gepubliceerd op 11 oktober 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout
1 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikel 76, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, de artikelen 77 en 78, artikel 79, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wetten van 21 januari 1997 en 22 december 1998, artikel 80, vervangen bij de wet van 22 december 1998, artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, artikel 89, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, artikel 91, vervangen bij de wet van 3 augustus 1992 en gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994 en 28 maart 2000, artikel 92, gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992 en 28 november 2000, artikel 93, artikel 94, gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, de artikelen 95 tot 97, artikel 334, artikel 335, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1985 en op de artikelen 336, 337, 338 en 339;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout;
Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, van de procureur-generaal te Antwerpen, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, van de procureur des Konings te Turnhout, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Turnhout;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De rechtbank van eerste aanleg te Turnhout bestaat uit zeventien kamers, waarvan tien kamers voor burgerlijke zaken, vijf kamers voor strafzaken en twee jeugdkamers.
Art. 2.De eerste tot en met de tiende kamer nemen kennis van de burgerlijke zaken. De elfde en twaalfde kamer nemen kennis van de zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank ressorteren. De dertiende, veertiende, vijftiende en zestiende kamer nemen kennis van de strafzaken. De zeventiende kamer houdt zitting als raadkamer in strafzaken.
Art. 3.De derde, vierde, zevende en dertiende kamer bestaan uit drie rechters; de andere kamers zijn samengesteld uit één rechter.
Art. 4.De kamers houden zitting als volgt : 1° de eerste kamer, op woensdag;2° de tweede kamer, op donderdag;3° de derde kamer, op maandag;4° de vierde kamer, op vrijdag;5° de vijfde kamer, op maandag;6° de zesde kamer, op dinsdag;7° de zevende kamer, op dinsdag;8° de achtste kamer, op woensdag;9° de negende kamer, op donderdag;10° de tiende kamer, op vrijdag;11° de elfde kamer, op woensdag;12° de twaalfde kamer, op maandag;13° de dertiende kamer, op woensdag en donderdag;14° de veertiende kamer, op maandag, dinsdag en vrijdag;15° de vijftiende kamer, op dinsdag;16° de zestiende kamer, op vrijdag;17° de zeventiende kamer, op dinsdag en vrijdag.
Art. 5.De zittingen van de eerste tot en met de zestiende kamer beginnen om 9 uur. Deze zittingen duren ten minste drie uren, rolregeling en uitspraak van vonnissen niet inbegrepen, tenzij de rol voordien is uitgeput.
De zittingen van de raadkamer in strafzaken vangen aan om 9 uur en telkens wanneer het nodig is voor de behoeften van de dienst. Ingeval deze kamer zitting houdt op een maandag of op een dag volgend op een feestdag, begint de zitting om 14 uur.
Art. 6.De voorzitter van de rechtbank houdt zitting in kort geding op maandag en donderdag, telkens om 9 uur.
Hij houdt zitting inzake de door de wet voorgeschreven verschijningen betreffende echtscheiding en scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming, op dinsdag om 9 u. 30 m.
Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op woensdag om 10 u. 30 m..
De beslagrechter houdt zitting op donderdag om 9 uur inzake de vorderingen ingesteld zoals in kort geding.
Art. 7.In geval van dringende omstandigheden of wanneer een goede rechtsbedeling dit vereist, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een voorlopige wijziging brengen aan het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorzover dat deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.
Art. 8.Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers, het bureau voor rechtsbijstand, de beslagrechter, de voorzitter zitting houdend in kort geding of de voorzitter zitting houdend inzake echtscheiding of scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming bijkomende zittingen houden op de dagen en uren die hij bepaalt.
Art. 9.De inleidingen geschieden : 1° voor de burgerlijke rechtbank : a) inzake burgerlijke rechtsvorderingen die overeenkomstig artikel 92, § 1, 1°, 2°, 3°, 5° en 6° van het Gerechtelijk Wetboek moeten worden toegewezen aan een kamer met drie rechters : op de zitting van de derde kamer;b) inzake echtscheiding op grond van bepaalde feiten en inzake burgerlijke rechtsvorderingen betreffende de aan het openbaar ministerie verplicht mededeelbare zaken behalve de onder a) hierboven vermelde vorderingen, verzoekschriften inbegrepen : op de zitting van de tweede kamer;c) inzake alle burgerlijke rechtsvorderingen die niet inbegrepen zijn onder a) en b) hierboven, verzoekschriften inbegrepen : op de zitting van de eerste kamer;2° voor de correctionele rechtbank : a) inzake rechtstreekse dagvaardingen die overeenkomstig artikel 92, § 1, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek moeten toegewezen worden aan een kamer met drie rechters : op de zitting van de dertiende kamer, op woensdag;b) inzake de hogere beroepen tegen vonnissen van de politierechtbank, zitting houdend in strafzaken : op de zitting van de dertiende kamer, op donderdag;c) inzake rechtstreekse dagvaardingen in andere strafzaken, die behandeld worden door een kamer met één rechter : op een zitting van de veertiende, vijftiende of zestiende kamer, in welk geval het openbaar ministerie door de dagvaardende partij vooraf wordt verwittigd en ten minste drie dagen vóór de oproeping van de zaak inzage van de stukken krijgt;d) betreffende de zaken waar de strafvordering wordt uitgeoefend door een lid van het auditoraat overeenkomstig artikel 155 van het Gerechtelijk Wetboek : op de zitting van de veertiende kamer, de eerste en vijfde maandag van de maand;3° voor de voorzitter van de rechtbank inzake kort geding : op de zittingen van maandag en donderdag;4° voor de beslagrechter : op de zitting van donderdag;5° voor de jeugdrechtbank : a) inzake maatregelen ter bescherming van de minderjarigen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming en de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 : op de zittingen van de eerste en derde maandag van de maand van de twaalfde kamer en op de zittingen van de tweede en vierde woensdag van de maand van de elfde kamer;b) in de andere zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren : op de zittingen van de tweede en vierde maandag van de maand van de twaalfde kamer en op de zittingen van de eerste en derde woensdag van de maand van de elfde kamer;6° voor het bureau voor rechtsbijstand : op de zitting van woensdag.
Art. 10.De getuigenverhoren worden gehouden op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag in de namiddag.
Art. 11.De strafzaken worden door de voorzitter van de rechtbank na advies van de procureur des Konings toebedeeld.
De dertiende, veertiende, vijftiende en zestiende kamer zijn bevoegd voor de procedures van onmiddellijke verschijning en van oproeping bij proces-verbaal.
Art. 12.De voorzitter van de rechtbank bepaalt de dienstregeling van de onderzoeksrechters en de verdeling van de zaken onder hen. De zaken waarin de procureur des Konings een onderzoek vordert worden toebedeeld aan de onderzoeksrechter met dienst op datum van de vordering.
Indien de behoeften van de dienst of een goede rechtsbedeling het vergen kan de voorzitter van de rechtbank afwijken van de dienstregeling van de onderzoeksrechters en van de verdeling van de zaken of aan een onderzoeksrechter een zaak toebedelen die voor een andere onderzoeksrechter aanhangig is.
Art. 13.De voorzitter van de rechtbank bepaalt de dienstregeling van de jeugdrechters en de verdeling van de zaken onder hen.
De vorderingen van het openbaar ministerie worden gebracht voor de jeugdrechter die van dienst is op de datum van de vorderingen.
Indien de behoeften van de dienst of een goede rechtsbedeling het vergen kan de voorzitter van de rechtbank afwijken van de dienstregeling van de jeugdrechters en van de verdeling van de zaken of aan een jeugdrechter een zaak toebedelen die voor een andere jeugdrechter aanhangig is.
Art. 14.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.
Hij maakt de dienstregeling op van de magistraten die er zitting houden.
De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde die dienstregeling wijzigen, met het oog op de behoeften van de dienst.
Art. 15.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het hof van beroep en van de procureur des Konings.
Art. 16.Het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout wordt opgeheven.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002.
Art. 18.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN