gepubliceerd op 26 maart 1998
Koninklijk besluit houdende verdeling van de inkomsten bedoeld in artikel 191, 7°, 8°, 9°, 13°, 14°, 15° en 18° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
1 MAART 1998. Koninklijk besluit houdende verdeling van de inkomsten bedoeld in artikel 191, 7°, 8°, 9°, 13°, 14°, 15° en 18° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 191, 7°, vijfde lid, 8°, derde lid, 9°, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, 13°, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, 14°, vijfde lid, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, 15°, vierde lid, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, en 18°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1975, inzonderheid op artikel 9, § 2, tot uitvoering van artikel 191, lid 1, 8°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 mei 1976, 29 maart 1982, 9 november 1982, 24 januari 1985, 11 februari 1985, 17 december 1986, 20 juli 1992, 14 juli 1994 en 6 april 1995;
Gelet op het advies, uitgebracht door het Technisch Comité voor de zelfstandigen op 21 februari en 5 maart 1997;
Gelet op het advies, uitgebracht door het Verzekeringscomité op 5 mei 1997;
Gelet op het advies, uitgebracht door de Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 10 en 24 maart 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit koninklijk besluit, met het oog op de realisatie van de rekeningen van de verzekering voor geneeskundige verzorging voor 1996, een verdeling geeft van sommige in artikel 191 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 vermelde inkomsten;
Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 6 januari 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het gedeelte van de in artikel 191, 7° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde inkomsten dat voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging is bestemd, wordt verdeeld als volgt : 99,00 percent voor de algemene regeling en 1,00 percent voor de regeling voor de zelfstandigen.
Art. 2.Het gedeelte van de in artikel 191, lid 1, 9°, 13°, 14°, 15° en 18°, van de voornoemde gecoördineerde wet, bedoelde inkomsten dat voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging is bestemd, wordt verdeeld als volgt : 90,33 percent voor de algemene regeling en 90,67 percent voor de regeling voor de zelfstandigen.
Art. 3.Artikel 9, § 2, van het koninklijk besluit van 3 februari 1975 tot uitvoering van artikel 191, lid 1, 8°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt als volgt vervangen : « § 2. De Algemene raad van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering verdeelt de in § 1, eerste lid, bedoelde bedragen vooraf tussen de regeling voor de zeelieden en de regelingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, algemene regeling en regeling voor de zelfstandigen, naar rata van het aantal rechthebbenden, op 30 juni van elk lopend dienstjaar, in de regeling voor de zeelieden en in de andere twee regelingen samen. Het bedrag dat bestemd is voor de twee regelingen samen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, wordt uitgesplitst op basis van de volgende verdeelsleutel : 90,33 percent voor de algemene regeling en 9,67 percent voor de regeling voor de zelfstandigen. »
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996.
Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN