gepubliceerd op 15 december 2001
Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk
21 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 8, §§ 2 en 3, en 12,1;
Gelet op de notificatie bij de Europese Commissie van 11 juli 2000;
Gelet op het advies 31.236/1 van de Raad van State, gegeven op 21 juni 2001;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, van Onze Minister van Consumentenzaken, van Onze Minister belast met Middenstand, van Onze Minister van Economie en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit worden de hierna bedoelde motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in functie van de dichtheid gegroepeerd in de hiernavermelde groepen van petroleum-producten, waarvan de volgende wettelijke benamingen, minimale afkortingen of letterwoorden worden gebruikt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien het technisch mogelijk is, mogen langere afkortingen of letterwoorden gebruikt worden op voorwaarde dat er geen verwarring mogelijk is en deze afkortingen of deze letterwoorden zo dicht mogelijk aanleunen bij de wettelijke benaming. § 2. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit : 1° leveringen via de pomp in de benzine-stations;2° leveringen via tankschepen aan een vaste opslagplaats en omgekeerd;3° leveringen via tankwagons per gewicht.
Art. 2.§ 1. De hoeveelheden van de in artikel 1 bedoelde producten, per volume (meeteenheden : liter of kubieke meter) op de markt gebracht en verkocht in bulk (los), worden per groep van petroleumproducten afzonderlijk gemeten door een vloeistofmeetinstallatie, uitgerust met een herleidingsinrichting voor temperatuur om het volume naar 15° C om te zetten en met een totalisator aan 15 °C. § 2. De vloeistofmeetinstallatie die op een tankwagen is geplaatst, wordt in geval van meerdere uitgangen na de vloeistofmeter, bovendien uitgerust met een nulstelvergrendeling, waardoor slechts via één uitgang tegelijk kan worden geleverd. Tijdens een meting wordt de omschakeling tussen die uitgangen onmogelijk.
Art. 3.§ 1. Bij het laden in een vaste opslagplaats wordt aan de koper of zijn vertegenwoordiger ter plaatse een laadbon verstrekt.
Deze laadbon wordt afgedrukt op een afdrukinrichting die is aangesloten op de vloeistofmeetinstallatie en bevat minimaal de volgende gegevens : 1° de identiteit van de opslagplaats (eventueel voorgedrukt);2° het nummer van de vloeistofmeet-installatie;3° de datum en het uur van het laden;4° de wettelijke benaming, de minimale afkorting of het letterwoord van het product, bedoeld in artikel 1, § 1;5° de hoeveelheid geladen product in liter bij 15 °C;6° het volgnummer, namelijk een uniek nummer dat aan elke transactie die over het telwerk loopt, wordt toegekend en dat in combinatie met de afgedrukte datum voor geen enkele andere transactie kan worden gebruikt, zodat de latere identificatie van de lading steeds mogelijk is. Indien het technisch onmogelijk is om het nummer van de vloeistofmeetinstallatie op de laadbon af te drukken, moeten de elementen opgesomd in het eerste lid, 3° tot 6°, de latere identificatie van de lading mogelijk maken.
Alleen de identiteit van de opslagplaats mag op de laadbon voorkomen onder voorgedrukte vorm. § 2. Een logboek wordt opgesteld aan de hand van een toestel dat deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie en wordt gedurende minstens één jaar bewaard. Daarin komen minimaal de in § 1 bedoelde gegevens van de laadbon voor.
Voor bestaande vloeistofmeetinstallaties is het toegelaten de in § 1 bedoelde productnaam niet af te drukken op het logboek, maar gebruik te maken van een productcode zodat latere identificatie van de lading mogelijk blijft.
Art. 4.§ 1. Bij het lossen van de tankwagen wordt aan de koper of zijn vertegenwoordiger ter plaatse een losbon verstrekt. Deze losbon wordt afgedrukt op een afdrukinrichting die deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie en bevat minimaal de volgende gegevens : 1° het serienummer van het elektronisch telwerk;2° de datum en het uur van het lossen;3° de wettelijke benaming, de minimale afkorting of het letterwoord van het product, bedoeld in artikel 1, § 1;4° de hoeveelheid gelost product in liter bij 15 °C;5° het volgnummer, namelijk een uniek nummer dat aan elke transactie die over het telwerk loopt wordt toegekend en dat in combinatie met de afgedrukte datum voor geen enkele andere transactie kan worden gebruikt, zodat de latere identificatie van het lossen steeds mogelijk is. § 2. Een logboek wordt opgesteld aan de hand van een toestel dat deel uitmaakt van de vloeistofmeetinstallatie en wordt gedurende minstens één jaar bewaard. Daarin komen minimaal de in § 1 bedoelde gegevens van de laadbon voor.
Voor bestaande vloeistofmeetinstallaties is het toegelaten de in § 1 bedoelde productnaam niet af te drukken op het logboek, maar gebruik te maken van een productcode zodat latere identificatie van de lading mogelijk blijft.
Art. 5.§ 1. De ambtenaren van het Bestuur Economische Inspectie, van het Bestuur Energie en van de Metrologische Dienst van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken, zijn elk binnen hun domein, belast met de controle op de naleving van dit besluit. § 2. De Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, zijn belast met het uitwerken van de praktische regelen voor een systematisch en statistisch verantwoorde controle op de juistheid van de vloeistofmeetinstallaties. § 3. De onder § 1 bedoelde ambtenaren zijn elk binnen hun domein belast met de in § 2 bedoelde systematische controle.
Art. 6.§ 1. De vloeistofmeetinstallaties worden overeenkomstig bovenvermelde bepalingen uitgerust, volgens het hierna bepaald tijdschema : - voor nieuwe vaste laadinstallaties en nieuwe tankwagens, die operationeel worden na de inwerkingtreding van dit besluit, vanaf 1 januari 2002; - voor bestaande vaste laadinstallaties, die reeds operationeel waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit, vanaf 1 juli 2002. § 2. De vloeistofmeetinstallaties die op bestaande tankwagens zijn geplaatst en die niet overeenstemmen met de bepalingen van dit besluit, worden volgens het hiernavolgende tijdschema ermee in overeenstemming gebracht : a) bouwjaren 1997 tot 2001 : vóór 1 juli 2002;b) bouwjaar 1996 : vóór 1 januari 2003;c) bouwjaar 1995 : vóór 1 juli 2003;d) bouwjaren 1994 en vroeger : vóór 1 januari 2004; § 3. Indien de vloeistofmeetinstallatie die thans op de vaste laadinstallatie of op de tankwagen is geplaatst, reeds uitgerust is met een onder artikel 2 bedoelde herleidingsinrichting voor temperatuur, wordt deze vanaf 1 januari 2002 gebruikt en wordt daarna niet meer uitgeschakeld en dit ongeacht het bouwjaar.
Art. 7.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Consumentenzaken, Onze Minister belast met Middenstand, Onze Minister van Economie en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE