gepubliceerd op 08 juli 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, wat de benoeming in de rangen 17, 16 en 15 betreft
2 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, wat de benoeming in de rangen 17, 16 en 15 betreft
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op de herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 29, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 juni 1996;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 november 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 21 november 1997;
Gelet op het protocol nr. 276 van 16 oktober 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 7 november 1997, betreffende de adviesaanvraag binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 januari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Een artikel 28ter, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut ingevoegd : «
Art. 28ter.§ 1. In artikel 20quinquies moet paragraaf 1 als volgt worden gelezen : « § 1. Tot een graad van rang 16 kunnen benoemd worden : 1° de vastbenoemde ambtenaren van de instellingen die titularis zijn van een graad van rang 16;2° de vastbenoemde ambtenaren van de instellingen die titularis zijn van een graad van rang 15 en die ten minste een jaar graadanciënniteit tellen.» § 2. In artikel 20quinquies, § 3, eerste lid, dient "vastbenoemde ambtenaren" te worden gelezen in plaats van "rijksambtenaren". § 3. Artikel 20quinquies, § 4, derde lid, is niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen. »
Art. 2.Een artikel 28quater, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 28quater.§ 1. In artikel 20sexies moet paragraaf 1 worden gelezen als volgt : « § 1. Tot een graad van rang 15 kunnen benoemd worden : 1° de vastbenoemde ambtenaren van de instellingen die titularis zijn van een graad van rang 15;2° de vastbenoemde ambtenaren van de instelling waar de betrekking te begeven is, die titularis zijn van een graad van rang 13 en die ten minste een jaar graadanciënniteit en twaalf jaar anciënniteit in niveau 1 tellen.» § 2. Artikel 20sexies, § 4, derde lid, is niet toepasselijk op de ambtenaren van de instellingen. »
Art. 3.Een artikel 28quinquies, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 28quinquies.De artikelen 20bis tot 20septies, die hoofdstuk I van Titel II uitmaken, zijn niet van toepassing op de benoeming van de leidende ambtenaren en de adjunct-leidende ambtenaren. »
Art. 4.Artikel 29 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 3 juni 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 29.Artikel 22 moet als volgt worden gelezen : «
Art. 22.Behalve voor de benoeming van de leidende ambtenaren en de adjunct-leidende ambtenaren wordt de bevordering tot de graden van rang 13 verleend bij wege van verhoging in graad. »
Art. 5.De procedures inzake benoeming tot een graad van rang 16 of 15 die aan de gang zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden verder gezet op grond van de bepalingen die vóór die datum van kracht waren.
Art. 6.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT