Etaamb.openjustice.be
Document van 29 mei 2007
gepubliceerd op 04 juli 2007

Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007000634
pub.
04/07/2007
prom.
29/05/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


29 MEI 2007. - Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale en van de lokale politie, Ter informatie : Aan de heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Aan de heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames en Heren, 1. Inleiding Deze richtlijn wordt verspreid in uitvoering van de artikelen 61 tot 64 van de wet van 7 december 1998 houdende organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP). Ze beoogt de terbeschikkingstelling, door alle politiezones van het land, van een gedeelte van hun operationele capaciteit ten voordele van een andere zone, die een punctuele opdracht van bestuurlijke politie moet uitvoeren waarvoor ze niet alleen kan instaan. Het gaat hier om een nationaal solidariteitsmechanisme dat « gehypothekeerde capaciteit » (HyCap) wordt genoemd en dat als bindende procedure wordt gehanteerd naast andere bestaande procedures inzake versterking, zoals de laterale steun (op basis van akkoorden tussen zones), de verplichte solidariteit van de zones van het arrondissement (ArroSol), de terbeschikkingstelling van al dan niet gespecialiseerde versterking door de federale politie, gecentraliseerd of gedeconcentreerd, of nog de opvorderingsprocedures.

Een politiezone die meer steun vraagt dan wat absoluut noodzakelijk is, belast hierdoor nodeloos de andere politiezones, waardoor de uitoefening van de andere basisfunctionaliteiten kan verstoord worden.

De lokale overheden hebben dus een belangrijke verantwoordelijkheid, met name enkel steun vragen wanneer de eigen middelen van de lokale politie echt onvoldoende zijn en rekening houdend met deze impact bij de voorwaarden die zij koppelen aan de voor de gebeurtenissen verleende toelatingen (keuze van de plaats, van het tijdstip, interne ordedienst,...).

De in deze richtlijn beschreven procedure mag evenmin afbreuk doen aan de wederzijdse bijstandsplicht tussen politiediensten zoals bepaald in artikel 43 van de wet op het politieambt (WPA), inzonderheid in het kader van de rampen- en interventieplannen die een consequente inzet vergen van de onmiddellijk beschikbare middelen.

Deze tekst moet parallel gelezen worden met de overige dwingende richtlijnen die de uitoefening regelen van bepaalde opdrachten van federale aard, meer bepaald, de MFO-5 van 23 december 2002, die handelt over de bijzondere beschermingen van personen en gebouwen.

Een correcte en volledige informatie is trouwens noodzakelijk voor de evaluatie van de dreiging en beïnvloedt grotendeels de omvang van de noodzakelijke versterking. Het is dan ook van kapitaal belang dat de informatie-uitwisseling, zoals geregeld door de dwingende richtlijn MFO-3 van 14 juni 2002 betreffende het informatiebeheer van de gerechtelijke en bestuurlijke politie, strikt wordt toegepast.

De vectoren die moeten bijdragen tot een verminderde inzet van HyCap en ArroSol zijn : - de beredeneerde en concentrische inzet van middelen met, in laatste instantie, het inroepen van HyCap; - de inplaatsstelling van de tweede schijf van het interventiekorps. 2. Principes De capaciteit van de federale reserves moet optimaal worden aangewend ten einde zoveel mogelijk het gebruik van de gehypothekeerde capaciteit en de ArroSol te beperken, vooral voor de niet-geplande versterking.De lokale politie zal bij voorkeur worden ingezet voor weerkerende en te voorziene gebeurtenissen.

Het algemeen principe is dat, voor een welbepaalde dag, de beschikbare capaciteit van de federale reserves volledig wordt ingezet (inclusief het niet-gespecialiseerd CIK in principe afkomstig van de betrokken provincie). Het uitputten van deze beschikbare capaciteit van de federale reserves is dus een voorafgaande voorwaarde voor een verantwoorde inzet van de gehypothekeerde capaciteit. Dit principe sluit niet uit dat bij de federale politie (CIK en DAR) een operationele capaciteit voorbehouden blijft om het hoofd te bieden aan laattijdige aanvragen voor gespecialiseerde en/of niet-gespecialiseerde steun.

Het systeem van interzonale solidariteit steunt op een concentrische inzet van de beschikbare middelen, volgens het schema hieronder : 1° De politiezone op wiens grondgebied een gebeurtenis plaatsvindt die een aanzienlijke ontplooiing aan politiemiddelen vergt, moet zelf een eigen voldoende inspanning leveren inzake inzet van personeel vooraleer een beroep te doen op versterking (dit is het principe van de ontvankelijkheidsdrempel van de aanvragen) 2° Indien de omvang van het noodzakelijk dispositief van die aard is dat de eigen inspanning van de politiezone niet volstaat, zal de betrokken zone vooreerst een beroep kunnen doen op het CIK bij de DirCo van de provincie, vervolgens op de solidariteit van het arrondissement en tenslotte op de federale politie, volgens de twee volgende denkbeeldige situaties : Voor de weerkerende en/of voorzienbare gebeurtenissen : (een gebeurtenis is voorzienbaar indien ze minstens 48 uur op voorhand gekend is).a) In de eerste plaats zal een beroep gedaan worden op de niet gespecialiseerde steun van het interventiekorps van de provincie en op gespecialiseerde steun van de federale politie;b) In de tweede plaats zal de betrokken zone, ongeacht de samenwerkingsakkoorden (laterale steun), een beroep doen op de solidariteit van de andere zones van hetzelfde arrondissement en dit, voor een welbepaald percentage van de effectieven van die zones (dit is het principe van de arrondissementssolidariteit);c) In de derde plaats zal een beroep gedaan worden op het interventiekorps van de andere provincies;d) Tenslotte zullen de versterkingen in niet gespecialiseerde middelen gevraagd worden aan de federale politie (DAR, eventueel aspiranten DSE), rekening houdend met de hiervoor uiteengezette principes qua inzet (dit is het principe van de federale steun). Voor de niet voorzienbare gebeurtenissen : Gedurende de eerste uren zullen de noodzakelijke effectieven afkomstig zijn, elk in hun specialiteit, van : a. de diensten van de lokale en de federale politie die op het terrein aanwezig zijn en wiens opdrachten kunnen worden afgebroken;b. de nabije korpsen van lokale politie op basis van protocolakkoorden. Bovendien kan een beroep worden gedaan op het terugroepbaar gedeelte van het interventiekorps en van de gespecialiseerde steun van de federale politie (pelotonscommando en sproeiwagenbemanning), in afwachting van capaciteit die achteraf nog kan gemobiliseerd worden door de geïntegreerde politie. De commissaris-generaal zal een dienstnota opstellen omtrent de werking van deze federale interventiereserve, die maximum 4 uur na terugroeping ter plaatse moet kunnen zijn. 3° Indien deze effectieven nog steeds onvoldoende blijken, zal versterking gevraagd kunnen worden aan de andere politiezones (dit is het principe van de nationale solidariteit of HyCap) Zowel de te mobiliseren effectieven als het aantal eventueel via solidariteit te presteren uren, worden jaarlijks vastgelegd (dit zijn de begrippen « beschikbaarheidsniveau » en « prestatielijn »).3. Beschikbaarheidsniveau en prestatielijn Het beschikbaarheidsniveau stemt overeen met de maximale mobilisering van het personeel van een politiezone dat als versterking kan geleverd worden ten voordele van een andere zone.Dit bedraagt maximum 7 % van de reële effectieven van elke zone.

Het voor HyCap beschikbaar effectief omvat het reëel operationeel effectief van de betrokken politiezone, gelimiteerd tot de minimale norm zoals bepaald in het KB van 5 september 2001, B.S. van 12 oktober 2001 (met inbegrip van de agenten van politie), evenals het gedetacheerde personeel (zie berekeningsmethode in bijlage A).

Dit beschikbaarheidsniveau wordt voor de gastzone verhoogd met het aantal eenheden dat zij vanuit het interventiekorps ter beschikking krijgt.

Het overige personeel ten aanzien van de minimale norm zal daarentegen in de berekeningen niet worden in aanmerking genomen. Het beschikbaarheidsniveau wordt jaarlijks herzien.

Mits een waarschuwing van 24 uur kunnen deze effectieven gemobiliseerd worden.

De prestatielijn stemt overeen met een aantal prestatie-eenheden die een fictieve « boekhoudkundige » capaciteit vormen van jaarlijkse prestaties die op basis van de solidariteit kunnen gevraagd worden (1,2 % van de jaarlijkse capaciteit van elke politiezone). De prestatielijn wordt jaarlijks berekend (zie bijlage A) en kan in de loop van het jaar niet meer herzien worden. Deze lijn is één van de beoordelingselementen om de ter versterking geroepen zones aan te duiden.

Om een deficitaire zone die moeilijkheden ondervindt om haar kader op te vullen volgens de minimale norm van het KB van 5 september 2001 niet te beboeten, zal haar prestatielijn « HyCap » dus jaarlijks herberekend worden ten aanzien van haar reëel effectief. Wanneer echter een zone vrijwillig nalaat haar organiek kader op te vullen, kan de Minister van Binnenlandse zaken beslissen om de prestatielijn te berekenen in verhouding tot het minimum effectief zoals bepaald in het hoger vermelde KB. 4. Concentrische inzet van middelen 4.1. Toepassingsveld De concentrische inzet van de middelen van de lokale politie heeft betrekking op de versterking voor het beheer van elke gebeurtenis of operatie van bestuurlijke politie, van welke aard ook (vb. FIPA), met inbegrip van een operatie geleid op beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze inzet aan middelen kan elke vorm van rechtstreekse operationele steun impliceren en meer bepaald de terbeschikkingstelling van : - personeel voor ordehandhaving, - personeel ter ondersteuning van een verkeersdispositief; - hondenteams, - tactische informatieploegen.

Een lid van het officieren- of middenkader van de steunende politiezone kan geïntegreerd worden in de commandocel van de ordedienst, in de hoedanigheid van verbindingsofficier, in het bijzonder wanneer verschillende taalgebieden betrokken zijn. 4.2. Ontvankelijkheidsdrempel van de aanvragen De ontvankelijkheidsdrempel van de aanvragen stemt overeen met de totale inzet door de betrokken zone, van het personeel hernomen in het operatieorder en dat rechtstreeks het of de evenement(en) moet(en) beheren, voor minstens 12 % van haar beschikbaar effectief (verhoogd voor de gastzone met het aantal eenheden dat zij uit het interventiekorps ter beschikking krijgt).

Bij vreedzame gebeurtenissen van folkloristische, historische of sportieve aard kan men verwachten dat de zone haar eigen middelen maximaal inzet (en dus zelfs ruimschoots het minimum van 12 % overschrijdt).

Deze ontvankelijkheidsdrempel moet geëerbiedigd worden ongeacht aan wie de operationele leiding toevertrouwd wordt, Korpschef of DirCo.

De ontvankelijkheidsdrempel wordt per politiezone weergegeven in de tabel in bijlage B. 4.3. Arrondissementssolidariteit Ongeacht de specifieke protocollen van laterale steun tussen sommige politiezones (zie dienaangaande de omzendbrief PLP 27 van 4 november 2002) wordt de hier bedoelde arrondissementssolidariteit vastgesteld op 2 % van het beschikbaar effectief van elke andere zone van hetzelfde arrondissement (inbegrepen het effectief dat haar ter beschikking werd gesteld door het interventiekorps). Deze arrondissementssolidariteit stemt dus overeen met een verplichte vorm van laterale steun waarvoor geen enkele aanrekening zal gebeuren op de prestatielijn HyCap van de desbetreffende zones. Indien de operationele behoeften daarentegen voorschrijven om, geen 2 %, maar meer of zelfs het volledige beschikbaarheidsniveau in te zetten (7 %), zal deze bijkomende capaciteit aangerekend worden.

Eens de arrondissementssolidariteit gedefinieerd, is het evenwel duidelijk dat er rekening zal moeten worden gehouden met de reële situatie van elke naburige politiezone op de afgesproken dag, aan de hand van de som van de activiteiten en gebeurtenissen van de dag.

Indien er bijvoorbeeld twee politiezones uit eenzelfde arrondissement gelijktijdig geconfronteerd worden met evenementen, zal de arrondissementssolidariteit slechts één keer van de andere zones vereist worden.

De arrondissementssolidariteit kan ook in laatste instantie vervangen worden door een federale versterking indien er nog capaciteit vrij is en indien er geen vervanging van HyCap gebeurde, in overleg tussen de betrokken DirCo's en korpschefs van lokale politie.

Deze drempel wordt eveneens jaarlijks herzien en is weergegeven in de tabel in bijlage B. Naar analogie met de principes van de PLP 27 geeft het hier beschreven systeem van arrondissementssolidariteit aanleiding tot compensatie door de zones die aanspraak maken op de versterkingen van de andere zones. Het soort compensatie wordt aan het oordeel van de zones overgelaten. 4.4. Niet geplande opdrachten van lange duur Indien een zelfde opdracht langer dan 72 uur duurt (voornamelijk naar aanleiding van een staking in de penitentiaire instellingen of externe dreigingen op personen en/of instellingen, bv. ambassades), moeten de ontvankelijkheids (12 %) - en arrondissementssolidariteitsdrempels (2 %), globaal genomen, niet meer strikt geëerbiedigd worden. De versterkingen zullen naar gelang de operationele beschikbaarheden en de respectievelijke werklasten bepaald worden. Na het verstrijken van deze termijn van 72 uur, mag de totaliteit van de versterkingen die door de andere zones van het betrokken arrondissement geleverd worden, op de prestatielijn aangerekend worden.

De zone die rechtsreeks betrokken is bij de gebeurtenis zal wel altijd voor de omkadering zorgen.

Het is trouwens wenselijk dat lokale overeenkomsten afgesloten worden in het kader van de voorafgaande vastgelegde nood- en interventieplannen. 4.5. Nationale solidariteit (HyCap) De limiet van de nationale solidariteit is die van het beschikbaarheidsniveau (7 %) van de desbetreffende zones.

Voor de aanduiding van het arrondissement dat de versterking moet leveren, zullen verschillende parameters in aanmerking genomen worden, zoals het taalstelsel, de geografische nabijheid, de te voorziene duur van de opdracht, de operationele meerwaarde, de mate van « verbruik » van de prestatielijn of de werklast van elk arrondissement op het afgesproken ogenblik. Deze verschillende criteria zullen met gezond verstand worden toegepast en de motivering van de beslissing van DAO terzake zal op vraag van de desbetreffende zones via de DirCo worden medegedeeld. De versterkingen zullen bij voorkeur worden aangeduid binnen aangrenzende arrondissementen. 5. Procedure 5.1. Beschrijving Overeenkomstig de hiervoor uiteengezette voorschriften enerzijds, en de bepalingen van de MFO-3 anderzijds, is de procedure voor de aanvraag en de toekenning van de versterkingen op het volgend schema gebaseerd : - De aanvraag van versterking wordt, zo spoedig mogelijk, bij de DirCo ingeleid door de politiedienst belast met de operationele leiding van de desbetreffende ordedienst. De DirCo coördineert de steunaanvragen. - Zonder zich te mengen in het beheer en in de verantwoordelijkheid van de korpschef, brengt de DirCo een advies uit wat betreft het overwogen dispositief. Hij kan daartoe een technisch advies vragen aan de directie van de operaties en informatie inzake bestuurlijke politie van de federale politie (DAO). - De DirCo waakt over de naleving van de inzetprincipes en gaat na of de ontvankelijkheidsdrempel (min 12 %) van de aanvragende zone is nageleefd. - Hij duidt de beschikbare capaciteit van het interventiekorps van de provincie aan en maakt aan DAO het eventueel verzoek voor gespecialiseerde steun over. - Vervolgens deelt hij aan de andere zones van het arrondissement de noden mede inzake arrondissementssolidariteit, tot 2 % van hun beschikbaar dispositief, met inachtneming van de werklast van deze politiezones. - Hij vraagt zo nodig de steun van het CIK van de naburige provincies en maakt aan DAO het eventueel bijkomend verzoek voor niet gespecialiseerde steun over. - DAO duidt de DirCo's van de andere arrondissementen aan als leveranciers van HyCap. Rekening houdend met de principes van aanduiding vermeld onder punt 4.3. hierboven, kunnen de politiezones van het bij het evenement betrokken arrondissement, op aangeven van DAO, door de DirCo's worden aangeduid om meer dan 2 % te leveren. 5.2. Bijzondere rol van de DirCo 5.2.1. Evaluatie van het nodige dispositief Ten einde een rationele en eenvormige inzet van de beschikbare middelen te garanderen, wordt, wanneer versterking wordt gevraagd, aan de DirCo een bijzondere rol toevertrouwd bij de evaluatie van het tijdens een evenement gepland veiligheidsdispositief.

Om deze evaluatie te verwezenlijken : - kan de DirCo zich de nodige documentatie laten bezorgen door de evenementenbeheerder; - kan hij een technisch advies vragen aan DAO; - maakt hij een vergelijking met gelijkaardige vorige gebeurtenissen.

In geval van meningsverschil tussen de DirCo en de evenementenbeheerder wordt op initiatief van de DirCo een overleg gestart om een consensus te bereiken inzake de in te zetten middelen.

Indien geen akkoord tot stand komt tussen de DirCo en de evenementenbeheerder aangaande de in te zetten middelen, blijven er drie mogelijkheden : a) De Burgemeester vraagt aan de DirCo om in te staan voor de operationele leiding van de ordedienst met de middelen die deze heeft vastgesteld.De vragende zone blijft natuurlijk gehouden haar eigen effectieven in te zetten in de mate zoals die initieel vastgelegd werd. b) De Burgemeester gelast de Korpschef met de leiding van de operatie met de door de DirCo vastgestelde middelen;c) De Burgemeester is het niet eens met de door de DirCo geplande middelen.In dit geval wordt de kwestie voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, die beslist.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan het opvorderingsrecht van de verschillende overheden. 5.2.2. Opvolging van de laterale steunakkoorden Om rekening te kunnen houden met de reële operationele situatie van de politiezones bij de inzet van de gehypothekeerde capaciteit, moet de DirCo over de nodige informatie beschikken.

Daartoe delen de politiezones aan de DirCo mede of er protocolakkoorden bestaan die de beschikbare operationele capaciteit kunnen beïnvloeden en de evenementen waarvoor deze protocollen van toepassing zijn.

Zonder zich te mengen in de door de politiezones besliste wijze van compensatie, staat de DirCo in voor de opvolging van de inzet in de vorm van een arrondissementssolidariteit en stelt deze ter beschikking van de zones. 5.3. Rol van de Algemene Inspectie De Algemene Inspectie van de lokale en federale politie (AIG) wordt tot nader order belast met het regelmatig verslag uitbrengen over het inzetten van de gehypothekeerde capaciteit en over de wijze waarop onderhavige richtlijn wordt toegepast, zowel naar de letter als naar de geest. De analyse van de AIG heeft in het bijzonder betrekking op : - De overeenstemming tussen de ingezette capaciteit en de evaluatie van de dreiging. - De motieven van de zones die opperen dat ze onmogelijk versterking kunnen leveren. - De inzet voor een afgesproken dag van de volledige capaciteit van de federale reserves, Interventiekorps inbegrepen, rekening houdend met haar principes inzake engagement. 6. Bijzondere gevallen 6.1. Voetbal Uitgaande van een « natuurlijke » solidariteit tussen de zones die te kampen hebben met het fenomeen « hooliganisme », wordt beslist voor de voetbalwedstrijden met uitzondering van de internationale en vriendschappelijke wedstrijden, dat een verplichte solidariteitsnorm eveneens gehanteerd wordt voor de politiezone van de bezoekende club.

Deze norm schommelt naar gelang van het risico van de supportersverplaatsingen. Daarom wordt vóór elk seizoen, na een evaluatie van het afgelopen seizoen met betrokken zones, een risico-analyse voor verplaatsing uitgewerkt door de Voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken, alsook door de Cel Foot van DAO. Deze risicoanalyse kan worden aangepast na de eerste helft van het lopende speelseizoen en houdt minstens rekening met volgende elementen : - het aantal supporters dat gemiddeld op verplaatsing meegaat; - het aantal risicosupporters dat gemiddeld op verplaatsing meegaat; - het aantal voorgevallen incidenten over de laatste twee seizoenen inzake slagen en verwondingen, vandalisme en inbreuken, misdrijven of pogingen tot confrontatie in groep; - het verbaliseringsbeleid (staat niet gelijk met het aantal opgestelde PV's), zijnde de inspanningen die worden geleverd inzake bewijsgaring en de daadwerkelijke aanpak van de risicosupporters.

Deze analyse doet geen afbreuk aan de noodzaak van een punctuele beoordeling die aan elke afzonderlijke wedstrijd moet voorafgaan.

De voetbalploegen worden in DRIE risicocategorieën ingedeeld. Deze stemmen overeen met drie niveaus van verplicht engagement door de betrokken politiezones, te weten : - Voor categorie C : verplichte levering in de vorm van kwalitatieve steun, spotters en 3 % van het beschikbaar effectief van de zone; eventuele levering in de vorm van bijkomende gehypothekeerde capaciteit van maximum 4 % van het beschikbaar effectief van de zone; - Voor categorie B : verplichte levering in de vorm van kwalitatieve steun, spotters en 2 % van het beschikbaar effectief van de zone; eventuele levering in de vorm van bijkomende gehypothekeerde capaciteit van maximum 5 % van het beschikbaar effectief van de zone; - Voor categorie A : verplichte levering in de vorm van spotters, minimum levering in de vorm van gehypothekeerde capaciteit, van 2 % van het beschikbaar effectief van de zone en bijkomende levering steeds in de vorm van eventuele gehypothekeerde capaciteit van maximum 5 % van het beschikbaar effectief van de zone;

Politiezones met een club uit eerste klasse die niet in de drie bovenstaande categorieën zijn opgenomen, zijn wel gebonden tot de verplichte levering van de spotters.

Al deze vormen van steun (spotters, kwalitatieve steun, bijkomende HyCap) worden aangerekend op de kredietlijn van de leveranciers.

Kwalitatieve steun bestaat uit het begeleiden en omkaderen van de eigen supporters, en dit op weg naar de speelstad, tijdens de wedstrijd en op de reisroute terug. Deze begeleiding en omkadering behelst een proactieve, preventieve aanpak, waarbij communicatie en interactie met de supporters voorop staat. Deze schikkingen moeten duidelijk in het operatieorder naar voren komen. Het kunnen aanspreken van de supporters in de eigen taal en het opheffen van de anonimiteit betreffen twee bijkomende voordelen. Het herstellen van de openbare orde vormt geen primaire taak die valt onder kwalitatieve steun. De bedoelde kwalitatieve steun is bedoeld als ondersteuning van de spotters, die zich dienen te richten op hun doelgroep (bezoekende supporters, waarvan voornamelijk de risicosupporters). De kwalitatieve steun richt zich op de brede onderlaag van supporters. Dit houdt in dat diegenen die de kwalitatieve steun leveren, dit bij voorkeur niet doen in openbare ordekledij.

De kwalitatieve steun dient door de politiezone van de bezoekende ploeg enkel te worden geleverd indien deze wordt gevraagd door de politiezone van de thuisspelende ploeg. De eindbeslissing om een dergelijke kwalitatieve steun aan te vragen berust bij de verantwoordelijke die de operationele leiding heeft, in functie van zijn tactische beoordeling. De kwalitatieve steun wordt in het kader van de voorbereiding van de gebeurtenis onderhandeld tussen de begunstigde en de leverancier, die beter zijn eigen supporters kent die hij zal moeten omkaderen. De debriefings van de voorbije wedstrijden en een gezamenlijke risicoanalyse zijn hier van groot belang.

De kwalitatieve steun moet geïntegreerd zijn in de jaarlijkse overeenkomsten die voorzien zijn in de ministeriële omzendbrief OOP38.

De kwalitatieve steun van toepassing voor de ordediensten ter gelegenheid van voetbalwedstrijden wordt vóór de arrondissementele solidariteit ingezet.

De verplichte steun wordt geleverd ongeacht de af te leggen afstand.

Het klassement van de clubs per categorie is weergegeven in bijlage C. 6.2. Inzet binnen de 24 uur In afwijking van het algemeen principe van een waarschuwing van 24 uur, kan mits uitdrukkelijke machtiging van de Minister of van zijn afgevaardigde en wanneer het interventiekorps reeds volledig is ingezet, toegestaan worden dat de beschikbare, opgeleide en uitgeruste capaciteit van sommige politiekorpsen onmiddellijk wordt gemobiliseerd, daar waar dit niet geplande engagement noodzakelijk lijkt om de fysieke integriteit van personen te vrijwaren of om aanzienlijke materiële schade te vermijden. We denken hierbij aan elke politieopdracht in een uitzonderlijke situatie die gelijk te stellen is met een crisisbeheer. De door deze maatregel beoogde politiekorpsen zijn in de eerste plaats de politiekorpsen die voor eigen behoefte samenwerken met permanente interventie-eenheden. De aan een andere politiezone via deze weg geleverde steun wordt integraal als gehypothekeerde capaciteit aangerekend. Deze bepalingen houden rekening met de evenementen en de opdrachten die eigen zijn aan de zone.

Deze aanrekening wordt ambtshalve toegestaan indien protocolakkoorden deze laterale steun regelen. 7. Diverse aspecten 7.1. Opleiding Om het hoofd te kunnen bieden aan haar solidariteitsverplichtingen, moet elke zone, in de continuïteit van de basisopleiding, haar personeel waarop ze een beroep moet kunnen doen voor haar opdrachten van openbare ordehandhaving, jaarlijks een trainingsprogramma van twee dagen laten volgen, zoals in bijlage D beschreven.

De procedures en tactieken van deze trainingen moeten een harmonieuze integratie toelaten van verschillende politiediensten wanneer zij ingezet worden in éénzelfde operatie onder éénzelfde leiding.

De organisatie van deze opleidingen wordt aan de DirCo toevertrouwd, in overleg met de korpschefs, de politiescholen en de opleidingscentra.

Om het beschikbaarheidsniveau te kunnen naleven, wordt aanbevolen om minstens 2,8 maal het aantal te verstrekken personeelsleden op te leiden (beschikbaarheidsniveau).

De opleidingen en bijscholingen worden aangerekend op de prestatielijn naar rato van de goedgekeurde normen en met een maximum van 2.8 maal het beschikbaarheidsniveau. Ze worden georganiseerd, bij voorkeur op provinciaal niveau om over een voldoende capaciteit te beschikken om de simulatie toe te laten van een zo groot mogelijk aantal tactische evoluties, in samenwerking met de DirCo's, de politiezones, de opleidingscentra en de politiescholen aan de hand van het door het FOD Binnenlandse Zaken goedgekeurde programma. 7.2. Materieel en uitrusting Het ter versterking van een zone geleverde personeel moet over de individuele en/of collectieve uitrusting beschikken die de opdracht vereist. Deze wordt hem door zijn politiezone geleverd. De chefs moeten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van de fysieke integriteit van het personeel, in overeenstemming met de graad van dreiging op elk evenement. Deze dreiging zal bij de aanvraag gepreciseerd worden.

Het vervoer van het ter versterking gestuurde personeel is ten laste van de politiezone die de versterking levert ongeacht een specifiek akkoord met de versterkte politiezone.

Om de compatibiliteit van de radiomiddelen te verzekeren, levert de Federale Politie het voertuig van de pelotoncommando's. 7.3. Aansprakelijkheid voor schade In het geval personeelsleden of goederen van de lokale politie die steun levert in toepassing van deze richtlijn, schade oplopen (bv. schade aan een politievoertuig), zal deze schade worden vergoed door de politiezone die de steun ontvangt. Deze laatste kan daarvoor geen verhaal nemen op de Staat, tenzij de opdracht waarvoor de steun werd ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken uitdrukkelijk in een dwingende richtlijn aan de zone was toegewezen als zijnde een bestuurlijke opdracht van federale aard (bijvoorbeeld de beveiliging van ambassades of van andere instellingen in toepassing van artikel 62, 5° WGP).

Wanneer het supralokaal politieoptreden schade aanricht aan derden, is artikel 47 WPA van toepassing. 7.4. Budgettaire weerslag Overeenkomstig de principes van artikel 41 van de WGP zal het ontwerp van financieringswet van de politiezones bepalen dat het gedeelte van de federale dotatie betreffende het vervullen van opdrachten van federale aard verminderd zal worden wanneer blijkt dat de zone haar verplichtingen inzake levering van gehypothekeerde capaciteit niet is nagekomen. De in aanmerking genomen bedragen zullen gestort worden aan het federaal solidariteitsfonds of aan de zone die meer capaciteit hebben geleverd dan oorspronkelijk was voorzien. 8. Opheffingsbepalingen Deze omzendbrief vervangt de versie van 02-08-2005 (BS van 17-08-2005). De bijlagen C en D van de versie van 2 augustus 2005 blijven van toepassing.

De tabel van bijlage B (prestatielijn HYCAP 2007) werd reeds gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 mei 2007.

P. DEWAEL Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken

Bijlage A bij de MFO 2 1. Berekening van het beschikbaarheidsniveau Het beschikbaarheidsniveau wordt berekend op grond van de daadwerkelijk aanwezige effectieven in de politiezones, alle graden door elkaar, met inbegrip van de agenten van politie en het federaal operationeel personeel dat via detachering wordt ter beschikking gesteld (beschikbaar effectief). Vervolgens worden de personeelsleden die ter beschikking werden gesteld door het interventiekorps er bijgevoegd.

Het overige personeel ten aanzien van de minimale norm zal in de berekeningen niet worden in aanmerking genomen.

Deze effectieven worden vastgesteld door de directie operaties en informatie inzake bestuurlijke politie (DGA/DAO) op grond van de verstrekte gegevens : - Voor het eigen personeel van de politiezones, door de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie op grond van de gegevens gebruikt voor de betaling van de bezoldigingen - Voor het in de politiezones gedetacheerde personeel, door de algemene directie van de bestuurlijke politie Het beschikbaarheidsniveau stemt overeen met 7 % van deze effectieven van de politiezones, ingedeeld volgens de tabel in bijlage B. De respectievelijke vereisten worden jaarlijks herzien. DGA/DAO zal zelf de bijwerkingen van bijlage B aan de minister van Binnenlandse Zaken laten geworden. 2. Berekening van de prestatielijn De prestatielijn wordt jaarlijks berekend op grond van dezelfde effectieven als die welke in aanmerking worden genomen voor de berekeningen van het beschikbaarheidsniveau, met inbegrip van de personeelsleden die ter beschikking werden gesteld door het interventiekorps. Ze stemt overeen met 1,2 % van de theoretische jaarlijkse prestatie van het beschikbaar effectief van de politiezones (1520 prestatie-uren per persoon), terwijl het aldus bekomen bedrag (reëel effectief x 1520 x 0,012) gecorrigeerd wordt (op grond van de dubbele aanrekening van de weekenduren) door een vermenigvuldiging met 1,5 (gelet op het feit dat 50 % van de uren tijdens het weekend gepresteerd wordt).

Een hondenploeg telt voor twee prestatie-eenheden.

Voor een politiezone waarvan het reëel effectief 124 politiemensen bedraagt, bekomt men de prestatielijn via de volgende berekening : (124 x 1520 x 0,012) x 1,5, of 3393 prestatie-eenheden.

^