Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 oktober 2012
gepubliceerd op 10 oktober 2012

Koninklijk besluit betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen tot nadere regeling van de organisatie, de samenstelling en de werking en tot vaststelling van de bekwaamheden van de personeelsleden

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2012205209
pub.
10/10/2012
prom.
01/10/2012
ELI
eli/besluit/2012/10/01/2012205209/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 OKTOBER 2012. - Koninklijk besluit betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen tot nadere regeling van de organisatie, de samenstelling en de werking en tot vaststelling van de bekwaamheden van de personeelsleden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 juni 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2012 pub. 18/06/2012 numac 2012014228 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen sluiten betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen, artikel 8, § 1, eerste lid;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 november 2011 en 10 juli 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 10 juli 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d 26 juni 2012;

Gelet op het protocol van onderhandelingen van het Sectorcomité VI, gesloten op 20 augustus 2012;

Gelet op het advies van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, gegeven op 12 juli 2012;

Gelet op advies 51.892/2/V van de Raad van State, gegeven op 23 augustus 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het voorafgaande onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling waaruit blijkt dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Op de voordracht van de Minister van Noordzee en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet » : de wet van 2 juni 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2012 pub. 18/06/2012 numac 2012014228 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen sluiten betreffende de federale instantie voor het onderzoek van scheepvaartongevallen;2° « FOSO » : de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen bedoeld in artikel 7 van de wet;3° « directeur » : de directeur van de FOSO bedoeld in artikel 8, § 2, van de wet;4° « onderzoekers » : de personeelsleden van de FOSO bedoeld in artikel 3, 27°, van de wet;5° « de minister » : de minister bedoeld in artikel 3, 26°, van de wet;6° « SELOR » : het Selectiebureau van de Federale Overheid.

Art. 3.Het personeel van de FOSO bestaat uit de directeur, 3 onderzoekers en 1 administratief deskundige.

Art. 4.De directeur is bevoegd om alleen handelend de beslissingen te nemen die de FOSO krachtens de wet kan nemen.

De directeur beslist in voorkomend geval om een externe deskundige bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet aan te wijzen. De directeur wijst de externe deskundige bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet aan.

Art. 5.De directeur en de onderzoekers worden aangewezen door de Koning voor een mandaat van zes jaar. De directeur en de onderzoekers worden aangeworven als tijdelijke statutairen gedurende de duur van hun mandaat.

De directeur en de onderzoekers staan hiërarchisch onder het rechtstreekse gezag van de minister. De directeur en de onderzoekers zijn functioneel onafhankelijk van de minister bij het uitoefenen van de aan de FOSO toevertrouwde opdrachten.

Art. 6.De kandidaten voor een mandaat van directeur of onderzoeker hebben geen banden met een partij of instantie waarvan de belangen strijdig zouden kunnen zijn met de aan de FOSO toevertrouwde opdrachten.

De directeur en de onderzoekers hebben geen banden met een partij of instantie waarvan de belangen strijdig zouden kunnen zijn met de aan de FOSO toevertrouwde opdrachten.

Art. 7.De kandidaten voor een mandaat van directeur of onderzoeker vervullen de toelaatbaarheidvereisten om aangeworven te worden als rijksambtenaar van het niveau A en bewijzen dat zij voldoen aan de voorwaarden vereist door het Selectiereglement van SELOR voor het mandaat van directeur of onderzoeker.

De selectie van de directeur en de onderzoekers wordt uitgevoerd door SELOR op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel die worden vastgelegd door de minister en worden opgenomen in het Selectiereglement bedoeld in het eerste lid.

Bij het vaststellen van het competentieprofiel bedoeld in het tweede lid waakt de minister erover dat de directeur en de onderzoekers naar behoren gekwalificeerd zijn op het gebied van ongevallen en incidenten op zee en dat zij over de nodige operationele kennis en praktische ervaring beschikken op de gebieden die onder hun normale onderzoeksbevoegdheden vallen.

Art. 8.De directeur en de onderzoekers worden aangewezen door de Koning, op voorstel van de minister, onder de kandidaten die door SELOR worden geschikt bevonden. De directeur en de onderzoekers leggen de eed af in handen van de minister.

Art. 9.De directeur wordt bezoldigd in de schaal A51 en de onderzoekers worden bezoldigd in de schaal A21 zoals voormelde schalen vastgelegd zijn bij het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. De geldelijke anciënniteit bij het begin van het mandaat van de directeur en de onderzoekers wordt berekend volgens de bepalingen van artikel 14, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit. De geldelijke anciënniteit van de directeur en de onderzoekers groeit jaarlijks aan tijdens hun mandaat.

Art. 10.Gedurende hun mandaat genieten de directeur en de onderzoekers, onder dezelfde voorwaarden als de rijksambtenaren van een vakantiegeld, een eindejaarspremie, verblijfskosten en reiskosten.

Gedurende hun mandaat zijn de directeur en de onderzoekers onderworpen aan de regeling betreffende de verloven en afwezigheden, onder dezelfde voorwaarden als de rijksambtenaren met uitzondering van : a) het verlof voor volledige loopbaanonderbreking, uitgezonderd deze die het ouderschapsverlof, de palliatieve zorg en de medische bijstand betreft;b) het verlof om een ambt uit te oefenen in een cel beleidsvoorbereiding of het kabinet van een minister of staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of een lid van de Regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;c) het verlof voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;d) het verlof voor opdracht van algemeen belang;e) de afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden;f) het verlof zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergadering van de Staat en van de Gemeenschappen of Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.

Art. 11.De directeur en de onderzoekers worden zes maanden voor het einde van hun mandaat geëvalueerd door de minister op basis van het auditrapport bedoeld in artikel 15.

Wanneer de mandaten van de directeur en de onderzoekers aflopen, kunnen de directeur en de onderzoekers een nieuw mandaat bekomen op voorwaarde dat zij gunstig geëvalueerd worden, inzonderheid op basis van het auditrapport bedoeld in artikel 15. Het maximum aantal mandaten van de directeur en de onderzoekers wordt vastgesteld op twee.

De minister kan de mandaten bedoeld in het tweede lid en in artikel 5, eerste lid, verlengen voor een periode van maximum zes maanden.

Art. 12.De directeur en de onderzoekers mogen niet in dienst blijven na de leeftijd van 65 jaar. De minister kan van deze regel afwijken op verzoek van de directeur of de onderzoekers voor een periode van maximum één jaar. Deze periode van één jaar is hernieuwbaar.

Art. 13.Het tijdens het mandaat niet meer voldoen aan de bepalingen van artikel 6, tweede lid, of aan een van de toelaatbaarheidsvereisten bedoeld in artikel 6, eerste lid, geeft aanleiding tot de onmiddellijke beëindiging van het mandaat zonder opzegging.

Elke ernstige tekortkoming aan de verplichtingen van de functie tijdens het mandaat van de directeur of de onderzoekers kan aanleiding geven tot ontslag zonder opzeggingstermijn.

In geval van beroepsongeschiktheid vastgesteld tijdens het mandaat kunnen de directeur en de onderzoekers ontslagen worden mits een vergoeding die gelijk is aan zes maanden loon.

Art. 14.De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer stelt de administratief deskundige bedoeld in artikel 3 ter beschikking van de FOSO. De administratief deskundige bedoeld in artikel 3 is een statutair of contractueel personeelslid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, ingedeeld bij de FOSO door de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

De indeling bij de FOSO van de administratief deskundige bedoeld in artikel 3 gebeurt na overleg tussen de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en de directeur en na het akkoord van de administratief deskundige bedoeld in artikel 3.

De administratief deskundige bedoeld in artikel 3 wordt onder het hiërarchische gezag geplaatst van de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gedurende zijn indeling bij de FOSO.

Art. 15.De directeur bezorgt aan de minister ten laatste tien maanden voor het einde van het mandaat van de directeur of van een onderzoeker een auditrapport over de werking van de FOSO en over het functioneren van de directeur of de onderzoeker wiens mandaat afloopt.

Het in het eerste lid bedoelde auditrapport wordt opgesteld door een onafhankelijke instelling, aangewezen door de minister.

Art. 16.De zetel van de FOSO is gevestigd in Brussel-Hoofdstad.

De administratieve standplaats van de directeur en de onderzoekers bedoeld in artikel 3 wordt bepaald door de minister overeenkomstig artikel 7bis, derde lid, van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, toelagen en premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten.

Art. 17.De minister bevoegd voor de Maritieme Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 oktober 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Consumenten en Noordzee, J. VANDE LANOTTE

^