Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 oktober 2023
gepubliceerd op 17 oktober 2023

Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de toekenning van jaarlijkse subsidies aan verenigingen die strijden voor gendergelijkheid voor wat betreft de materies die behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2023046236
pub.
17/10/2023
prom.
02/10/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 OKTOBER 2023. - Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de toekenning van jaarlijkse subsidies aan verenigingen die strijden voor gendergelijkheid voor wat betreft de materies die behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, inzonderheid op de artikelen 121 tot 124;

Gelet op de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen;

Gelet op de wet van 16 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002013438 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen sluiten houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen;

Gelet op de wet van 22 juni 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/06/2023 pub. 25/08/2023 numac 2023043714 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de Benelux-Staten en de Republiek Armenië ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, opgesteld te Brussel op 20 juni 2018 (1) type wet prom. 22/06/2023 pub. 25/08/2023 numac 2023043713 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Uitvoeringsprotocol tussen de Benelux-Staten en Oekraïne bij de Overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne, gedaan te Brussel op 17 december 2018 (1) sluiten, houdende wijziging van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, krachtens welke een in de ministerraad beraadslaagd koninklijk besluit de erkennings- en subsidiëringsmodaliteiten door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen vaststelt van de verenigingen die strijden voor de gendergelijkheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041447 bron interfederaal korps van de inspectie van financien Koninklijk besluit betreffende de administratieve, begrotings- en beheerscontrole sluiten betreffende de administratieve, begrotings- en beheerscontrole;

Gelet op het advies van de Inspectrice van Financiën, gegeven op 7 juli 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 13 juli 2023;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, verlengd met vijftien dagen, die op 26 juli 2023 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Overwegende dat, overeenkomstig de wet van 22 juni 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/06/2023 pub. 25/08/2023 numac 2023043714 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de Benelux-Staten en de Republiek Armenië ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, opgesteld te Brussel op 20 juni 2018 (1) type wet prom. 22/06/2023 pub. 25/08/2023 numac 2023043713 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Uitvoeringsprotocol tussen de Benelux-Staten en Oekraïne bij de Overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne, gedaan te Brussel op 17 december 2018 (1) sluiten tot wijziging van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, de verenigingen die strijden voor gendergelijkheid in staat moeten worden gesteld om hun opdracht te vervullen en hun werk voort te zetten door hun financiële steun te bieden;

Overwegende het belangrijke werk verricht door verenigingen die strijden voor gendergelijkheid wat betreft de dossiers die verband houden met het federaal beleid inzake de strijd voor gendergelijkheid;

Overwegende dat de toekenning van jaarlijkse subsidies aan verenigingen die strijden voor gendergelijkheid moet worden gestroomlijnd door om de vijf jaar een erkenningsprocedure op te zetten die eveneens geldig is voor een periode van vijf jaar;

Overwegende dat die erkenning een vereniging die strijdt voor gendergelijkheid dan wel de mogelijkheid biedt om in aanmerking te komen voor een subsidie op federaal niveau, ze geenszins een garantie op een bepaalde jaarlijkse subsidie inhoudt, en dat die subsidie verder zal worden toegekend op basis van een jaarlijkse aanvraag en van de algemene uitgavenbegroting voor elk jaar van de periode van erkenning;

Gezien de huidige rol van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen bij het organiseren van ondersteuning aan de verenigingen die actief zijn op het vlak van gendergelijkheid, of voor projecten tot bevordering van gendergelijkheid;

Op de voordracht van de Staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit, toegevoegd aan de Minister van Mobiliteit, en op het advies van de in de Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "minister": de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor gendergelijkheid;2° "federaal beleid van strijd voor de gendergelijkheid": de op federaal niveau ondernomen acties ter bevordering van de gendergelijkheid en ter bestrijding van elke discriminatie en ongelijkheid op grond van het geslacht, de zwangerschap, de medisch begeleide voortplanting, de bevalling, het geven van borstvoeding, het moederschap, de gezinsverantwoordelijkheden, de genderidentiteit, de genderexpressie, de geslachtskenmerken en de geslachtsverandering in de aangelegenheden bedoeld in artikel 5 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen;3° "verenigingen die strijden voor de gendergelijkheid": verenigingen met als doel te strijden voor de gelijkheid van vrouwen en mannen of de gendergelijkheid, of elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op basis van een door de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten beschermd criterium ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen bestrijden;4° "Instituut": het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, zoals bedoeld door de wet van 16 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002013438 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen sluiten houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen;5° "coalitie": een samenwerkingsverband van verenigingen met het doel kennis te verzamelen en een betere expertise te ontwikkelen voor thematieken onder de bevoegdheid van de federale overheid, beheerd door een voor deze opdracht erkende vereniging;6° "doelgroepen": groepen die vallen onder de beschermde criteria van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen;7° "strategisch programma": een plan waarin de organisatie die de erkenning aanvraagt in algemene termen beschrijft hoe zij in de loop van de vijfjarige erkenningscyclus de opdracht waarvoor zij de erkenning aanvraagt, wil vervullen;8° "werkprogramma": een plan waarin de erkende organisatie de concrete acties beschrijft die zij in de loop van het komende jaar zal ondernemen om de opdracht waarvoor zij is erkend te vervullen;9° "aanvrager": een vereniging die strijdt voor de gendergelijkheid en die de erkenning aanvraagt voor een door dit koninklijk besluit bedoelde opdracht. HOOFDSTUK 2. - Erkenning

Art. 2.§ 1. Het Instituut erkent verenigingen die strijden voor de gendergelijkheid met het oog op het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in de artikelen 4 tot 8 wat de aangelegenheden betreft die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen.

Een vereniging kan niet meer dan één van de in dit hoofdstuk genoemde erkenningen ontvangen.

De verenigingen die deze erkenning hebben verkregen, kunnen jaarlijks bij het Instituut een subsidiëringsaanvraag indienen met het oog op de uitvoering van de opdrachten waarvoor zij een erkenning hebben verkregen, volgens de modaliteiten van dit besluit.

De erkenning is vijf jaar geldig. § 2. Het Instituut lanceert een oproep tot kandidaatstelling om potentiële kandidaten in te lichten over de erkenningsprocedure.

Deze oproep wordt om de vijf jaar gelanceerd, wat overeenkomt met een erkenningscyclus.

De eerste erkenningscyclus vangt aan op 1 januari 2024 en eindigt op 31 december 2028.

Het Instituut publiceert de oproep tot kandidaatstelling uiterlijk zes maanden voor het begin van de betreffende erkenningscyclus.

Art. 3.Om de erkenning te verkrijgen, moet de aanvrager op cumulatieve wijze voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° een vereniging zijn die is opgericht onder de vorm van een Belgische vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019;2° een vereniging zijn die strijdt voor de gendergelijkheid, zoals omschreven in artikel 1, 3° ;3° niet voor meer dan de helft van zijn raad van bestuur bestaan uit leden van het Europees Parlement, parlementsleden of senatoren, leden van een Gemeenschaps- of Gewestparlement, provincieraden, gemeenteraden, raden voor maatschappelijk welzijn, of leden van het kabinet van een minister of staatssecretaris, van een regering of van een nationaal, communautair of gewestelijk uitvoerende macht, van het kabinet van een burgemeester of schepen of van een vast parlementslid;4° op het moment van de indiening van de erkenningsaanvraag, ten minste drie jaar van activiteiten voorleggen die relevant zijn met het oog op de opdrachten waarvoor de vereniging de erkenning aanvraagt, of drie jaar van activiteiten van haar leden voor een vereniging die nog geen drie jaar bestaat;5° een regelmatige boekhouding voeren en over een financieel plan, een resultatenrekening en een balans beschikken waaruit blijkt dat de organisatie in staat is kostendekkend of met een positief saldo te werken;6° een belangeloos doel hebben dat aansluit op de opdrachten opgesomd in de artikelen 4 tot 8 waarvoor de vereniging de erkenning aanvraagt;7° De statuten van de vereniging verwijzen naar de opdrachten waarvoor de vereniging is erkend;

Art. 4.Het Instituut erkent tien coalities waarvan de actiegebieden ten minste een van de volgende thema's bestrijken: 1° gender en gezondheid;2° gender en justitie;3° gender en sociaal-economische onafhankelijkheid;4° gender en migratie;5° gendergelijkheid. Onverminderd de algemene voorwaarden van artikel 3 moet de vereniging die de erkenning wil verkrijgen, aantonen in staat te zijn ten minste vijf organisaties te verenigen, die in hun statuten hebben opgenomen om te strijden voor gendergelijkheid;

De erkenningsbeslissing wordt genomen, rekening houdend met de volgende elementen: 1° de bekwaamheid van de aanvrager om ten minste de volgende taken uit te voeren: a) verenigen van organisaties rond het specifieke thema van de coalitie;b) organiseren van de bundeling van de expertise op nationaal niveau rond het specifieke thema van de coalitie;c) de belangen van de doelgroepen vertegenwoordigen in het kader van het thema van de coalitie;d) het brede publiek inlichten en bewustmaken omtrent het thema van de coalitie;2° de bekwaamheid van de aanvrager om in het hele land te netwerken;3° de kwaliteit en de relevantie van het ontwerp van strategisch programma dat is opgesteld om de opdracht uit te voeren;4° de bekwaamheid van de aanvrager om het strategisch programma uit te voeren. Bij de beslissing over erkenning wordt rekening gehouden met de representativiteit in termen van geografie, taal, thema's en de verschillende doelgroepen die vertegenwoordigd zijn.

Art. 5.Het Instituut erkent een vereniging die het behoud van de archieven van de geschiedenis van vrouwen en van het gendergelijkheidsbeleid, met inbegrip van het gebied van de rechten van transgender personen en intersekse personen in België beoogt te vrijwaren en deze geschiedenis te opwaarderen.

De erkenningsbeslissing wordt genomen, rekening houdend met de volgende elementen: 1° de bekwaamheid van de aanvrager om ten minste de volgende taken uit te voeren: a) het behoud van de archieven van de geschiedenis van vrouwen en van de gendergelijkheid, met inbegrip van de vrouwenbewegingen, transgender personen en intersekse personen in België te vrijwaren;b) een logistieke archiveringssteun verlenen aan de verenigingen die zich inzetten voor de gendergelijkheid;c) de archieven ter beschikking stellen van het publiek;2° de bekwaamheid van de aanvrager om een uniforme steun voor heel België en een samenwerking tussen de verschillende taalgemeenschappen te verzekeren;3° de kwaliteit en de relevantie van het ontwerp van strategisch programma dat is opgesteld om de opdracht uit te voeren;4° de bekwaamheid van de aanvrager om het voorgestelde strategisch programma uit te voeren.

Art. 6.Het Instituut erkent twee organisaties die samenwerken aan het verzamelen en gezamenlijk aanbieden van documentatie en expertises via een digitaal systeem op het gebied van gendergelijkheid met inbegrip van het gebied van de rechten van transgender personen en intersekse personen.

De erkenningsbeslissing wordt genomen, rekening houdend met de volgende elementen: 1° de bekwaamheid van de aanvragers om samen ten minste de volgende taken uit te voeren: a) documentatie verzamelen met prioriteit voor thema's die aan bod komen in de in artikel 4 bedoelde coalities;b) informatieve documenten inzake gendergelijkheid produceren, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de thema's die aan bod komen in de in artikel 4 bedoelde coalities;c) de verzamelde en geproduceerde documentatie ter beschikking stellen van het publiek;d) elk jaar een gezamenlijke dag organiseren om de documentatie aan het geheel van het maatschappelijk middenveld te presenteren.2° de kwaliteit en de relevantie van het ontwerp van strategisch programma dat is opgesteld om de opdracht uit te voeren;3° de bekwaamheid van de aanvragers om het voorgestelde strategisch programma uit te voeren;4° de bekwaamheid van de aanvragers om samen heel België te bestrijken.

Art. 7.Het Instituut erkent een vereniging die de vereniging van onderzoekers in het domein van genderstudies en de terbeschikkingstelling van informatie over het domein van genderstudies beoogt, met inbegrip van het domein van de rechten van transgender personen en intersekse personen.

De erkenningsbeslissing wordt genomen, rekening houdend met de volgende elementen: 1° de bekwaamheid van de aanvrager om ten minste de volgende taken uit te voeren: a) in netwerken samenbrengen van de academici die het gender bestuderen;b) de ontwikkeling van netwerken en contacten tussen de academische wereld en het verenigingsleven ondersteunen;c) bevordering en verspreiding van de initiatieven over de thematiek van de genderstudies.2° de bekwaamheid van de aanvrager om een uniforme steun voor heel België en een samenwerking tussen de verschillende taalgemeenschappen te verzekeren;3° de kwaliteit en de relevantie van het ontwerp van strategisch programma;4° de bekwaamheid van de aanvrager om het voorgestelde strategisch programma uit te voeren.

Art. 8.Het Instituut erkent een vereniging die over de taalgrenzen heen beoogt in te staan voor een ontmoetings- en verenigingsplaats voor en steun aan de organisaties die zich inzetten voor de gendergelijkheid, met inbegrip van de thematieken van transgender personen en intersekse personen.

De erkenningsbeslissing wordt genomen, rekening houdend met de volgende elementen: 1° de bekwaamheid van de aanvrager om ten minste de volgende taken uit te voeren: a) organiseren van de terbeschikkingstelling van lokalen aan de organisaties die zich inzetten voor de gendergelijkheid;b) de mogelijkheid bieden aan organisaties die zich inzetten voor de gendergelijkheid om er hun maatschappelijke zetel te vestigen;c) verlenen van logistieke steun aan de verenigingen op het vlak van gebouw, ICT, werking;d) ter beschikking stellen van zalen voor de organisatie van vergaderingen en conferenties over gendergelijkheid;e) organiseren van informatie- en ondersteuningssessies over de effectieve en efficiënte werking en organisatie van verenigingen en collectieven die zich inzetten voor de gelijkheid van mannen en vrouwen in België.2° de bekwaamheid van de aanvrager om een uniforme steun voor heel België en een samenwerking tussen de verschillende taalgemeenschappen te verzekeren;3° de kwaliteit en de relevantie van het ontwerp van strategisch programma dat is opgesteld om de opdracht uit te voeren;4° de bekwaamheid van de aanvrager om het voorgestelde strategische programma uit te voeren.

Art. 9.De erkenningsaanvraag wordt ingediend volgens de volgende modaliteiten: 1° ze wordt ingediend bij het Instituut tijdens het jaar dat het eerste jaar van de betrokken erkenningscyclus voorafgaat, volgens de termijnen opgenomen in de oproep tot kandidaatstelling bedoeld in artikel 2, § 2;2° ze omvat alle bewijsstukken waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 3, waaronder een dossier met een overzicht van de activiteiten van de aanvrager die verband houden met het federale beleid inzake het federale beleid ter bestrijding van de genderongelijkheden;3° ze omvat een ontwerp van strategisch werkprogramma.

Art. 10.§ 1. Het Instituut beslist over de erkenningsaanvraag binnen het kader van de voorwaarden voorgesteld in de oproep tot kandidaatstelling.

Indien het dossier onvolledig wordt geacht, brengt het Instituut de aanvrager hiervan op de hoogte en stelt een termijn vast waarbinnen de aanvraag moet worden aangevuld. Een nieuwe termijn van vijftien dagen voor de behandeling van de aanvraag vangt aan zodra het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de informatie ter aanvulling van het dossier ontvangt. § 2. Indien uit de ontvankelijke erkenningsaanvragen voor een van de in de artikelen 4 tot en met 8 bedoelde opdrachten geen enkele erkenningkan worden toegekend, kan de in artikel 9 en in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde procedure worden heropgestart voor de onvoltooide opdracht.

In afwijking van artikel 9, 1° worden erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk 30 dagen na de beslissing van het Instituut om een organisatie niet te erkennen voor een van de opdrachten bedoeld in de artikelen 4 tot 8.

Art. 11.Het Instituut verzendt de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning per aangetekend schrijven aan de aanvrager. HOOFDSTUK 3. - Jaarlijkse subsidies

Art. 12.Binnen de grenzen van de beschikbare budgettaire kredieten kent het Instituut jaarlijks een subsidie toe aan de verenigingen die de erkenning verkregen hebben.

De subsidie is bedoeld ter financiële ondersteuning van de jaarlijkse werkingskosten gelinkt aan de uitvoering van een werkprogramma dat verband houdt met de missies waarvoor de vereniging erkent is. Deze kosten omvatten met name: 1° de kosten voor de huur, de huurlasten en het onderhoud van de gebouwen;2° de personeelskosten en de kosten voor de aanwerving van personeel en voor het personeelsbeheer;3° de missiekosten en reiskosten;4° de kosten voor opleiding;5° de kosten voor administratief en boekhoudkundig beheer;6° de kantoor- en informaticakosten;7° de kosten inzake logistiek, communicatie en kantooruitrusting. Een subsidieperiode begint op 1 januari en eindigt op 31 december van het betrokken jaar.

De subsidie mag geen kosten dekken die reeds gedekt zijn door een andere vorm van subsidiëring.

Art. 13.§ 1. Het Instituut lanceert jaarlijks een oproep tot subsidies om de erkende verenigingen in te lichten over de subsidieprocedure.

Het Instituut lanceert de oproep tot subsidies uiterlijk 6 maanden voor het einde van het jaar voorafgaand aan het te subsidiëren jaar.

Het Instituut bepaalt in de oproep tot subsidies de modaliteiten en de termijn waarbinnen de subsidieaanvragen moeten worden ingediend.

In het kader van de concretisering van de uitvoering van de in de artikelen 4 tot 8 vermelde opdrachten, bepaalt het Instituut in de oproep tot subsidies de prioriteiten waarmee de erkende verenigingen in hun werkprogramma's voor het komende jaar rekening moeten houden. § 2. Voor de in artikel 4 bedoelde verenigingen moet het werkprogramma ten minste de volgende elementen bevatten: 1° hoe de erkende vereniging de in artikel 4, derde lid, 1° vermelde taken zal uitvoeren;2° hoe de erkende vereniging het federaal en internationaal beleid omtrent het thema waarvoor de vereniging is erkend, zal volgen;3° hoe de erkende vereniging de internationale ontwikkelingen en instrumenten in verband met het betrokken thema zal volgen;4° hoe de erkende vereniging een contactpunt tussen de lidverenigingen en het Instituut zal waarnemen;5° hoe de erkende vereniging bij de uitvoering van de opdracht een bijzondere aandacht zal besteden aan het gendergerelateerd geweld. § 3. Voor de in artikel 5 bedoelde vereniging moet het werkprogramma ten minste de volgende elementen bevatten: 1° hoe de erkende vereniging de in artikel 5, tweede lid, 1° vermelde taken zal uitvoeren;2° hoe de erkende vereniging de valorisatie van de archieven zal organiseren;3° hoe de erkende vereniging evenementen zal organiseren die de geschiedenis van vrouwen en gendergelijkheidsbewegingen in de kijker zetten;4° hoe de erkende vereniging bij de uitvoering van de opdracht een bijzondere aandacht zal besteden aan het gendergerelateerd geweld. § 4. Voor de in artikel 6 bedoelde verenigingen moet het werkprogramma ten minste de volgende elementen bevatten: 1° hoe de erkende verenigingen de in artikel 6, tweede lid, 1° vermelde taken zullen uitvoeren;2° hoe de erkende verenigingen informatie over de thematiek ter beschikking van het publiek zullen stellen;3° hoe de erkende verenigingen bij de uitvoering van de opdracht een bijzondere aandacht zullen besteden aan het gendergerelateerd geweld;4° hoe de erkende verenigingen minstens één jaarlijks evenement zullen organiseren in samenwerking met de civiele maatschappij om hun nieuwe documentatie voor te stellen. § 5. Voor de in artikel 7 bedoelde vereniging moet het werkprogramma ten minste de volgende elementen bevatten: 1° hoe de erkende vereniging de in artikel 7, tweede lid, 1° vermelde taken zal uitvoeren;2° hoe de erkende vereniging uitwisselingsdagen zal organiseren over de academische wereld en het gendergelijkheidsbeleid, met inbegrip van de thematiek van de gelijkheid van vrouwen en mannen en die van de rechten van vrouwen en transgender en intersekse personen in de academische wereld;3° hoe de erkende vereniging bij de uitvoering van de opdracht een bijzondere aandacht zal besteden aan het gendergerelateerd geweld. § 6. Voor de in artikel 8 bedoelde vereniging moet het werkprogramma ten minste de volgende elementen bevatten: 1° hoe de erkende vereniging de in artikel 8, tweede lid, 1° vermelde taken zal uitvoeren;2° hoe de erkende vereniging bijeenkomsten voor de verenigingen die zich inzetten voor de gendergelijkheid zal aansporen.

Art. 14.Om de in artikel 13 bedoelde subsidie te verkrijgen, doet de vereniging die de erkenning heeft gekregen voor een van de in de artikelen 4 tot 8 bedoelde opdrachten een aanvraag volgens de in de oproep tot subsidies van artikel 13 bepaalde modaliteiten.

De subsidieaanvraag bevat de volgende informatie: 1° een kopie van de beslissing van het Instituut tot toekenning van de erkenning bedoeld in artikel 10, § 1;2° het gevraagde structurele subsidiebedrag;3° het ontwerp van werkprogramma voor het subsidiejaar;4° het geraamde budget voor het subsidiejaar.

Art. 15.Het Instituut beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van zestig dagen vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag.

Het Instituut houdt rekening met de volgende elementen: 1° de algemene kwaliteit van de ingediende subsidieaanvraag;2° de capaciteit van de aanvrager om het werkprogramma voor het te subsidiëren jaar uit te voeren;3° de haalbaarheid van het geraamde budget, met betrekking tot het subsidiejaar;4° de mate waarin de aanvrager eerdere werkprogramma's naar behoren heeft verwezenlijkt.

Art. 16.§ 1. Ingeval de jaarlijkse subsidie wordt toegekend, beslist het Instituut over het bedrag dat zal worden toegekend, binnen de grenzen van de beschikbare begroting. Het bedrag van de subsidie wordt bepaald met inachtneming van het door de aanvrager gevraagde bedrag alsmede zijn ontwerp van werkprogramma. § 2. Onverminderd de eerste paragraaf, beloopt de toegekende subsidie voor de verenigingen bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1° tot een minimumbedrag van 90.000 euro, behoudens wanneer het door de aanvrager gevraagde bedrag lager is.

Onverminderd de eerste paragraaf, beloopt de toegekende subsidie voor de vereniging bedoeld in artikel 5, tot een minimumbedrag van 180.000 euro, behoudens wanneer het door de aanvrager gevraagde bedrag lager is.

Onverminderd de eerste paragraaf, beloopt de toegekende subsidie voor de vereniging bedoeld in artikel 6, tot een minimumbedrag van 90.000 euro per organisatie, behoudens wanneer het door de aanvrager gevraagde bedrag lager is.

Onverminderd de eerste paragraaf, beloopt de toegekende subsidie voor de verenigingen bedoeld in artikel 7, tot een minimumbedrag van 120.000 euro, behoudens wanneer het door de aanvrager gevraagde bedrag lager is.

Onverminderd de eerste paragraaf, beloopt de toegekende subsidie voor de vereniging bedoeld in artikel 8, tot een minimumbedrag van 400.000 euro, behoudens wanneer het door de aanvrager gevraagde bedrag lager is. § 3. De in dit artikel bedoelde financiering wordt elk jaar aangepast rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand juni van elk jaar, die daartoe wordt berekend en benoemd overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's landsconcurrentievermogen.

Het basisindexcijfer is dat van de maand juni.

Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van de bedragen met zich mee, overeenkomstig de volgende formule: het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het basisindexcijfer. De geïndexeerde bedragen zijn opeisbaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanpassing is uitgevoerd.

Art. 17.Het Instituut verzendt de beslissing tot toekenning o weigering van de subsidie per aangetekend schrijven aan de erkende vereniging. HOOFDSTUK 4. - Toezicht en sancties

Art. 18.De erkende vereniging verschaft het Instituut een specifiek jaarverslag over de uitvoering van alle onderstaande elementen: 1° de uitvoering van het strategisch programma door de erkende vereniging;2° de uitvoering van het werkprogramma door de erkende vereniging;3° het gebruik van de toegekende subsidies door de vereniging. Het in het eerste lid bedoelde verslag wordt overeenkomstig de bepalingen uit het protocol tussen het Instituut en de gesubsidieerde vereniging aan het Instituut overgemaakt.

Art. 19.Indien een vereniging niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of blijk geeft van een ernstige tekortkoming in de uitvoering of de verantwoording van haar activiteiten en het gebruik van haar subsidies, richt het Instituut per aangetekend schrijven een waarschuwing aan deze vereniging.

In deze waarschuwing geeft het Instituut de vastgestelde tekortkomingen aan die moeten worden verholpen alsmede de termijn waarbinnen dit moet gebeuren.

De vereniging kan binnen de door het Instituut vastgestelde termijn haar standpunt per aangetekend schrijven laten gelden en kan vragen te worden gehoord.

Art. 20.Indien de erkende vereniging bij het verstrijken van de in artikel 19 bedoelde termijn, de in artikel 19 bedoelde tekortkomingen niet heeft verholpen, kan het Instituut de volgende sancties treffen: 1° de in artikel 12 vermelde subsidies verminderen of terugvorderen;2° de schorsing van de erkenning bevelen, gedurende welke de vereniging geen enkele subsidies zoals bedoeld in artikel 12 ontvangt;3° de erkenning intrekken. Het Instituut verzendt de beslissing om een van de in eerste paragraaf bedoelde sancties op te leggen per aangetekend schrijven aan de erkende vereniging.

Indien een beslissing tot intrekking zoals bedoeld in de eerste paragraaf, 3°, wordt genomen, kan de in de artikelen 9 en 10 vermelde procedure voor de onvervulde opdracht worden heropgestart. In afwijking van artikel 9, lid 1, 1° worden erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk 60 dagen na de beslissing van het Instituut om de erkenning in te trekken. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen

Art. 21.§ 1. In afwijking van artikel 2, § 2, lid 4 lanceert het Instituut voor het subsidiejaar 2024 de oproep tot kandidaatstelling uiterlijk een maand na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit. § 2. In afwijking van de artikelen 2, 9 en 14 dient de vereniging voor het subsidiejaar 2024 gelijktijdig een erkenningsaanvraag en een subsidieaanvraag in.

De vereniging dient de erkennings- en subsidieaanvragen in volgens de termijnen en de praktische verzendingsmodaliteiten die zijn opgenomen in de oproep tot kandidaatstelling na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

De erkenningsaanvraag voldoet aan de in artikel 9 beschreven modaliteiten. De subsidieaanvraag voldoet aan de in de artikelen 13 en 14 beschreven modaliteiten. § 3 Het Instituut beslist over de erkenningsaanvraag overeenkomstig artikel 10. Het neemt zijn beslissing binnen zestig dagen na het verstrijken van de in lid twee, tweede alinea, bedoelde termijn.

Het Instituut beslist over de subsidieaanvraag overeenkomstig artikel 15. Het neemt zijn beslissing binnen zestig dagen na het verstrijken van de in lid twee, tweede alinea, bedoelde termijn. HOOFDSTUK 6. - Nationaal platform in het kader van het Nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld

Art. 22.In overeenstemming met het Verdrag van Istanbul financiert het Instituut een Nationaal Platform dat het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigt met het oog op raadpleging van de actoren in het werkveld bij het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van beleid ter bestrijding van gendergerelateerd geweld, met name met name in het kader van de uitvoering van het Nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld.

Om het Nationaal Platform samen te stellen, lanceert het Instituut binnen zes maanden na de goedkeuring van het Nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld een oproep tot kandidaatstelling om maximaal zestien verenigingen te erkennen voor een periode van vijf jaar.

Deze oproep tot kandidaatstelling bevat met name de procedure voor het erkennen en aanvaarden van aanvragen, evenals ten minste de volgende erkenningscriteria: 1° opgericht zijn als rechtspersoon zonder winstoogmerk of als feitelijke vereniging;2° hun activiteiten ontplooien in het Franse taalgebied, ofwel het Nederlandse taalgebied, ofwel het Duitse taalgebied, ofwel het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ofwel een combinatie van twee of meer van deze gebieden;3° de bestrijding van gendergerelateerd geweld als een van hun werkprioriteiten hebben;4° blijk geven van deskundigheid inzake gendergerelateerd geweld in verband met het Nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld;5° de waarden en beginselen onderschrijven die door het Verdrag van Istanbul worden bepleit. In de oproep tot kandidaatstelling wordt de selectieprocedure vermeld, waaronder ten minste de volgende selectiecriteria: 1° de vereniging toont aan dat haar activiteiten ter bestrijding van gendergerelateerd geweld in overeenstemming zijn met de beginselen van het Verdrag van Istanbul;2° de vereniging toont aan dat haar activiteiten betrekking hebben op een of meer vormen van gendergerelateerd geweld die onder het Nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld vallen;3° de vereniging toont aan dat haar activiteiten betrekking hebben op een of meer doelgroepen die onder het Nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld vallen.Het ontwikkelen van een intersectionele aanpak kan een pluspunt vormen; 4° de vereniging geeft blijk van geïntegreerd werk of ervaring met veldwerk met andere organisaties/partnerschappen - hetzij als lid van een netwerk/coalitie/platform, hetzij als netwerk op zichzelf.Het feit dat de vereniging netvorming mogelijk maakt van verschillende actoren en sectoren die actief zijn in de strijd tegen gendergerelateerd geweld, kan een troef zijn; 5° de vereniging toont aan dat ze haar activiteiten ontplooit in het Franse taalgebied, het Nederlandse taalgebied, het Duitse taalgebied en/of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;6° de vereniging geeft blijk van ervaring met het opstellen van aanbevelingen of acties gericht op politieke interpellatie inzake gendergerelateerd geweld op gemeentelijk, gewestelijk, gemeenschaps- en/of federaal niveau. Een jaarlijks bedrag van 210.000 euro zal worden toegekend om het Nationaal Platform en de geselecteerde leden te financieren, voor een periode van 5 jaar, indien nodig te verlengen door de Federale overheid. De oproep kandidaatstelling zal de financieringsmodaliteiten specificeren.

De in dit artikel bedoelde financiering wordt elk jaar aangepast rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand juni van elk jaar, die daartoe wordt berekend en benoemd overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's landsconcurrentievermogen.

Het basisindexcijfer is dat van de maand juni.

Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van de bedragen met zich mee, overeenkomstig de volgende formule: het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het basisindexcijfer. De geïndexeerde bedragen zijn opeisbaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanpassing is uitgevoerd.

De erkende verenigingen zullen verantwoordelijk zijn voor de activiteiten en werkzaamheden die zijn gespecificeerd in de oproep tot het indienen van aanvragen om het Nationaal Platform te vormen. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 23.Dit besluit heeft uitwerking vanaf de datum van de ondertekening ervan.

Art. 24.Het lid van de regering dat bevoegd is voor Gendergelijkheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 oktober 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit, M.-C. LEROY

^