gepubliceerd op 23 oktober 2002
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 35, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 11° en 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen. - Errata
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
26 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 35, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 11° en 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen. - Errata
In het Belgisch Staatsblad van 28 september 2002, tweede uitgave, worden de volgende verbeteringen aangebracht : - op blz. 44032, dient na de tekst van het Verslag aan de Koning, het advies 34.123/1 tot 34.128/1 van de Raad van State te worden ingevoegd : {ABRA} « ADVIES 34.123/1 tot 34.128/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 16 september 2002 door de Minister van Sociale Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over : - een ontwerp van koninklijk besluit "houdende vaststelling van de datum van inwerkingtreding van artikel 35 van de programmawet van 2 augustus 2002" (34.123/1); - een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van [de] artikel[en] 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van barema's en de baremaverhoging in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft" (34.124/1); - een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 35, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 11° en 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen" (34.125/1); - een ontwerp van ministerieel besluit "tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging" (34.126/1); - een ontwerp van ministerieel besluit "tot wijziging van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen" (34.127/1); - een ontwerp van ministerieel besluit "tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen" (34.128/1), heeft op 19 september 2002 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling in de voor de ontwerpen 34.123/1 tot 34.128/1 gemeenschappelijke adviesaanvraag gemotiveerd door de omstandigheid dat : « de adviezen 33.033/1 tot 33.036/1 van de Raad van State van 19 februari 2002 een herziening vergen van de financiering van bepaalde inrichtingen en diensten bedoeld in de voormelde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen; dat de herziene financiering in werking moet treden op 1 oktober 2002, datum waarop de federale overheid belangrijke engagementen opgenomen in het federaal meerjarenplan van 1 maart 2000 voor de gezondheidssectoren en van het protocolakkoord van 28 november 2000 voor de openbare gezondheidssectoren, dient te honoreren; dat de bedoelde inrichtingen en diensten uiterlijk tegen 4 oktober 2002 in kennis gesteld moeten kunnen worden van de nieuwe financieringsregels opdat zij met kennis van zaken zouden kunnen beslissen om de voordelen voorzien in voormelde akkoorden al dan niet toe te passen op hun personeel" De afdeling wetgeving heeft zich, met toepassing van het bepaalde in artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in hoofdzaak beperkt tot "het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan".
Onderzoek van de rechtsgrond van de ontwerpen 1. Het ontwerp 34.123/1 vindt rechtsgrond in artikel 207 van de programmawet van 2 augustus 2002, dat de Koning onder meer opdraagt om, bij een besluit waarover in de Ministerraad overleg is gepleegd, de datum van inwerkingtreding te bepalen van artikel 35 van die programmawet.
Deze rechtsgrond kan worden geëxpliciteerd door in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp 34.123/1 de woorden "..., inzonderheid op artikel 207" toe te voegen. 2. Het ontwerp 34.124/1 vindt rechtsgrond in artikel 59 van de programmawet van 2 januari 2001, dat de Koning opdraagt, bij een besluit waarover in de Ministerraad overleg is gepleegd, de maatregelen te bepalen waarvan de in artikel 57 van die programmawet bedoelde financiële weerslag door de overheid ten laste wordt genomen, alsmede de nadere regels met het oog op de vaststelling van de financiële weerslag, het bedrag en de betaling van de financiële tegemoetkoming. Daartoe worden in artikel 59, tweede lid, van dezelfde programmawet een aantal specifieke bevoegdheden van de Koning met betrekking tot de beoogde tegemoetkoming opgesomd.
In het eerste lid van de aanhef van het ontwerp 34.124/1 wordt terecht gerefereerd aan de voornoemde wetsartikelen 57 en 59, zij het dat de stellers van het ontwerp erop dienen toe te zien dat de programmawet van 2 januari 2001 met haar correcte opschrift wordt aangehaald. 3. Het eerste lid van de aanhef van het ontwerp 34.125/1 doet ervan blijken dat ervoor rechtsgrond wordt gezocht in artikel 35, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Die wetsbepaling luidt : « Zonodig kunnen voor de in artikel 34 bedoelde verstrekkingen die de Koning aanwijst en voor zover zij betrekking hebben op instellingen en diensten, verschillende tarieven van tegemoetkoming gelden naargelang de instellingen en diensten bedoeld in deze bepaling al dan niet voldoen aan bijkomende voorwaarden dewelke Hij vaststelt en dewelke betrekking hebben op de arbeidsvoorwaarden van hun personeel en een invloed hebben op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg".
Uit de aangehaalde wetsbepaling valt af te leiden dat, wanneer de Koning met toepassing ervan bijkomende voorwaarden vaststelt met het oog op het toekennen van een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, die voorwaarden, eensdeels, betrekking dienen te hebben op de arbeidsvoorwaarden en, anderdeels, invloed moeten hebben op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg.
De in het ontwerp 34.125/1 vermelde voorwaarden hebben ontegensprekelijk betrekking op de arbeidsvoorwaarden. Het is daarentegen veel minder duidelijk op welke wijze die arbeidsvoorwaarden tevens invloed kunnen hebben op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg. Bij gebrek aan dergelijke invloed zou niet zijn voldaan aan één van de vereisten van artikel 35, § 3, van de gecoördineerde wet en zou derhalve het ontwerp 34.125/1 de noodzakelijke rechtsgrond ontberen. 4. De regeling die is opgenomen in de ontwerpen 34.126/1, 34.127/1 en 34.128/1 vindt in beginsel rechtsgrond in artikel 37, § 12, van de gecoördineerde wet, waarin wordt bepaald dat de bevoegde minister, op voorstel van het Verzekeringscomité, de tegemoetkoming vaststelt voor de in artikel 34, eerste lid, 11°, 12° en 13°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen, alsmede de voorwaarden voor die tegemoetkoming. Het verdient evenwel aanbeveling in het lid van de aanhef van de ontwerpen 34.126/1, 34.127/1 en 34.128/1, waarin naar de rechtsgrond wordt verwezen, telkens ook uitdrukkelijk melding te maken van artikel 35, § 3, van de gecoördineerde wet. Ook wordt best telkens, bij voorkeur in een afzonderlijk lid van de aanhef, in de ontwerpen 34.126/1, 34.127/1 en 34.128/1 verwezen naar het koninklijk besluit dat uitvoering geeft aan artikel 35, § 3, van de gecoördineerde wet, en waarover de Raad van State, afdeling wetgeving, heden het advies 34.125/1 uitbrengt.
Onderzoek van de tekst van de ontwerpen Ondanks het beperkte onderzoek dat de Raad van State, afdeling wetgeving, heeft gewijd aan de tekst van de onderscheiden ontwerpen, acht hij het nuttig erop te wijzen dat tussen de Nederlandse en de Franse versie ervan op diverse plaatsen discordanties voorkomen die, indien ze niet worden weggewerkt, aanleiding kunnen geven tot rechtsonzekerheid.
Zonder exhaustief te zijn, kan onder meer worden gewezen op : - artikel 3, vierde lid, van het ontwerp 34.124/1 : de woorden "de eerste dag van het kwartaal waarin wordt vastgesteld dat de inrichting zich voor één of meerdere personeelsleden niet houdt aan de verklaring bedoeld in het eerste lid", in de Nederlandse tekst, zijn niet in overeenstemming met de woorden "le premier jour du trimestre qui suit le trimestre pendant lequel il est constaté que l'institution ne s'en tient pas, pour un ou plusieurs membres du personnel, à la déclaration visée à l'alinéa 1er", in de Franse tekst; - artikel 4, § 2, derde lid, van het ontwerp 34.124/1 : de Nederlandse en de Franse tekst van de bepaling onder d) dienen beter op elkaar te worden afgestemd; - artikel 13 van het ontwerp 34.124/1 : het spreekt voor zich dat de data van de collectieve arbeidsovereenkomsten die worden vermeld in het lid dat volgt op de tabel, in zowel de Nederlandse als de Franse tekst correct en eenvormig dienen te worden weergegeven. Dat is evenwel niet het geval; - artikel 1 van het ontwerp 34.125/1 : de woorden "au moins", in de Franse tekst, komen niet voor in de Nederlandse tekst; - artikel 3, § 1, 1°, tweede lid, van het ontwerp 34.125/1 : de zinsnede "die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen", in de Nederlandse tekst, stemt niet overeen met de woorden "et règlent ensemble les principales questions ménagères", in de Franse tekst; - artikel 9 van het ontwerp 34.125/1 : de woorden "het personeel dat met dagprestaties op zondag moet werken", in de Nederlandse tekst, verschillen van de woorden "personnel travaillant le dimanche", in de Franse tekst. Dat verschil bestaat bijvoorbeeld niet in het vergelijkbare artikel 10 van hetzelfde ontwerp; - artikel 15 van het ontwerp 34.125/1 : in de omschrijving van de tweede categorie van personeel stemmen na het eerste streepje de woorden "een beroepsactiviteit", in de Nederlandse tekst, niet overeen met de woorden "une activité professionnelle comme soignant", in de Franse tekst; - artikel 2 van het ontwerp 34.126/1 : in i) en j) van het ontworpen artikel 2, § 4, tweede lid, 2°, van het ministerieel besluit van 22 juni 2000 is er een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst wat de vermelding van de "gestorte bedragen" betreft. Dezelfde discordanties bestaan in de overeenkomstige bepalingen van artikel 2 van de ontwerpen 34.127/1 en 34.128/1. » - op blz. 44036, dient in de Franse tekst artikel 21, te worden gelezen : « Donné à Bruxelles, le 26 septembre 2002. » in plaats van "Donné à ". - op blz. 44036, dient in de Nederlandse tekst artikel 21, te worden gelezen : « Gegeven te Brussel, 26 september 2002. » in plaats van "Gegeven te".