Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 september 2004
gepubliceerd op 08 november 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding, tot coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202607
pub.
08/11/2004
prom.
01/09/2004
ELI
eli/besluit/2004/09/01/2004202607/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding, tot coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de vlasbereiding, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding, tot coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding".

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 september 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 21 september 1981, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 1981.

Bijlage Paritair Subcomité voor de vlasbereiding Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2003 Coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding" (Overeenkomst geregistreerd op 26 november 2003 onder het nummer 68719/CO/120.02)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding".

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd gesloten. Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Zij kan op verzoek van één der ondertekenende partijen opgezegd worden met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.

De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding, betreffende de coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding" Statuten I. Benaming en maatschappelijke zetel

Artikel 1.Er wordt met ingang van 1 januari 1981 een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding".

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te Gent, op volgend adres : Poortakkerstraat 100, 9051 Gent (S-D-W).

Hij kan bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding overgebracht worden naar elke andere plaats in België.

II. Doel

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1° het innen van de bijdragen, nodig voor zijn werking;2° het toekennen van aanvullende sociale voordelen aan de werklieden bedoeld bij artikel 4;3° de uitkering van deze voordelen te verzekeren;4° het ten laste nemen van de bijzondere werkgeversbijdragen op het voltijds en het halftijds conventioneel brugpensioen; de bestuurs- en beheerslasten met betrekking tot de uitbetaling van de sociale voordelen aan de vertegenwoordigde organisaties te vergoeden.

III. Toepassingsgebied

Art. 4.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en op de werklieden die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding.

Behoudens andersluidende bepaling wordt in deze statuten onder "werklieden" verstaan : de arbeiders en arbeidsters.

IV. Toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen

Art. 5.De in artikel 4 bedoelde werklieden hebben recht op aanvullende sociale voordelen ten laste van het fonds waarvan de aard, het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten worden vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art. 6.De uitkering van de aanvullende voordelen mag in geen geval afhankelijk gesteld worden van de storting der bijdragen die door de werkgever verschuldigd zijn.

V. Beheer

Art. 7.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.

Deze raad bestaat uit tien leden, met name : vijf werkgeversvertegenwoordigers en vijf werknemersvertegenwoordigers.

De leden van de raad van beheer worden aangewezen door het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding onder de effectieve of plaatsvervangende leden van dit comité.

Hun mandaat eindigt wanneer zij ophouden lid te zijn van het paritair subcomité. In dat geval worden zij vervangen door een lid van het paritair subcomité, behorend tot dezelfde groep als het lid wiens mandaat een einde nam.

Art. 8.Ieder jaar duidt de raad van beheer in zijn midden een voorzitter en twee ondervoorzitters aan.

Er zal voor het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap een beurtregeling worden toegepast onder de werkgevers- en de werknemersvertegenwoordigers.

De groep waartoe de voorzitter behoort wordt voor het eerste jaar bij loting aangewezen.

De tweede ondervoorzitter behoort steeds tot de groep der werknemersvertegenwoordigers.

Art. 9.De raad van beheer vergadert op uitnodiging van de voorzitter.

De voorzitter is gehouden de raad ten minste eenmaal per jaar bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden erom verzoeken. De uitnodigingen moeten de agenda vermelden. De notulen worden opgemaakt door de secretaris, aangewezen door de raad van beheer en ondertekend door diegene die de vergadering heeft voorgezeten.

De uittreksels uit de notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders. De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige leden. De stemming is geldig indien eraan deelgenomen wordt door ten minste één lid van iedere groep en op voorwaarde dat het ter stemminggebrachte punt duidelijk vermeld werd op de agenda van de bijeenroeping der vergadering.

Art. 10.De raad van beheer heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die nodig blijken voor zijn goede werking.

Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer en de leiding van het fonds. Hij treedt in rechte op uit naam van het fonds op vervolging en benaarstiging van de voorzitter of van de beheerder daartoe afgevaardigd.

Art. 11.De raad van beheer kan bijzondere bevoegdheden aan één of meer zijner leden of zelfs aan derden overdragen. Voor alle andere handelingen dan die waarvoor door de raad van beheer bijzondere opdrachten werden gegeven, volstaat de gezamenlijke handtekening van twee beheerders, één van iedere groep, zonder dat deze beheerders van enige beraadslaging of machtiging moeten laten blijken, opdat het fonds geldig vertegenwoordigd zou zijn tegenover derden.

Art. 12.De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer, ten opzichte der verbintenissen van het fonds.

VI. Financiering

Art. 13.De financiering van de aanvullende sociale voordelen gebeurt : a) voor de rechthebbende bruggepensioneerden tijdens de periode 1981-1985 door renteloze voorschotten ten laste van het Ministerie van Economische Zaken en door een werkgeversbijdrage.Deze werkgeversbijdrage dekt tot 31 december 1985 één percent van de jaarlijkse uitgaven en wordt vanaf 1 januari 1986 aangewend ter terugbetaling van de renteloze voorschotten. Ze wordt ieder jaar in de loop van de maand februari op de rekening van het Ministerie van Economische Zaken gestort tot op het ogenblik dat de renteloze voorschotten terugbetaald zijn; b) voor de nieuwe rechthebbende bruggepensioneerden vanaf 1 januari 1990 door een werkgeversbijdrage van 0,25 pct.op de onbegrensde brutolonen aan 100 pct.; c) voor de nieuwe rechthebbende bruggepensioneerden vanaf 1 januari 1991 bovendien door jaarlijkse afname in het "Waarborg- en Sociaal Fonds der vlasbereiding" van het jaarresultaat van het vorige boekjaar van het fonds "aanvullende vakantievergoeding" en vervolgens van het fonds "sociale begeleiding".In geval van ontoereikendheid zal uiteindelijk aanspraak worden gemaakt op de gelden voorzien in artikel 10 van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds der vlasbereiding".

Art. 14.a) De werkgeversbijdrage voorzien onder artikel 13, lid a), is vastgesteld op 0,025 pct. van de onbegrensde brutolonen aan 100 pct. b) De bijdrage van 0,025 pct.waarvan sprake in littera a) hierboven en de bijdrage waarvan sprake in artikel 13, littera b) worden berekend op de brutolonen van het tweede, derde en vierde kwartaal van het voorgaande jaar en van het eerste kwartaal van het lopende jaar.

Art. 15.a) De bijdragen worden voor rekening van het fonds geïnd door het "Waarborg- en Sociaal Fonds der vlasbereiding".

Zij zijn om het kwartaal door de werkgevers verschuldigd.

De vervaldata voor de refertekwartalen "tweede, derde en vierde kwartaal van het voorgaande jaar" en "eerste kwartaal van het lopende jaar" zijn respectievelijk 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november van het lopende jaar. b) De voor elk vervallen kwartaal verschuldigde sommen moeten door de werkgever gestort worden op de postrekening van het fonds of op een door de raad van beheer bepaalde bankrekening.c) Voor elk kwartaal waarop de bijdragen betrekking hebben, is vanaf de eerste dag volgend op de in littera a), bepaalde vervaldag, de werkgever verplicht op het bedrag der verschuldigde bijdragen een verhoging van 10 pct.te betalen, evenals een nalatigheidsinterest gelijk aan deze van toepassing op de Rijksdienst voor Sociale Zekerheids-bijdragen, zonder dat hiervoor een ingebrekestelling vereist is.

Art. 16.Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958, betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag der bijdragen slechts gewijzigd worden bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

VII. Begrotingen en rekeningen

Art. 17.De rekeningen van het fonds zullen jaarlijks ter plaatse worden nagezien door de Inspectie van Financiën bij het Ministerie van Economische Zaken en door de bevoegde diensten van dit Ministerie.

Het fonds zal elk jaar vóór 28 februari, de stand der rekeningen voorleggen aan het Ministerie van Economische Zaken. De begroting voor het volgende jaar zal vóór 31 december voorgelegd worden aan het Ministerie van Economische Zaken. Een herziening van de begroting is mogelijk vóór 1 juli.

Art. 18.Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 19.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgende jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding.

Art. 20.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. De afsluiting en de balans dienen op rekenkundig gebied voldoende omschreven te zijn.

VIII. Toezicht

Art. 21.De raad van beheer, alsmede de bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid door het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks ieder een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.

Art. 22.De balans, samen met hogerbedoelde schriftelijke jaarlijkse verslagen, dienen uiterlijk tijdens de maand september ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding.

IX. Vereffening

Art. 23.De in artikel 13 voorziene renteloze voorschotten worden terugbetaald door het fonds. De terugbetaling gebeurt jaarlijks en begint na een periode van vijf jaar. Ze is gelijk aan de opbrengst van de bijkomende werkgeversbijdrage, welke vanaf 1 januari 1986 wordt geheven. De bijdragevoet van deze bijkomende bijdrage is minstens gelijk aan de gemiddelde bijdragevoet vastgesteld voor de jaren 1981 tot en met 1985.

X. Ontbinding

Art. 24.Het fonds kan ontbonden worden bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding, nadat het zijn verplichtingen voortvloeiend uit de protocolaire overeenkomst van 17 maart 1981 tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid tot toekenning van een aanvullende vergoeding door middel van een conventioneel brugpensioen is nagekomen en na terugbetaling van de in artikel 23 bedoelde voorschotten.

Art. 25.Ingeval bij de ontbinding van het fonds gelden beschikbaar blijven, wijst het Paritair Subcomité voor de vlasbereiding de vereffenaars aan en bepaalt hun bevoegdheden en bezoldiging.

Het overblijvend vermogen van het fonds krijgt dan volgende bestemming : de rechthebbende werklieden ontvangen vanaf de datum van het in vereffening stellen van het fonds en tot volledige uitputting van het overblijvende vermogen van het fonds, de aanvullende sociale voordelen vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in toepassing van artikel 5 van deze statuten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^