gepubliceerd op 05 augustus 2011
Koninklijk besluit tot vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het financieel en materieel beheer van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
1 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het financieel en materieel beheer van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, inzonderheid op artikel 17, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, inzonderheid op de artikelen 99, 1°, en 103 tot 105;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/02/2000 pub. 08/03/2000 numac 2000021075 bron diensten van de eerste minister Koninklijk besluit tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer sluiten tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, inzonderheid op de artikelen 6, § 1, 9, 15 en 20;
Overwegende dat de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort onderworpen werden aan een doorlichting van hun financieel en materieel beheer;
Overwegende dat deze doorlichting ernstige lacunes en gebreken in genoemd beheer aan het licht gebracht heeft, zowel uit hoofde van de hoofdconservator als van de rekenplichtige van de Musea;
Overwegende dat zowel de hoofdconservator als de rekenplichtige ieder een exemplaar ontvangen hebben van het doorlichtingsverslag en dat zij in de gelegenheid waren erop te antwoorden;
Overwegende dat de conclusies van deze doorlichting goedgekeurd werden door de bevoegde beheerscommissie, ook door het instellingshoofd en door de rekenplichtige tijdens haar vergadering van 16 december 1999;
Overwegende bovendien dat de hoofdconservator aan de Minister gevraagd heeft van het materieel en financieel beheer te worden ontheven;
Overwegende dat het dientengevolge logisch gesproken aangewezen is vlug een nieuwe rekenplichtige aan te kunnen wijzen;
Overwegende dat het inwilligen van dit verzoek inhoudt dat dringend bestuurlijke maatregelen genomen moeten worden om de continuïteit te waarborgen van het materieel en financieel beheer van de instelling;
Overwegende dat deze maatregelen met zich brengen dat afgeweken wordt van de manier van toewijzing van de ambten van ordonnateur en van rekenplichtige van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer "Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis";
Overwegende dat de maatregelen op het gebied van het beheer zo spoedig mogelijk toegepast moeten kunnen worden, zoals geëist door de bevoegde beheerscommissie tijdens haar vergadering van 16 december 1999;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 januari 2000;
Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : a) " instelling" en "Staatsdienst met afzonderlijk beheer", de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis;b) "Minister", de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort;c) "Diensten", de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;d) "Secretaris-generaal", de secretaris-generaal van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;e) "instellingshoofd", de hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis;f) "rekenplichtige", de rekenplichtige van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer "Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis";g) "koninklijk besluit van de organieke voorschriften", het koninklijk besluit van 1 februari 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/02/2000 pub. 08/03/2000 numac 2000021075 bron diensten van de eerste minister Koninklijk besluit tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer sluiten tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art. 2.§ 1. In afwijking van artikel 15 van het koninklijk besluit van de organieke voorschriften, wordt het instellingshoofd, de heer Francis Van Noten, ontheven van het ambt van ordonnateur van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer.
Tot de datum vastgelegd door de Minister, wordt dit ambt gezamenlijk toevertrouwd aan de volgende personen, hierna te noemen de "ordonnateurs" : 1° Mevr.Anne Delhaye, echtgenote Cahen, hoofd van een departement bij de instelling; 2° Mevr.Pascale Vandervellen, attaché bij de instelling.
Onverminderd haar bevoegdheden als ordonnateur, zal Mevr. Vandervellen verder de rekeningen controleren van het departement "Muziekinstrumentenmuseum" met het oog op hun volledige inpassing in de rekeningen van de instelling. § 2. Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, nemen de in § 1 aangewezen ordonnateurs alle taken op zich die verband houden met het financieel en materieel beheer van de instelling.
Het instellingshoofd mag geen enkele uitgave van welke aard dan ook meer vastleggen, ordonnanceren of vereffenen, evenmin als inkomsten van welke herkomst dan ook ontvangen. § 3. Enkel de ordonnateurs mogen de contracten of overeenkomsten tekenen die de instelling binden.
Art. 3.In afwijking van artikel 6, § 1, laatste lid, van het koninklijk besluit van de organieke voorschriften, hebben de ordonnateurs van rechtswege zitting in de beheerscommissie van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer en zijn gezamenlijk stemgerechtigd.
Het instellingshoofd wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de commissie : hij heeft er met raadgevende stem zitting in.
Art. 4.§ 1. De ordonnateurs oefenen hun ambt in alle vrijheid uit met inachtneming van de beslissingen van de beheerscommissie en van de richtlijnen van de Minister of van de secretaris-generaal. Zij leiden de algemene diensten van de instelling en beslissen over de bestemming van alle ruimten die onder het materieel en financieel beheer vallen. § 2. In afwijking van artikel 9 van het koninklijk besluit van de organieke voorschriften wordt, bij onenigheid tussen de ordonnateurs in verband met een materieel of financieel probleem, op verzoek van een van de ordonnateurs de beslissing door de beheerscommissie genomen.
Art. 5.De ordonnateurs krijgen, zonder voorafgaand verzoek, inzage van alle notulen van de Wetenschappelijke raad van de instelling en van alle adviezen van het basisoverlegcomité, alsmede van alle richtlijnen en omzendbrieven van de Diensten en van de notulen van het College der hoofden van de federale wetenschappelijke instellingen die onder het gezag staan van de Minister.
Art. 6.De ordonnateurs krijgen de nodige dienstvrijstellingen voor de uitoefening van hun ambt en behouden overigens alle wetenschappelijke, administratieve en geldelijke rechten die verbonden zijn aan hun graad en aan hun wetenschappelijke bevoegdheden.
Onverminderd de toepassing van artikel 10, eerste lid, van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, wordt het mandaat van attaché van Mevr. Pascale Vandervellen bij het normaal verstrijken ervan automatisch met een jaar verlengd.
Er kan geen enkele tuchtprocedure begonnen worden jegens de ordonnateurs zonder de voorafgaande toestemming van de beheerscommissie.
Art. 7.De heer Jean Bleus, rekenplichtige van de instelling, wordt van zijn ambt ontheven op 31 maart 2000.
Hij wordt gedetacheerd naar het centraal bestuur van de Diensten waar de secretaris-generaal hem een betrekking zal geven die overeenstemt met zijn niveau en zijn bekwaamheden. Gedurende zijn detachering wordt aan de heer Bleus van rechtswege verlof verleend voor opdracht van algemeen belang voor een eerste periode van twee jaar en behoudt overigens alle administratieve en geldelijke rechten die verbonden zijn aan zijn graad.
Art. 8.§ 1. In afwijking van artikel 20 van het koninklijk besluit van de organieke voorschriften, wordt de rekenplichtige van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer aangewezen door de secretaris-generaal.
Er kan een einde gemaakt worden aan zijn ambt op beslissing van de secretaris-generaal genomen op voorstel van de ordonnateur(s) en na advies van de beheerscommissie. § 2. Hij wordt door de ordonnateurs aangeworven door middel van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Zijn wedde wordt vastgesteld in de weddeschaal 28D bedoeld in artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden. Zijn bezoldiging is ten laste van de eigen middelen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer. § 3. De rekeningplichtige is onderworpen aan het gezag van de ordonnateur(s).
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2000.
Het zal meegedeeld worden aan iedere betrokkene, aan de beheerscommissie van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer en, ter kennisgeving, aan het Rekenhof.
Art. 10.Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 1 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, R. DEMOTTE