Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 april 2013
gepubliceerd op 10 april 2013

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de verbindingsofficieren

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2013000096
pub.
10/04/2013
prom.
03/04/2013
ELI
eli/besluit/2013/04/03/2013000096/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 APRIL 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de verbindingsofficieren


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr 297bis/9 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 15 oktober 2012;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 19 april 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 30 augustus 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d. 12 september 2012;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op advies nr. 52.437/2 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.In artikel I.I.1, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2005, wordt een bepaling onder 10bis° ingevoegd, luidende : « 10bis° « verbindingsofficier » : de titularis van een alsdusdanig op de personeelsformatie van de federale politie voorziene betrekking die als hoofdtaak heeft om de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, te vertegenwoordigen in één of meerdere landen, op basis van een bilateraal of multilateraal akkoord tussen België en één of meerdere andere landen. ».

Art. 2.In deel VI, titel II, hoofdstuk II, RPPol, wordt een afdeling 5 ingevoegd die het artikel VI.II.68bis bevat, luidende : « Afdeling 5. - Bijzondere bepalingen eigen aan de mobiliteit naar een betrekking van verbindingsofficier.

Art. VI.II.68bis. § 1. Indien een betrekking van verbindingsofficier wordt begeven, komt uitsluitend het personeelslid in aanmerking dat nog ten minste zes volle dienstjaren kan vervullen voor de verplichte leeftijd van opruststelling.

De laureaat van de selectieprocedure voor een betrekking van verbindingsofficier wordt aangewezen voor een periode van zes jaar, zonder dat het mogelijk is om opnieuw voor een dergelijke betrekking te worden aangewezen binnen de twee jaar na het verstrijken van die periode van zes jaar.

In afwijking van het tweede lid kan het personeelslid zich geldig kandidaat stellen en deelnemen aan de selectie voor een betrekking van verbindingsofficier in het buitenland vooraleer de bedoelde periode van twee jaar is verstreken, met dien verstande dat zijn kandidaatstelling slechts wordt onderzocht indien geen enkele andere kandidaat geschikt wordt bevonden voor die betrekking door de selectiecommissie. § 2. In afwijking van artikel VI.II.37, deelt de selectiecommissie haar gemotiveerd voorstel, bevattende de door haar geschikt bevonden kandidaten, in volgorde van geschiktheid, alsook alle kandidaturen en haar beoordeling hiervan, mee aan de minister.

In afwijking van artikel VI.II.38, eerste lid, vergelijkt de minister de respectieve aanspraken en verdiensten van de door de selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten op grond van het voorstel van die selectiecommissie en de in artikel VI.II.35, derde lid, bepaalde gegevens, waarna hij beslist welke de meest geschikte kandidaat is voor de bij mobiliteit te begeven betrekking. § 3. In afwijking van artikel VI.II.55, eerste lid, omvat de federale selectiecommissie voor officieren van de federale politie zeven leden, de voorzitter inbegrepen.

In afwijking van artikel VI.II.55, derde lid, zijn de leden, bijzitters genoemd : 1° een vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken;2° een vertegenwoordiger van het College van Procureurs-generaal en een vertegenwoordiger van het federaal parket, beiden aangewezen door de minister van Justitie;3° twee hoofdcommissarissen van politie van de federale politie, aangewezen door de commissaris-generaal;4° een hoofdcommissaris van politie aangewezen door de vaste commissie van de lokale politie. In afwijking van artikel VI.II.55, vierde lid, wijst de commissaris-generaal een hoger officier aan als plaatsvervangend voorzitter, alsook plaatsvervangende leden voor de bijzitters bedoeld in het tweede lid, 3°, die moeten voldoen aan de voorwaarden van de werkende voorzitter en leden. De minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Justitie en de vaste commissie van de lokale politie wijzen plaatsvervangende leden aan voor de bijzitters respectievelijk bedoeld in het tweede lid, 1°, 2° en 4°, die moeten voldoen aan de voorwaarden van de werkende leden. § 4. De kandidaat die meent dat hij een reden van wraking in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek kan voordragen tegen de voorzitter of een bijzitter van de in § 3 bedoelde selectiecommissie, of die meent dat de voorzitter of een bijzitter hem onmogelijk onpartijdig kan beoordelen, moet de betrokken voorzitter of bijzitter op straffe van onontvankelijkheid wraken vóór het verstrijken van de in artikel VI.II.11 bepaalde termijn.

De wraking van een bijzitter wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij gemotiveerd verzoekschrift gevraagd aan de voorzitter van de selectiecommissie.

De wraking van de voorzitter wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij gemotiveerd verzoekschrift gevraagd aan de minister.

De minister of, naar gelang van het geval, de voorzitter beslist over de wrakingsgronden en vervangt, in voorkomend geval, respectievelijk de gewraakte voorzitter of bijzitter door een plaatsvervanger die voldoet aan de aanwijzingsvoorwaarden van de gewraakte voorzitter of bijzitter. De gewraakte voorzitter of bijzitter en de betrokken kandidaat worden in kennis gesteld van die met redenen omklede beslissing. § 5. Meent een lid van de in § 3 bedoelde selectiecommissie dat één of meer kandidaten een reden van wraking tegen hem kunnen voordragen in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek, of dat het hem onmogelijk is de kandidaat onpartijdig te beoordelen of indien hij zelf kandidaat is voor het aan te wijzen ambt, dan meldt hij dit aan de voorzitter van die selectiecommissie of, indien het de voorzitter betreft, aan de minister.

De voorzitter of, naar gelang van het geval, de minister beslist en handelt overeenkomstig § 4, vierde lid. ».

Art. 3.Artikel XI.III.6, § 1, tweede lid, RPPol, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : « 4° de postvergoeding wegens een vaste dienst in het buitenland ontvangt. ».

Art. 4.In artikel XI.III.7, eerste lid, RPPol, worden de woorden « , noch een postvergoeding wegens een vaste dienst in het buitenland » ingevoegd tussen de woorden « de toelage van opleider » en het woord « ontvangen ».

Art. 5.In artikel XI.III.10, § 1, eerste lid, RPPol, worden de woorden « die geen weddebijslag genieten voor de uitoefening van een mandaat, of, in de mate dat deze geheel of gedeeltelijk in de plaats komt van een weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat, van een weddebijslag voor een hoger ambt, » vervangen door de woorden « die noch een weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat, of, in de mate dat deze geheel of gedeeltelijk in de plaats komt van een weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat, noch een weddebijslag voor een hoger ambt, noch een postvergoeding wegens een vaste dienst in het buitenland genieten, ». HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 6.De personeelsleden die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn aangewezen als verbindingsofficier behouden die aanwijzing gedurende een termijn van acht jaar te rekenen vanaf de datum van die aanwijzing.

Art. 7.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM

^