gepubliceerd op 31 oktober 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het financieel en materieel beheer van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
10 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het financieel en materieel beheer van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 2000 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, inzonderheid op de artikelen 6, § 1, 9, 15 en 20;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het financieel en materieel beheer van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, inzonderheid op artikelen 2, 3 en 5;
Overwegende dat sinds voornoemd koninklijk besluit van 1 maart 2000 genomen is, de Hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, de heer F. Van Noten, op 1 oktober 2000 op pensioen gesteld werd;
Overwegende dat de Hoofdconservator a.i., Mevr. E. De Wilde, Hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, gevraagd heeft om vanaf 1 juni 2001 van deze functie ontheven te worden;
Overwegende dat vanaf die datum de betrekking van Hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis officieel vacant zal worden;
Overwegende dat het van belang is dat het college van ordonnateurs, ingesteld bij het voornoemde koninklijk besluit van 1 maart 2000, in staat gesteld moet worden verder te werken tot de betrekking van Hoofdconservator definitief is ingevuld;
Overwegende dat dat dringend wijzigingen inhoudt in het al vermelde koninklijk besluit van 1 maart 2000;
Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het financieel en materieel beheer van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid van § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art.2. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit betreffende de organieke voorschriften en tot een door de Minister vastgestelde datum, wordt de functie van ordonnateur in college toevertrouwd aan de volgende personen, hierna te noemen de « Ordonnateurs »; » 2° het tweede lid van § 2 wordt opgeheven.
Art. 2.Artikel 3, tweede lid, van hetzelde besluit wordt opgeheven.
Art. 3.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2001.
Art. 5.Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE