gepubliceerd op 15 september 2016
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 26 juli 2016 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 en tot opheffing van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen
1 SEPTEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 26 juli 2016 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 en tot opheffing van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 98, eerste lid, b);
Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2015 pub. 10/07/2015 numac 2015003248 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen sluiten tot goedkeuring van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van 26 juli 2016 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 en tot opheffing van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen wordt goedgekeurd.
Art. 2.Het koninklijk besluit van 5 juli 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2015 pub. 10/07/2015 numac 2015003248 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen sluiten tot goedkeuring van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen treedt buiten werking op 1 oktober 2016.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2016.
Art. 4.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT
Bijlage bij het koninklijk besluit van 1 september 2016 tot goedkeuring van het reglement van 26 juli 2016 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 en tot opheffing van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen De Nationale Bank van België, Gelet op Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, artikelen 412, lid 5 en 493, lid 3;
Gelet op de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 98, eerste lid, b);
Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België; artikel 12bis, § 2;
Gelet op het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013;
Gelet op het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen;
Overwegende dat het toepassingsgebied ratione personae van een reeks artikelen van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 beperkt moet worden tot die instellingen die niet als belangrijk aangemerkt worden op grond van artikel 6, lid 4 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, als gevolg van de inwerkingtreding op 1 oktober 2016 van Verordening nr. 2016/445 van de Europese Centrale Bank van 14 maart 2016 betreffende de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt.
Gelet op de raadpleging van de ondernemingen via hun beroepsvereniging, Besluit : Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit reglement is van toepassing op de kredietinstellingen naar Belgisch recht als bedoeld in boek II van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten, evenals op de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2) van Verordening nr. 575/2013.
Wijzigingen aan het reglement van de Nationale Bank van België van 4 maart 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
Art. 2.Artikel 2 van het reglement van de Nationale Bank van België van 4 maart 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 wordt vervangen als volgt : "Dit reglement is van toepassing op de kredietinstellingen naar Belgisch recht als bedoeld in boek II van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten, evenals op de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2) van Verordening nr. 575/2013.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, eerste lid, 11, 12, 13, 14, 15, 16bis en 19, 35, 36 en 37 enkel van toepassing op de kredietinstellingen naar Belgisch recht die niet krachtens artikel 6, lid 4 van de GTM-verordening onder het rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan, evenals op de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2) van Verordening nr. 575/2013."
Art. 3.Artikel 16 van hetzelfde reglement wordt vervangen als volgt : "
Art. 16.§ 1. Met toepassing van artikel 493, lid 3, c van Verordening nr. 575/2013 geldt tijdens de in dat lid bedoelde overgangsperiode het volgende : 1° Blootstellingen, waaronder deelnemingen of andere belangen, die een instelling heeft op haar moederonderneming of op andere dochterondernemingen van deze moederonderneming, waarbij deze ondernemingen opgenomen zijn in het toezicht op geconsolideerde basis zoals bedoeld in artikel 493, lid 3, c) van de genoemde verordening, vallen ten belope van 25 % onder de toepassing van artikel 395, lid 1 van dezelfde verordening, onverminderd het bepaalde onder 2° en paragraaf 3 van het huidig artikel.2° Zonder dat de onder 1° bedoelde weging wordt toegepast, bedraagt de in artikel 395, lid 1, alinea 2 van Verordening nr.575/2013 bedoelde blootstellingswaarde in elk geval niet meer dan 100% van het in aanmerking komend kapitaal van de kredietinstelling. 3° Voor de toepassing van het bepaalde onder 1° en 2° wordt voor de onder 1° bedoelde blootstellingen enkel het effect van de kredietrisicolimitering overeenkomstig de artikelen 399, 400, leden 1 en 2, a) en i), 401, 402 en 403 van Verordening nr.575/2013 in aanmerking genomen. § 2. Met toepassing van artikel 493, lid 3, c) van Verordening nr. 575/2013 zijn, tijdens de in dat lid bedoelde overgangsperiode, de blootstellingen, waaronder deelnemingen of andere belangen, die een instelling heeft met betrekking tot haar eigen dochterondernemingen die opgenomen zijn in het toezicht op geconsolideerde basis zoals bedoeld in artikel 493, lid 3, c) van de genoemde verordening, vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1 van dezelfde verordening. § 3. Met toepassing van artikel 493, lid 3, c) van Verordening nr. 575/2013, zijn, mits de bevoegde autoriteit hiervoor voorafgaandelijk de toestemming verleent, de in de eerste paragraaf bedoelde blootstellingen vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1 van Verordening nr. 575/2013, voor zover minstens voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden : - de instelling wordt bijna uitsluitend door professionele wederpartijen gefinancierd; - de deposito's ontvangen van niet-professionele wederpartijen zijn beperkt in omvang binnen het volledige Belgische bankstelsel. § 4. Met toepassing van artikel 400, lid 2, c van Verordening nr. 575/2013 blijven de paragrafen 1 tot 3 van huidig artikel na afloop van de in artikel 493, lid 3 van dezelfde verordening bedoelde overgangsperiode enkel gelden voor kredietinstellingen naar Belgisch recht die niet krachtens artikel 6, lid 4 van de GTM-verordening onder het rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan, evenals op de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2) van Verordening nr. 575/2013.".
Art. 16bis.§ 1. Met toepassing van artikel 400, lid 2 van Verordening nr. 575/2013 zijn de volgende risicoposities vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1 van dezelfde Verordening : i. activa bestaande uit vorderingen op centrale banken in de vorm van bij deze centrale banken aan te houden voorgeschreven minimumreserves die in de nationale munt zijn uitgedrukt; ii. activa bestaande uit vorderingen op centrale overheden in de vorm van reglementair vereiste liquiditeit die in overheidspapier worden aangehouden, en die in de nationale munt uitgedrukt en gefinancierd zijn, mits die centrale overheden van een aangewezen EKBI een kredietbeoordeling hebben gekregen die overeenstemt met een kredietwaardigheidscategorie 3 of beter. § 2. Met toepassing van artikel 400, lid 2 van Verordening nr. 575/2013 vallen de volgende risicoposities ten belope van 20 % onder de toepassing van artikel 395, lid 1 van dezelfde verordening : i. activa bestaande uit vorderingen op regionale of lokale overheden van de lidstaten, indien aan die vorderingen krachtens deel 3, titel II, hoofdstuk 2 van dezelfde Verordening een risicoweging van 20 % zou worden toegekend, alsmede andere risicoposities op of gegarandeerd door deze regionale of lokale overheden, indien aan die vorderingen krachtens deel 3, titel II, hoofdstuk 2 van dezelfde Verordening een risicoweging van 20 % zou worden toegekend; ii. activa bestaande uit vorderingen en andere risicoposities op kredietinstellingen, aangegaan door kredietinstellingen waarvan er één op niet-concurrerende basis werkzaam is en in het kader van wetgevingsprogramma's of overeenkomstig haar statuten leningen verstrekt of waarborgt waarmee steun wordt verleend aan bepaalde economische sectoren, waarbij de overheid op de een of andere wijze toezicht houdt en er beperkingen gelden voor de besteding van de leningen, op voorwaarde dat de respectieve risicoposities voortvloeien uit dergelijke leningen die via kredietinstellingen worden verstrekt aan de begunstigden, of uit de waarborgen van deze leningen. § 3. Met toepassing van artikel 400, lid 2 van Verordening nr. 575/2013 vallen de volgende risicoposities ten belope van 50 % onder de toepassing van artikel 395, lid 1 van dezelfde verordening : i. gedekte obligaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 129, leden 1, 3 en 6 van Verordening nr.575/2013; ii. documentaire kredieten met een middelgroot risico buiten de balans en niet-opgenomen kredietfaciliteiten met een middelgroot risico buiten de balans, als bedoeld in bijlage I van dezelfde Verordening. § 4. De risicoposities die opgenomen zijn in artikel 400, lid 2 van Verordening nr. 575/2013 en die niet vermeld zijn in artikelen 16 en 16bis vallen volledig onder de toepassing van artikel 395, lid 1 van dezelfde Verordening." Slotbepalingen
Art. 4.Het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen treedt buiten werking op 1 oktober 2016.
Art. 5.Dit reglement treedt in werking op 1 oktober 2016.
Brussel, 26 juli 2016.
De Gouverneur, J. Smets Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 september 2016 tot goedkeuring van het reglement van 26 juli 2016 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 en tot opheffing van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT