gepubliceerd op 09 maart 2007
Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk
2 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 8, § § 2 en 3, 12,1. en 14, § 1, b) en d) ;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2001 tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2004;
Gelet op de notificatie bij de Europese Commissie van 19 januari 2006;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, gegeven op 1 juni 2006;
Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 17 juli 2006;
Gelet op het advies 41.374/1 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Energie, van Onze Minister van Consumentenzaken en van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit worden de hierna bedoelde motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in functie van de massadichtheid gegroepeerd in de hierna vermelde groepen van petroleumproducten, waarvan de volgende wettelijke benamingen, minimale afkortingen of letterwoorden en vast in te stellen massadichtheden worden gebruikt :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Indien het technisch mogelijk is, mogen langere afkortingen of letterwoorden gebruikt worden op voorwaarde dat er geen verwarring mogelijk is en deze afkortingen of deze letterwoorden zo dicht mogelijk aanleunen bij de wettelijke benaming. § 2. In plaats van het gebruik van de in § 1 bedoelde vast in te stellen massadichtheden, mag de massadichtheid bij 15 °C gemeten worden door een metrologisch goedgekeurde dichtheidsmeter die deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie. § 3. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit : 1° leveringen via tankschepen aan een vaste opslagplaats en omgekeerd;2° leveringen per gewicht.
Art. 2.§ 1. De hoeveelheden van de in artikel 1 bedoelde producten, per volume (meeteenheden : liter of kubieke meter) op de markt gebracht en verkocht in bulk (los), worden gemeten door een vloeistofmeetinstallatie, uitgerust met een herleidingsinrichting voor temperatuur om het volume naar 15 °C om te zetten en met een totalisator aan 15 °C. Het is toegelaten de verschillende groepen van petroleumproducten door 1 vloeistofmeetinstallatie af te leveren op voorwaarde dat de meetinstallatie op het einde van de levering volledig ledig wordt gemaakt zodoende dat de karakteristieken van het geloste product niet door contaminatie worden beïnvloed. § 2. De vloeistofmeetinstallatie die op een tankwagen is geplaatst, wordt in geval van meerdere uitgangen na de vloeistofmeter, bovendien uitgerust met een nulstelvergrendeling, waardoor slechts via één uitgang tegelijk kan worden geleverd. Tijdens een meting wordt de omschakeling tussen die uitgangen onmogelijk.
Art. 3.§ 1. Bij het laden in een vaste opslagplaats wordt aan de koper of zijn vertegenwoordiger ter plaatse een laadbon verstrekt.
Deze laadbon wordt afgedrukt op een afdrukinrichting die is aangesloten op de vloeistofmeetinstallatie en bevat minimaal de volgende gegevens : 1° de identiteit van de opslagplaats (eventueel voorgedrukt);2° het nummer van de vloeistofmeetinstallatie;3° de datum en het uur van het laden;4° de wettelijke benaming, de minimale afkorting of het letterwoord van het product, bedoeld in artikel 1, § 1;5° de hoeveelheid geladen product in liter bij 15 °C;6° het volgnummer, namelijk een uniek nummer dat aan elke transactie die over het telwerk loopt, wordt toegekend en dat in combinatie met de afgedrukte datum voor geen enkele andere transactie kan worden gebruikt, zodat de latere identificatie van de lading steeds mogelijk is;7° de gemeten massadichtheid bij 15 °C indien gebruik wordt gemaakt van een dichtheidsmeter, bedoeld in artikel 1, § 2. Indien het technisch onmogelijk is om het nummer van de vloeistofmeetinstallatie op de laadbon af te drukken, moeten de elementen opgesomd in het eerste lid, 3° tot 6°, de latere identificatie van de lading mogelijk maken.
Het is verboden het niet-omgezette volume op de laadbon af te drukken.
Alleen de identiteit van de opslagplaats mag op de laadbon voorkomen onder voorgedrukte vorm. § 2. Een logboek wordt opgesteld aan de hand van een toestel dat deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie en wordt gedurende minstens één jaar bewaard. Daarin komen minimaal de in § 1 bedoelde gegevens van de laadbon voor.
Voor bestaande vloeistofmeetinstallaties is het toegelaten de in § 1 bedoelde productnaam niet af te drukken op het logboek, maar gebruik te maken van een productcode zodat latere identificatie van de lading mogelijk blijft.
Art. 4.§ 1. Bij het lossen van de tankwagen wordt aan de koper of zijn vertegenwoordiger ter plaatse een losbon verstrekt. Deze losbon wordt afgedrukt op een afdrukinrichting die deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie en bevat minimaal de volgende gegevens : 1° het serienummer van het elektronisch telwerk;2° de datum en het uur van het lossen;3° de wettelijke benaming, de minimale afkorting of het letterwoord van het product, bedoeld in artikel 1, § 1;4° de hoeveelheid gelost product in liter bij 15 °C;5° het volgnummer, namelijk een uniek nummer dat aan elke transactie die over het telwerk loopt wordt toegekend en dat in combinatie met de afgedrukte datum voor geen enkele andere transactie kan worden gebruikt, zodat de latere identificatie van het lossen steeds mogelijk is;6° de gemeten massadichtheid bij 15 °C indien gebruik wordt gemaakt van een dichtheidsmeter, bedoeld in artikel 1, § 2. Het is verboden het niet-omgezette volume op de losbon af te drukken. § 2. Een logboek wordt opgesteld aan de hand van een toestel dat deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie en wordt gedurende minstens één jaar bewaard. Daarin komen minimaal de in § 1 bedoelde gegevens van de laadbon voor.
Voor bestaande vloeistofmeetinstallaties is het toegelaten de in § 1 bedoelde productnaam niet af te drukken op het logboek, maar gebruik te maken van een productcode zodat latere identificatie van de lading mogelijk blijft.
Art. 5.De ambtenaren van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling, van de Algemene Directie Energie en van de Metrologische Dienst van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, zijn elk binnen hun domein, belast met de controle op de naleving van dit besluit.
De Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, zijn belast met het uitwerken van de praktische regelen voor een systematisch en statistisch verantwoorde controle op de juistheid van de vloeistofmeetinstallaties.
De onder het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn elk binnen hun domein belast met de in het tweede lid bedoelde systematische controle.
Art. 6.Het koninklijk besluit van 21 november 2001 tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2004, wordt opgeheven.
Art. 7.Voor afnames van de pomp in de verkooppunten voor motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen moeten de nieuwe vloeistofmeetinstallaties overeenkomstig bovenvermelde bepalingen worden uitgerust ten laatste op 1 januari 2008, de bestaande vloeistofmeetinstallaties ten laatste op 1 januari 2015.
Indien de vloeistofmeetinstallatie voor afnames van de pomp in het verkooppunt van motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen reeds uitgerust is met een onder artikel 2 bedoelde herleidingsinrichting voor temperatuur, wordt deze vanaf de inwerkingtreding van dit besluit gebruikt en wordt daarna niet meer uitgeschakeld.
Art. 8.Onze Minister van Economie en Energie, Onze Minister van Consumentenzaken en Onze Minister van Middenstand, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE