsinkomsten, in de zin van artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38, van de geholpen zelfstandige, dat het in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit vermelde bedrag niet te boven gaat, geïndexeerd overeenkomstig artikel 14 van hetzelfde besluit, en - 0,51 pct. op het gedeelte van de genoemde referteberoepsinkomsten van de geholpen zelfstandige, beoogd in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, geïndexeerd overeenkomstig artikel 14 van hetzelfde besluit; 2° de in artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit nr.38 bedoelde bijdrage.

Voor de berekening van de bijdragen beoogd bij het voorgaand lid, 1°, zijn de bepalingen van artikel 12, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van toepassing.

De bijdragen bedoeld bij deze paragraaf zijn verschuldigd ook indien de geholpen zelfstandige de bijdragen beoogd bij artikel 12, § 2, of bij artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38 verschuldigd is. § 3. Voor de toepassing van de regelen betreffende het begin van bezigheid beoogd bij de artikelen 38 tot 41bis en 43, alsmede voor de toepassing van deze welke de verandering van kas betreffen, beoogd bij artikel 10, dient de toestand uitsluitend in hoofde van de geholpen zelfstandige onder ogen genomen te worden; de enkele onderwerping aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, van de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper is als zodanig geen begin van bezigheid. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende als volgt : « Art. 11bis . § 1. De in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper die opteert voor onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen richt een verklaring van aansluiting, waarvan het model wordt vastgelegd door de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheden heeft, aan de sociale verzekeringskas waarbij de geholpen zelfstandige is aangesloten.

De aansluiting gaat in ten vroegste de eerste dag van het kalenderkwartaal voorafgaand aan dat waarin de aansluiting ter kennis van het Rijksinstituut is gebracht en niet vóór 1 januari 2003. § 2. Onverminderd de onderwerping aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, wordt de in vorige paragraaf beoogde helper die de verschuldigde bijdragen niet betaalt binnen de maand na de ingebrekestelling, toegezonden door de sociale verzekeringskas, geacht de vrijwillige onderwerping te verzaken. § 3. Voor de berekening van de bijdragen die verschuldigd zijn door een zelfstandige die geholpen wordt door een in § 1 bedoelde helper die zich in een periode van begin van bezigheid bevindt, worden de beroepsinkomsten van het refertejaar verminderd met de forfaitaire beroepsinkomsten waarop de voorlopige bijdragen van deze helper worden berekend zolang de inkomstengegevens met betrekking tot het refertejaar in hoofde van deze helper niet verstrekt zijn. § 4. Voor de toepassing van de regelen welke de verandering van kas betreffen, beoogd bij artikel 10, dient de toestand van de in § 1 bedoelde helper uitsluitend in hoofde van de geholpen zelfstandige onder ogen genomen te worden. »

Art. 5.In artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt een achtste lid ingevoegd luidend als volgt : « De toepassing van de in het eerste lid bedoelde gelijkstelling sluit de toepassing van de specifieke regeling voor de helpers bedoeld in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 uit. »

Art. 6.In artikel 38 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 januari 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in § 1 wordt een punt 4° ingevoegd luidende als volgt : « 4° wanneer de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helper zich vrijwillig onderwerpt aan het sociaal statuut der zelfstandigen. » - § 2, 4° wordt vervangen als volgt : « 4° de tot de ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, beperkte onderwerping van de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helpers. »

Art. 7.In artikel 40, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt een punt 1°bis ingevoegd luidende als volgt : « 1°bis . Wanneer hij behoort tot de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 beoogde helpers die vrijwillig aan het sociaal statuut der zelfstandigen onderworpen zijn en die behoren tot de algemene categorie bijdrageplichtigen bedoeld in artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38 : de in genoemd artikel 12, § 1, bedoelde bijdragen berekend op de helft van 3.221,08 EUR. »

Art. 8.Artikel 91, § 1, laatste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 1 juli 1992, wordt vervangen als volgt : « De Commissie kan slechts gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de bijdragen te betalen door de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 bedoelde helper voorzover aan de geholpen zelfstandige reeds vrijstelling werd verleend van de bijdragen met betrekking tot dezelfde kwartalen. »

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 10.Onze Minister belast met Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 februari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minster belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS

^