Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 december 2002
gepubliceerd op 13 december 2002

Koninklijk besluit tot het in overeenstemming brengen van diverse bepalingen in verband met bijdrageverminderingen, met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2002023022
pub.
13/12/2002
prom.
03/12/2002
ELI
eli/besluit/2002/12/03/2002023022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot het in overeenstemming brengen van diverse bepalingen in verband met bijdrageverminderingen, met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 39;

Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 35, § 1, vervangen bij de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 1999, 12 augustus 2000, 5 september 2001 en het koninklijk besluit van 10 juni 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 26 juni 1997, inzonderheid op artikel 9, § 1, gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 november 2002;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid gegeven op 21 juni 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 9 juli 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 juli 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. 33.916/1 van de Raad van State, gegeven op 24 oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 35, § 1, 1° tot 4°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij door de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 1999, 12 augustus 2000 en 5 september 2001 en het koninklijk besluit van 10 juni 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 35.§ 1. De werkgevers die werknemers tewerkstellen die zijn onderworpen aan het geheel der regelingen bedoeld in artikel 21, § 1, genieten voor elk van die werknemers per kwartaal een vermindering van werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7°, en § 3bis , overeenkomstig volgende principes : 1° De vermindering van de werkgeversbijdrage heeft betrekking op drie categorieën tewerkstellingen van werknemers : Categorie 1 : de tewerkstellingen als handarbeider bij de werkgevers bedoeld in tenminste een van de volgende wetten : - de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen; - de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers; - de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers; alsmede voor de uitzendbureaus van de openbare sector, de werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en de werkgevers van de beschutte werkplaatsen die ressorteren onder het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen; met uitsluiting van de werkgevers die een activiteit uitoefenen zonder industriële of commerciële finaliteit alsook de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van de volgende paritaire comités : - paritair comité voor de petroleumnijverheid en -handel; - paritair comité voor de gezondheidsdiensten; - paritair voor het verzekeringswezen; - paritair comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen; - paritair comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisaties; - paritair comité voor de wisselagenten; - paritair comité voor de banken; - paritair comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf.

Categorie 2 : de tewerkstellingen als werknemer van werkgevers van de non-profitsector, zoals bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 mei 1997, 24 april 1998 en 10 augustus 1998, met uitzondering van de werknemers tewerkgesteld door de werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en door de werkgevers van beschutte werkplaatsen die ressorteren onder het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen.

Categorie 3 : de tewerkstellingen als werknemer onderworpen aan het geheel der regelingen bedoeld in artikel 21, § 1, die niet bedoeld worden in de twee vorige categorie. 2° Voor de werknemers van wie de som van alle tewerkstellingen in categorie 1 en categorie 3 in een kwartaal overeenstemt met volledige kwartaalprestaties, wordt de bijdragevermindering, zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, gelijk aan : i) voor de tewerkstellingen met een loon kleiner dan een eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens : een forfaitair bedrag van F* per kwartaal; ii) voor de tewerkstellingen met een loon groter dan of gelijk aan de eerste loongrens en kleiner dan of gelijk aan een tweede loongrens : een forfaitair bedrag van 736,39 EUR per kwartaal; iii) voor de tewerkstellingen met een loon groter dan de tweede en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens : een bedrag dat lineair daalt in functie van het loon van de tewerkstelling van 736,39 EUR tot het bedrag F*.

Voor de werknemers van wie de som van alle tewerkstellingen in categorie 2 in een kwartaal overeenstemt met volledige kwartaalprestaties, wordt de bijdragevermindering, zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, gelijk aan de bijdragevermindering bedoeld in 3°, iii, 2e streepje en in 3°, v.

De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit, wat men verstaat onder tewerkstelling, volledige kwartaalprestaties en onder de eerste, tweede en derde loongrens, waarbij deze grenzen kunnen verschillen naargelang de categorie van tewerkstelling als bedoeld in 1°. De Koning kan, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, het bedrag van 736,39 EUR vermeld in het eerste lid, ii) en iii) verhogen, zonder dat dit evenwel hoger mag zijn dan 934,71 EUR. 3° Het onder 2° omschreven eindstelsel, van toepassing zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, wordt als volgt bereikt : i) voor de tewerkstellingen in categorie 1 met een loon kleiner dan een eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens, wordt een forfaitaire basisvermindering per kwartaal toegekend, die, vanaf een basisbedrag van 202,53 EUR, jaarlijks evenredig verhoogd wordt om na zes jaar het bedrag F* te bereiken; ii) voor de tewerkstellingen in categorie 3 met een loon kleiner dan de eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens, wordt een forfaitaire basisvermindering per kwartaal toegekend, die,jaarlijks evenredig verhoogd wordt om na zes jaar het bedrag F* te bereiken; iii) voor de tewerkstellingen met een loon gelijk aan of groter dan de eerste en kleiner dan of gelijk aan de tweede loongrens, wordt de bijdragevermindering als volgt bepaald : - voor tewerkstellingen in categorie 1 wordt de totale bijdragevermindering gelijk aan 736,39 EUR per kwartaal; - voor tewerkstellingen in categorie 2 wordt de totale bijdragevermindering gelijk aan 525,68 EUR per kwartaal; - voor tewerkstellingen in categorie 3 wordt de lastenverlaging bedoeld in 3°, ii verhoogd met 525,68 EUR per kwartaal, zonder dat de totale bijdragevermindering evenwel 736,39 EUR per kwartaal kan overschrijden.

In afwijking van het vorige lid, eerste en derde streepje, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bedrag van 736,39 EUR verhogen, zonder dat dit evenwel hoger mag zijn dan 934,71 EUR. iv) Voor de tewerkstellingen in categorie 1 en 3 met een loon groter dan de tweede en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens, wordt een in functie van het loon forfaitaire bijdragevermindering toegekend, waarbij over een periode van maximaal zes jaar geleidelijk zal worden overgegaan naar de in functie van het loon gelineariseerde vermindering zoals omschreven in 2°, iii. v) Voor de tewerkstellingen in categorie 2 met een loon groter dan de tweede en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens, wordt een in functie van het loon forfaitaire bijdragevermindering toegekend, waarbij over een periode van zes jaar geleidelijk zal worden overgegaan naar een in functie van het loon gelineariseerde vermindering, zoals omschreven in 2°, iii met dien verstande dat het bedrag van de vermindering bij de tweede loongrens gelijk is aan 525,68 EUR en nul bij de derde loongrens. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit wat verstaan wordt onder loon en onder gelineariseerde en geleidelijke bijdragevermindering. 4° Voor werknemers met onvolledige kwartaalprestaties wordt voornoemde bijdragevermindering proportioneel toegekend, mits een ondergrens inzake de globale arbeidsprestatie van de verschillende tewerkstellingen van eenzelfde natuurlijke persoon bij eenzelfde werkgever wordt overschreden.Via een voor de werknemers met onvolledige kwartaalprestaties eenvormige toeslag kan van een bijdragevermindering die strikt proportioneel is met de geleverde arbeidsprestaties afgeweken worden, zonder dat daarbij de bijdragevermindering in geval van volledige kwartaalprestaties kan overschreden worden.

De Koning bepaalt bij een Ministerraad overlegd besluit wat verstaan wordt onder werknemers met onvolledige kwartaalprestaties, ondergrens inzake globale arbeidsprestatie, proportionele en eenvormige toeslag. »

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 3.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^